Monthly Archives: November 2015

Geruchten van oorlogen

 

Ik heb de afgelopen maanden maar betrekkelijk weinig gelezen. Het was een drukke tijd met allerlei evenementen waaraan ik actief deelnam en die me vaak heel veel voorbereiding kostten. Daarnaast waren er een aantal schrijf- en vertaalprojecten die de nodige tijd vergden. Maar recentelijk kwamen er toch twee opmerkelijke boeken op mijn pad.

Toen ik eerder deze maand een weekje in Boedapest was had ik geen ‘licht’ leesvoer bij me om ’s avond even te kunnen relaxen. Gelukkig ontdekte ik een winkelcentrum op circa een kilometer afstand van mijn hotel. Naast de obligate Blokker-achtige winkels en een gigantische Tesco-supermarkt was er zowaar een boekwinkel en tot mijn verrassing vond ik er een paar plankjes met Engelse paperbacks. Kennelijk zijn er veel Gresham fans in Hongarije, want zijn boeken waren heel prominent aanwezig. Op goed geluk (want de tekst op de achterkant was nogal summier) kocht ik een dikke paperback van de mij onbekende schrijver Tom Rob Smith, getiteld Child 44.

De aankoop bleek een schot in de roos: het boek is spannend, maar ook aangrijpend. Het speelt in het Rusland van de Stalin-tijd. Het beeld van die periode van terreur door de staat, van de oppermachtige geheime diensten en van de verschrikkingen van de Gulag wordt zo goed geschilderd dat het me dagenlang niet losliet. Leo, de hoofdpersoon, is een lid van een van de geheime diensten die zijn aandeel levert in de rucksichtlose arrestaties en martelingen van mannen en vrouwen die meestal volkomen onterecht van staatsvijandigheid worden beschuldigd.  Alles gaat goed met hem, totdat hijzelf in ongenade valt als hij weigert een serie moorden op jonge kinderen ‘op te lossen’ op een manier die zijn superieuren van hem verwachten. Hij wordt dan zelf een opgejaagde voortvluchtige, maar hij weet de moorden op 44 kinderen uiteindelijk op te lossen . . . .

Daarnaast was er een heel ander boek dat me enorm fascineerde, namelijk een geschiedenis van de Wadden door Mathijs Deen. Volgens een recensent van NRC Handelsblad is het boek ‘boeiend en meeslepend,’ en daarmee is geen woord te veel gezegd.  Het is een van die boeken die je, al lezend, doen beseffen hoe weinig je van een deel van je eigen vaderland weet. Ik kan het rijtje Waddeneilanden natuurlijk wel opdreunen: Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog, met eventueel ook het onbewoonde Rottum. Maar ik wist tot een paar dagen geleden nauwelijks iets van hoe het gebied is ontstaan en hoe het is geworden tot wat het nu is. Tot mijn grote verbazing las ik bijvoorbeeld dat Terschelling ooit een tijdje een zelfstandig ‘land’ is geweest. En zo kwam ik heel wat dingen tegen die volstrekt ‘nieuw’ voor me waren.

In het vredige Waddengebied dat nu zo in trek is bij toeristen is het niet altijd zo vreedzaam toegegaan. In 1231 verklaarden twee Friese kustplaatsen—Eenrum en Uithuizen—elkaar de oorlog, omdat beide plaatsen aanspraak maakten op een niet nader genoemd eiland in de Wadden.  Die strijd escaleerde op een gegeven moment, toen de Drenthenaren de kant kozen van de Uithuizers en de Groningers de kant van de Eenrummers. Toen na geruime tijd weer vrede werd gesloten waren er inmiddels wel enkele honderden doden te betreuren.

Bij het lezen van het eerste boek gingen mijn gedachten ongemerkt naar de strijd tegen de terreur van IS. Het soort gewetenloos geweld dat door de IS wordt gepleegd is helaas niet uniek. De Holocaust, het bewind van Stalin en de moordpartijen van de Rode Kmer zijn bijvoorbeeld zo recent gebeurd dat ze nog in ons collectieve geheugen gegrift staan. Helaas is de trieste werkelijkheid dat ook het uitroeien van IS geen garantie is dat zoiets vreschrikkelijks nooit meer kan gebeuren.

Het tweede boek deed me denken aan de ‘vergeten’ oorlogen. De oorlog tussen de Uithuizers en de Eenrummers is verdwenen uit ons nationale geheugen. Momenteel is onze nationale en internationale aandacht zo in beslag genomen door IS dat we ook geneigd zijn veel oorlogen en conflicten die nu overal ter wereld plaatsvinden te ‘vergeten’. En dat is triest, want op veel plaatsen kan daardoor zinloos geweld doorgaan zonder dat de wereld iets onderneemt.

De komende weken zit er wat meer rek in mijn programma. Het wordt tijd om weer eens een serieus theologisch boek op te pakken, maar ook om iets vrolijks te kiezen voor een stukje echte ontspanning, zonder voortdurend te moeten denken aan de ‘geruchten van oorlogen’! Maar in mijn achterhoofd blijft er een echo van de woorden die we in de Bijbel vinden dat er altijd–zo lang deze wereld blijft bestaan–’geruchten van oorlogen’ zullen zijn!

 

Terrorisme

 

Net als de leiders van een aantal andere landen in Europa en daarbuiten heeft premier Mark Rutte zijn volk verteld dat we nu in oorlog zijn met IS.  Weliswaar is er geen formele, juridische oorlogsverklaring, maar zijn uitspraak geeft wel aan dat IS een grens heeft overschreden die om een internationale respons vraagt, waarbij ook Nederland een grotere rol zal moeten spelen dan het fourneren van een paar F-16’s.

Wat er gaande is—en vooral wat er de laatste week in Frankrijk gebeurde—roept massa’s vragen op. Hoe kan IS worden aangepakt? Moet de oplossing voornamelijk komen van een militaire aanpak, met alle mogelijke gevolgen van onvoorziene escalaties? Wat zal IS verder ondernemen? Zal ook Nederland het doelwit worden? Bestaat de kans dat er chemische wapens zullen worden gebruikt?

De veiligheidsdiensten werken overtime om te ontdekken wat zoal beraamd wordt, en door wie. Maar iedereen weet dat absolute veiligheid nooit kan worden gegarandeerd. Je kunt nu eenmaal niet elke openbare bijeenkomst, elke trein of bus, en alle ferry’s en cruiseschepen beveiligen. Zolang er mensen zijn die zichzelf voor een ideaal willen opblazen, zullen er ‘incidenten’ plaatsvinden.

Een klemmende vraag is ook of de recente gebeurtenissen een grote invloed zullen hebben op het vluchtelingenbeleid. Staan de muslims nu in een dusdanig negatief daglicht dat de bereidheid om asielzoekers op te nemen, onder druk van de publieke opinie, drastisch afneemt?  Is dit extra munitie voor de populistische politici die niets moeten hebben van de islam? Hoe zal dat de toekomstige politieke verhoudingen in Europa beïnvloeden? Enzovoort, enzovoort.

Maar er zijn ook andere vragen—vragen die je je als christen stelt. Meer specifiek: vragen die ik als adventistisch christen onder ogen moet zien. Ik ben geen volledige pacifist, maar heb veel moeite met militair geweld. Er zijn voorbeelden genoeg dat geweld alleen maar meer geweld oproept. Maar ik snap ook wel dat je iets moet doen als mensen gegijzeld en vervolgens onthoofd worden en als er lieden zijn die lukraak mensen in restaurants en concertzalen overhoop schieten.

Er rijzen ook theologische vragen, met name over eschatologie. Moeten adventisten er rekening mee houden dat hun traditionele eindtijd-scenario mogelijk herzien moet worden?  Is het katholicisme, bijgestaan door het ‘afvallig’ protestantisme, werkelijk de ‘vijand’ van de toekomst, of zou islam een groter gevaar zijn? Of doen we er beter aan de opties open te houden en niet te veel voorspellingen te doen?

Moeten we ons wellicht meer concentreren op het cultiveren van goede connecties met muslims in onze omgeving? Moeten we vooral laten zien dat we de ‘naasten’ zijn van alle mensen—ook van de mensen die onze azc’s zijn komen bevolken? Moeten we ons niet vooral inzetten voor het bevorderen van tolerantie voor mensen met een andere afkomst en religie, en het creëren en verspreiden van stereotypische ideeën tegengaan?  Zouden organisaties als ADRA misschien extra aandacht moeten geven aan een aantal muslim landen om daar de sociale omstandigheden te verbeteren, zodat radicale islamitische organisaties minder vat hebben op de bevolking? Zouden plaatselijke christelijke (ook adventistische) geloofsgemeenschappen (meer) sociale en educatieve projecten kunnen opzetten voor mensen die naar Europa zijn gekomen?

De ontwikkelingen in de wereld zijn complex, onoverzichtelijk en onvoorspelbaar. Maar hoe dan ook, zij vragen om een christelijke reactie—individueel en collectief. Als we echter alle vragen hebben gesteld en als alles is gezegd, moeten we eraan toevoegen dat, ondanks alles wat gebeurt, God de touwtjes in handen heeft.

Hongaarse moed

 

In de landen waar de kerken zich lange tijd onder een communistisch regime moesten handhaven ontstonden dikwijls problemen. Soms eiste de staat dingen die haaks stonden op wat christenen in die landen geloofden en wilden praktiseren. Soms moesten allerlei dingen in het geheim gebeuren. Soms besloten kerkleiders dat er, in belang van de toekomst van hun kerk, compromissen nodig waren. Dat was ook het geval in de Adventkerk in Midden- en Oost-Europa.

In Hongarije verweet een groep adventisten de officiële kerk dat men te ver ging in bepaalde compromissen. Veertig jaar geleden leidde dat tot een uittocht van een grote groep leden, onder leiding van een van de prominente predikanten, Oscar Egervari. Na verloop van tijd organiseerde deze groep zich als een zelfstandige geloofsgemeenschap die zich de Christian Adventist Community (KERAK) noemde. De nieuwe kerk stelde predikanten aan, verwierf een aantal kerkgebouwen en stichtte een eigen opleidingsschool voor hun predikanten.

In de veertig jaar die sindsdien zijn verstreken is veel gehoopt, gebeden en gepraat over een heling van het noodlottige schisma dat de twee groepen adventisten verdeeld hield en vooral ook diepe wonden had geslagen in lokale gemeenten en families. In de laatste jaren zijn heel wat ‘Egervari-leden’ teruggekeerd of overgestapt (velen waren nooit lid van de officiële kerk), waaronder een aantal predikanten. Recent is dat proces in een stroomversnelling geraakt. Zo’n zevenhonderd leden hebben besloten zich nu bij de Adventkerk aan te sluiten. Daarbij zijn niet minder dan zestien predikanten.

Met een aantal van hun nieuwe collega’s zaten deze zestien predikanten de afgelopen week onder mijn gehoor in een vergaderzaaltje van het uniekantoor/seminarie van de Hongaarse Adventkerk, in Pecel, even buiten de stadsgrenzen van Boedapest. Er is een proces gestart waarbij deze KERAK predikanten in dienst komen van de Hongaarse Unie van Zevende-dags Adventisten. In dat kader heeft het seminarie de opdracht gekregen om de nieuwe collega’s een soort bijscholing te geven die hen bij hun ‘transfer’ kan helpen. Ik was gevraagd om een seminar te komen geven over adventistische ecclesiologie, d.w.z. de bijbelse visie op de kerk en allerlei theologische en praktische problemen die daarmee samenhangen.

Nu, aan het einde van de week, ben ik moe en voldaan. Volle dagen staan en aan één stuk door praten eist zijn fysieke tol. Maar iets te mogen bijdragen aan de integratie van een groep predikanten schenkt veel voldoening. Maar misschien overheerst toch wel het gevoel van bewondering voor de moed van deze mensen om zo radicaal de geestelijke bakens te verzetten en voor de moed van het Hongaarse uniebestuur om deze collega’s een plek te geven in de kerk.

De Adventkerk in Hongarije is niet groot.  Een plotselinge influx van zo’n zeven honderd leden en een naar verhouding grote groep predikanten is een avontuur dat om moed vraagt. Deze mensen zijn adventisten, maar ze hebben hun leven lang geleefd en geloofd in een andere kerkelijke cultuur, met oordelen en vooroordelen en vaak met kritiek op de ‘reguliere’ Adventkerk. In theologisch opzicht leggen ze ongetwijfeld hier en daar andere accenten. Wat dat op korte en langere termijn voor de kerk betekent is moeilijk te voorspellen, maar dat er spanningen zullen ontstaan in lokale gemeenten is niet onwaarschijnlijk.

De predikanten die overstappen van de KERAK naar de Adventkerk moeten ook beschikken over een flinke dosis moed. Zij laten collega’s achter. Sommige van de leden in hun vorige gemeenten zijn vast en zeker teleurgesteld omdat ze zijn vertrokken. Het grijpt diep in in hun sociale leven. En het kan niet anders of ze voelen een flink stuk onzekerheid over hun toekomst. Hoe zal hun rol zijn in de kerk waarin ze nu zullen leven en werken?

Ik bewonder de moed van de Hongaarse Adventkerk om de uitdagingen aan te gaan en de moed van de mensen die hun nieuwe geestelijke huis zijn binnengestapt—in het bijzonder de predikanten.

[PS: Ik hoop dat iemand in Hongarije na verloop van tijd het proces dat nu gaande is in detail zal beschrijven (misschien zit er zelfs wel een dissertatie in voor een Doctor of Ministry graad?).  Het zou een belangrijke inspiratiebron kunnen zijn in andere gevallen waarin er een min of meer massale instroom is van nieuwe leden die een andere cultuur met zich meebrengen. Hoe dan ook, voorlopig heeft de Hongaarse kerk vooral onze voorbede nodig.  God geve dat alle moed rijkelijk wordt beloond.

 

Kerk en wereld

 

Het is al weer enige tijd geleden dat ik het proefschrift van dr. Edward ‘t Slot (toen PKN predikant in Zwolle) vertaalde naar het Engels. Zojuist verscheen het bij de gerenommeerde wetenschappelijke uitgever Mohr Siebeck in Tübingen, met de titel: ‘Negativism of Revelation’. Het gaat over een nogal ingewikkelde discussie tussen Karl Barth and Dietrich Bonhoeffer. Met het stevige prijskaartje van ongeveer 70 euro geef ik het boek weinig kans om een bestseller te worden.  Maar ik verwacht een dezer dagen een gratis exemplaar in de bus te krijgen.

Deze afgelopen week ontmoette ik dr. ‘t Slot weer eens, maar nu in een andere setting. Inmiddels is hij hoogleraar geworden aan de Theologische Universiteit in Amsterdam en sinds deze week ook (voor een dag per week) aan de Rijks Universiteit Groningen. Hij hield er afgelopen dinsdag zijn zgn. oratie, waarmee het begin wordt gemarkeerd van zijn positie als buitengewoon hoogleraar in Groningen. Officieel moet ik daarbij vermelden dat hij hoogleraar is vanwege de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk in Nederland (een oude vereniging van behoudende prostestanten, voorheen Nederlands-Hervormden, die ook de kosten van zijn ‘leerstoel’ voor haar rekening neemt.  De leeropdracht van dr. ‘t Slot is: Theologie en kerk in de eenentwintigste eeuw.

Ik geniet altijd weer van oude academische tradities: de statige, historische aula van de universiteit, het cortège van de in toga’s gehulde hoogleraren die de nieuwe geleerde collega escorteren en de wat buitenaardse atmosfeer waarin de toehoorders eerbiedig luisteren naar de laudatie (een paar vriendelijke woorden om de spreker in te leiden) en de oratie (de toespraak van de nieuwe professor). Overigens denk ik dat maar een klein deel van de toehoorders (die voor een groot deel zichtbaar uit de behoudende hoek van het Nederlands protestantisme afkomstig waren) begreep waarover het betoog van ’t Slot precies ging (Titel: Het zevende ‘maar’—het filosofisch gesprek tussen academie en kerk).

Ik was ruim van te voren in de omgeving van het academiegebouw en besloot eventjes het nieuwe Starbucks-restaurant op de begane grond van de universiteitsbibliotheek binnen te lopen. Het gebouw ligt recht tegenover het academiegebouw waar ik naar prof. ’t Slot zou gaan luisteren. Het was er gezellig druk, groepjes studenten druk met elkaar in gesprek, mensen met een boek of een laptop en hun favoriete drank.

Een groter verschil tussen de open, ‘wereldse’ sfeer van Starbuckss en (nauwelijks 200 meter daarvandaan) de haast heilige sfeer in de universiteitsaula laat zich nauwelijks denken. Als ik zocht naar een illustratie om de afstand tussen wereld en kerk te beschrijven, dan was dit het wel. Hier stapte ik binnen enkele seconden van de ene wereld de andere binnen. Onmiddellijk rijst dan bij mij de vraag: Hoe kunnen die twee werelden ooit zinvol met elkaar in gesprek komen?

De nieuwe professor moet zich gaan bezighouden met het onderwerp van theologie en kerk in de 21e eeuw.  Ik weet niet hoe hij dat gaat doen. Zijn achtergrond als predikant in een ‘gewone’ gemeente zal hem daarbij kunnen helpen. Ik zal in de toekomst met extra belangstelling kijken naar publicaties die van zijn hand gaan verschijnen. Ik ben benieuwd. Kan hij een bijdrage leveren om theologie en kerk tot een levende realiteit te maken in onze 21e eeuw? Zal hij vaak genoeg uit zijn nieuwe academische wereldje in de faculteit der godgeleerdheid kunnen losbreken om te ontdekken wat er in de ‘echte’ wereld te koop is? In elk geval doet hij er, denk ik, goed aan, steeds even bij Starbucks binnen te wippen en iets van die sfeer mee te nemen naar zijn werkkamer of collegezaal.

Het middagje Groningen herinnerde mij er ook persoonlijk aan hoe ik ook vaak opgesloten zit in mijn eigen kerkelijke wereldje zonder veel contact met de ‘echte’ wereld om me heen. Als volgeling van Christus loop ook ik het gevaar vooral met mijzelf in gesprek te zijn en met mensen die ongeveer denken zoals ik denk, terwijl de opdracht van de Heer toch is om juist het gesprek aan te gaan met de mensen die hem nog niet kennen en heel anders denken. Dat het een enorme uitdaging blijft is een giganische understatement!