Monthly Archives: Maart 2015

Liberaal?

 

Eens in de twee jaar is er een bijeenkomst van theologiedocenten van de Europese adventistische onderwijsinstelling die een theologische afdeling hebben: Friedensau Universiteit in Duitsland,  Collonges (Campus Adventiste sous-Salève),in Frankrijk,  het Newbold College for Higher Education in Engeland, het Zaotsky Instituut in Rusland en een tiental colleges met een beperkter theologische aanbod. Dit jaar werd deze studiebijeenkomst in Engeland gehouden en werden de faciliteiten van Newbold College daarvoor gebruikt. Ik ben de afgelopen tien jaar steeds uitgenodigd, omdat mijn theologische belangstelling bekend is en ik ook van tijd tot tijd hier en daar een zgn. ‘intensieve cursus’ van enkele dagen of weken geef. Er wordt dan wel van me verwacht dat ik bij een conferentie als deze niet alleen een toehoorder ben maar ook een presentatie geef. Dat heb ik dit jaar ook weer met veel genoegen gedaan.

Het thema voor de bijeenkomst was Revival and Reformation. Allerlei facetten werden onder de loep genomen (hoewel sommige sprekers zich niet erg nauwkeurig aan het opgegeven onderwerp hielden). Ik was gistermiddag de laatste spreker met het onderwerp: Revival and Reformation: A current Adventist initiative in a broader historical context.

Wanneer zo’n 65 adventistische theologen uit 15 verschillende landen bijeen zijn, blijkt al snel, bij de officiële presentaties en de daarop volgende discussies, maar vooral ook bij gesprekken bij de wandelgangen, hoe verschillend er over heel veel zaken wordt gedacht. Onwillekeurig deel je in gedachten de deelnemers in op de schaal van ‘orthodox-conservatief-rechts’ aan de ene kant tot liberaal-links aan de andere kant. Van de meesten heb je wel zo’n idee waar zij zich op die schaal ergens bevinden. Ik denk dat de meeste van mijn mede-congressisten mij waarschijnlijk ergens aan de liberale kant zullen plaatsen.

Ik vraag me soms wel eens af in welk theologisch hokje ik eigenlijk thuis hoor. Ben ik ergens in het veilige midden en kan ik dus moeilijk als conservatief of echt liberaal worden gezien? Of moet ik toch wel toegeven dat ik nogal liberaal ben? Dat is, denk ik, heel moeilijk te zeggen. Want het hangt er maar van af hoe je dat woord definieert. En ook waarmee je vergeleken wordt. Je kunt liberaal zijn in de ogen van conservatieve geloofsgenoten, maar tegelijkertijd (om maar een voorbeeld te noemen) nogal conservatief zijn in de ogen van een liberale remonstrantse of liberale doopsgezinde gelovige. Je kunt ook in sommige opzichten nogal liberaal zijn in je theologie, terwijl je tamelijk conservatief bent in je leefstijl. Of andersom.

In mijn koffer heb ik een boek dat ik inmiddels bijna uit heb. Het is geschreven door Douglas Ottati, een Amerikaanse theologie-professor Het heeft als titel Theology for Liberal Protestants (Eerdmans, 2013). Hij geeft aan dat liberale theologie zich baseert op de Bijbel en op de traditie die het bijbels geloof steeds op verschillende manieren heeft verwoord, maar ook rekening houdt met de ontwikkelingen in andere disciplines (zowel in de menswetenschappen als in de natuurwetenschappen) en haar geloof vervolgens wil vertalen op een wijze die ‘aankomt’ bij mensen van de eenentwintigste eeuw.  Dit is geen exact citaat, maar geeft, denk ik, goed weer wat Ottati zegt en wat de basis is voor zijn boek. In de afgelopen weken heb ik het boek bij stukjes en beetjes gelezen. Het schoot niet echt op, want ik was tamelijk druk bezig met heel veel dingen, maar daarom heb ik er niet minder van genoten. En als ik het liberale model van Otatti op mijzelf toepas, dan kan ik niet anders zeggen dan: Ja, ik wil een liberale protestant, cq. Adventist te zijn en blijven!

 

‘Building Safe Places’

 

Net als vorige week bracht ik weer een groot deel van de week in Duitsland door—dit keer in een ‘seminar-hotel’ in het dorpje Hassenroth, zo’n 50 kilometer van Frankfurt. Building Safe Places was het thema van de bijeenkomst die georganiseerd werd vanuit de Kinship organisatie. Deze organisatie biedt steun aan adventistische ‘anders-geaarden’ , die ook wel met ‘alfabet-mensen’ worden aangeduid: LGTBI -  Lesbiennes, Gays, Transseksuelen, Biseksuelen en Interseksuelen.  De uitnodiging voor het driedaagse seminar was gericht aan een aantal personen, in Duitsland, België en Nederland, die ‘allies-bondgenoten’ zijn van de Kinship-organisatie.  Het doel van deze think-tank achtige bijeenkomst was de laatste wetenschappelijke informatie  te delen over de thematiek van anders-geaard-zijn, en naar wegen te zoeken om de Adventgemeenten tot plekken te maken waar gays en lesbiennes en andere ‘anders-geaarden’ zich veilig kunnen voelen en volledig worden geaccepteerd.

Mijn eigen aandeel in het programma was beperkt tot een morgenwijding van preek-lengte, waarin ik inging op wat het betekent om God te dienen en lief te hebben met ons gehele verstand. Dat houdt in dat we vragen mogen/moeten blijven stellen en soms onze mening moeten herzien; en dat we ten allen tijde onze intellectuele integriteit moeten bewaren—wat de prijs ook mag zijn die we daarvoor moeten betalen.

Ik heb vooral meet veel interesse een tweetal lezingen van Dr. Arlene Taylor aangehoord, een hersenspecialiste uit de VS, die boeiende informatie gaf over de hardware van onze hersenen en aangaf welke bewijzen er zijn voor kleine verschillen in constructie tussen hetero’s en homo’s.  Een van de onderwerpen die ook aan bod kwam was de onmogelijkheid om homo’s te ‘genezen’. Als er al eens mensen zijn die van een homo-leefstijl overstappen naar een hetero-leefstijl, dan gaat het bijna zeker om mensen met een biseksuele geaardheid, die, populair gezegd, beide kanten op kunnen gaan.

Ook na deze bijeenkomst blijf ik nog met een aantal vragen zitten. Het grote onderliggende probleem is natuurlijk dat ik als hetero-man me geen enkele voorstelling kan maken van wat het betekent dat je je tot hetzelfde geslacht aangetrokken voelt. Maar ik heb toch vooral ook nog wel wat vragen over de bijbels/theologische kant van de zaak. Er zijn zgn. anti-homo teksten waarvan je kunt zeggen dat ze niet over monogame, duurzame same-sex relaties gaan, maar over misstanden die vaak met prostitutie te maken hadden of die, zoals in het geval van Sodom, met iets heel anders verband houden. Ik heb er wel al heel wat over gelezen, maar hoop dat er binnenkort eens een studieconferentie wordt belegd waar hetero-theologen en homo-theologen samen kunnen discussiëren over wat de Schrift nu precies wél en niet zegt—en hoe we met de conclusies anno 2015 dienen om te gaan

Maar wat ook de uitkomst van een dergelijk proces ook zou zijn, het staat als een paal boven water dat alle mensen met een ‘andere’ (d.w.z. niet-hetero) seksuele geaardheid welkom dienen te zijn in onze kerkgemeenschap en volop moeten kunnen deelnemen aan het kerkelijk leven. Building Safe Places blijft daarom een grote prioriteit. En het kleine beetje dat ik persoonlijk kan doen om dat te verwezenlijken zal ik graag blijven doen. (De datum voor de Building Safe Places conferentie in 2016 staat al in mijn agenda.)

Twee retourtjes Duitsland

 

Vorige week was ik in wat vroeger de DDR of Oost-Duitsland heette. Ik verbleef enkele dagen in een klein dorpje (Zwochau) een half uurtje rijden vanaf het Hauptbahnhof in Leipzig, waar ik—na een comfortabele treinreis van bijna zeven uur—door de secretaris van de Berliner-Mitteldeutsche conferentie van Adventkerken werd opgehaald.

Ik was uitgenodigd om een aantal presentaties te houden voor de circa 65 adventistische predikanten die in dit deel van Duitsland werkzaam zijn. Bijna allemaal waren ze ook uit dat deel van het nu verenigde Duitsland afkomstig. Maar als er al enig verschil in mentaliteit en gedachtengoed was in vergelijking met de predikanten in het Westen van het land, dan viel me dat niet op.

Ik stond voor een drietal onderdelen op het programma. In mijn eerste presentatie gaf ik een overzicht van de belangrijkste theologische en ethische issues die in de adventistische wereld volop ter discussie staan. Ik had een lijstje van zo’n 16 onderwerpen, gaf in het kort aan waar de discussies zich op concentreren, maar besteedde daarna vooral aandacht aan wat m.i. de vier onderliggende basisvragen zijn: (a) Wat is waarheid? Bestaat er zoiets als absolute waarheid? (b) Hermeneutiek: Hoe lezen we de Bijbel? (c) Gezag: wie vertelt ons wat we moeten geloven? En (d) Identiteit: wie kan gelden als een ‘echte’ adventist?

In de tweede presentatie ging ik in op de rol van leerstellingen. Waarvoor hebben we ze? Hoeveel hebben we er nodig? Hoeveel van de 28 Fundamentele geloofspunten moet je onderschrijven om te kunnen worden gedoopt? Om lid te zijn en te blijven? Ik besteedde vooral aandacht aan de vraag of alle geloofspunten even veel gewicht hebben en, zo niet, welke gradering je mag/kunt aanbrengen. Vooral deze lezing leverde uitgebreide discussie op, waarbij vooral voorbeelden uit de praktijk aan de orde kwamen.

En, ten slotte, werd in mijn derde lezing de schijnwerper gericht op de vraag hoe leerstellingen relevant kunnen zijn, of gemaakt kunnen worden.  Wat voor betekenis heeft het voor me dat ik bepaalde dingen geloof? Hoe kunnen we als predikanten een en ander zo vertalen dat het aansluit bij het leven van elke dag?  Ook dat was een bron van veel discussie.

Al met het was het een volle maar boeiende week. Ik was net op tijd terug om op vrijdag de begrafenis te kunnen bijwonen van Pierre van Vollenhoven. Pierre heeft in zijn arbeidzame leven diverse functie binnen de Nederlandse Adventkerk bekleed, o.a. die van uniepenningmeester. Ik heb gedurende een lange periode veel met hem te maken gehad en ik zou het heel spijtig hebben gevonden als ik niet bij zijn uitvaart had kunnen zijn.

Op sabbat had ik ‘vrij’. Ik had ervoor gezorgd dat ik die dag niet op het preekrooster zou staan. Ik kon in mijn thuisgemeente Harderwijk luisteren naar een geweldige preek van mijn collega en goede vriend uit België,  dr. Rudy van Moere. Het was inspirerend! Een fantastisch voorbeeld van een combinatie van kennis van de Schrift en pastorale bewogenheid.

En nu, op zondagmorgen, bereid ik mij voor op een verblijf van enkele dagen in een plaatsje ergens tussen Darmstadt en Frankfurt, waar ik de komende dagen zal meepraten en meedenken over het thema van homoseksualiteit, en vooral ook over de vraag hoe het topic bespreekbaar gemaakt kan worden in de Adventkerk.  Het is een jaarlijks treffen van enkele leiders van Kinship (de organisatie die de belangen van—vooral adventistische—mensen met een ‘andere’ seksuele geaardheid behartigt) met enkele tientallen personen die over een zekere invloed in de kerk in West-Europa beschikken en de Kinship-zaak een warm hart toedragen. Dat laatste is bij mij zeker het geval. Maar in hoeverre ik nog echte invloed heb wordt geleidelijk aan wat meer fraglich.

In elk geval zie ik de komende dagen ook weer met grote interesse tegemoet, in de hoop op de een of andere manier toch iets te kunnen bijdragen.

 

Wat gaan we zingen?

 

Als ik op zaterdagmorgen ergens moet preken word ik gewoonlijk ongeveer halverwege de week gebeld of gemaild met het verzoek informatie te sturen over mijn keuze van de schriftlezing en van de liederen. Soms wordt ook naar de titel of het thema van de overdenking gevraagd, en of ik bereid ben een kinderverhaal te vertellen. Aan dat laatste probeer ik zo veel mogelijk te ontkomen. Ik vind het erg lastig om een verhaal voor te bereiden als ik de kinderen niet ken en niet weet hoe oud ze ongeveer zijn. Ik heb me wat dat betreft vaak genoeg vergaloppeerd: ik zoek dan een verhaal dat geschikt is voor 6-8 jarigen en helaas blijkt de voorste rij bevolkt te worden door klein grut van 0-3 jaar!

Maar keuze van de liederen—dat is een andere kwestie. In steeds meer Nederlandse gemeenten is er sterke voorkeur voor populaire praise-songs en liederen uit de zogenaamde ‘blauwe bundel’. Afgezien van het feit dat ik de teksten van de veel praise liederen en van de  nummers uit de blauwe bundel niet erg kan waarderen, heb ik ook een heel persoonlijke reden om mijn voorkeur aan de ‘rode’ bundel—het Liedboek voor de Adventkerk te geven.

Toen die bundel nu zo’n dertig jaar geleden werd samengesteld had ik daar een belangrijk aandeel aan. Niet dat dit van meet af aan de bedoeling was, maar dit project leverde aanvankelijk zoveel geharrewar op dat de meeste beoogde medewerkers aan het project één voor één afhaakten. Een groot deel van het werk werd gedaan door Rob Schouten en mijzelf.  Rob is een dichter en schrijver die afkomstig is uit een adventistisch nest. In die jaren gaven zijn gedichtenbundels en andere activiteiten hem nog maar een bescheiden inkomen en wat aanvulling door aan het nieuwe liedboek van de Adventkerk te werken verschafte een welkome aanvulling. Nu heeft hij naam gekregen als literatuurcriticus en als vaste columnist van Dagblad Trouw.  Ik heb heel positieve herinneringen aan onze intensieve samenwerking.

Wie nieuwsgierig is naar de achtergronden van het Liedboek voor de Adventkerk, verwijs ik naar het woord vooraf (dat waarschijnlijk maar weinigen hebben gelezen).  Ik ben er nog steeds zeer aan gehecht. De meeste voldoening heb ik gevonden in het vertalen van een aantal mooie liederen van het Engels naar het Nederlands. Wie heel oplettend mijn liedkeuze volgt, zal ontdekken dat ik daar nog wel eens een lied van kies.

Mijn nauwe band met deze liedbundel maakt mij natuurlijk sterk bevooroordeeld. Maar ook los daarvan hoop ik dat het ‘klassieke’ lied niet al te zeer verdrongen wordt door de ‘blauwe’ meezingers en veelgehoorde geestelijke smartlappen. Misschien is het echter na dertig jaar wel weer eens tijd om aan een revisie of een nieuw liedboek te denken.

Of zou het geen een goede optie zijn om eens goed te kijken naar de nieuwste versie van het Liedboek van de Kerken van 2013.  Zou die bundel onze liedkeuze niet een nieuwe injectie kunnen geven?  Ik kan het van harte aanbevelen.

 

Verkiezingen

 

Over nog geen drie weken gaan we in Nederland weer eens naar de stembus. Dit keer gaat het om drie verschillende instanties.  Het gaat om de samenstelling van het provinciebestuur en indirect om de toekomstige samenstelling van de Eerste Kamer en daarnaast ook om de Waterschaps-verkiezingen. Ik ben op 18 maart niet in het land en zal dus per volmacht moeten stemmen.

Ik zal mijn stem uitbrengen, maar ik vind het dit keer erg ingewikkeld. Ik probeer steeds redelijk op de hoogte te blijven van wat er in mijn provincie Flevoland gebeurt, maar weet nog niet welke partij moet mijn stem zal krijgen. Ik heb op de website van de ‘Stemkiezer’ gekeken welke partij het beste bij mij past, gezien mijn standpunten over belangrijke zaken zoals de uitbreiding van luchthaven Lelystad, de voortgang van allerlei natuurprojecten en aspecten van de infrastructuur.  Daaruit blijkt dat ik het dichtste bij het CDA sta—hoewel ik niet bepaald enthousiast ben over hun standpunt wat de mega-stallen betreft.  Ik aarzel dus en overweeg toch maar meer naar de landelijke politiek te kijken en ook de gevolgen voor de Eerste Kamer en de bestuurbaarheid van het land te laten meespreken. [Of we een Eerste Kamer nodig hebben en of we ook de provincies niet zouden kunnen missen is weer een heel andere kwestie).

Maar dan de verkiezing van de bestuurders van de waterschappen! Het staat als een paal boven water (NAP) dat waterschappen heel belangrijk zijn.  Ik snap ook heel goed dat ik daar een paar honderd euro per jaar voor moet betalen. Zeker als je in het Flevo-polderland woont besef je dat er enorm veel komt kijken om onze voeten droog te houden, door het IJselmeer-water buiten de dijken te houden.  En je snapt dat er binnen de polders heel veel kleinere verschillen in de waterstand zijn en dat daar voortdurend op moet worden gelet. Bijna overal in het land zijn waterschappen actief en spelen zij een belangrijke rol. Door talrijke fusie is het aantal waterschappen sterk afgenomen; waren het er een eeuw geleden nog ongeveer 3000, tegenwoordig zijn het er 24.  Elk waterschap heeft een bestuur, dat wordt voorgezeten door een dijkgraaf.

Dat een waterschap een bestuur moet hebben, waarin verschillende categorieën belanghebbenden vertegenwoordigd zijn is logisch en dat er inspraak moet zijn bij de samenstelling van die besturen lijkt in 2015 ook nogal voor de hand te liggen. Maar hoe kan ik, als burger die helemaal niets afweet van de problemen waarmee waterschappen te maken hebben, een zinnig oordeel vellen over wie geschikt mag zijn voor een waterschaps-functie? Zegt de politieke kleur van een kandidaat erg veel over diens geschiktheid voor zo’n functie? Het lijkt mij dat er een andere manier moet zijn om de besturen van deze belangrijke publieke lichamen samen te stellen. Maar, goed, zolang het systeem is zoals het is, zal ik proberen er het beste van te maken en ik zal de komende dagen maar eens kijken of ik iets van de profielen van de kandidaten te weten kan komen.

Democratie en inspraak is een groot goed. Maar of dat altijd een vorm moet hebben waarbij iedereen mee kan stemmen om vervolgens af te gaan op wat ‘de stem van het volk’ is, lijkt mij fraglich. En dat is, dunkt mij,  op heel wat terreinen het geval. Studenten moeten invloed hebben in hoe hun universiteit wordt bestuurd, maar hun stem is niet even zwaar als die van andere categorieën. Als dat wel zo was zouden zij door het aantal van hun stemmen alles naar hun hand kunnen zetten. Inspraak voor werknemers moet deugdelijk geregeld zijn, maar niet alle bedrijfsstrategieën kunnen afhankelijk zijn van hoe een meerderheid van de werknemers erover denkt.

Ook binnen een kerkelijke organisatie is democratie van groot belang. En dat er met meerderheid van stemmen over bepaalde zaken wordt beslist is zeker prima. Maar of deze vorm van democratie (meest stemmen  gelden, ongeacht of men enig idee heeft van de reikwijdte van de issues) altijd de beste is als het gaat om geestelijke zaken, zoals de formulering van geloofspunten en het beoordelen van een bepaalde ontwikkeling (als bijv. de inzegening van vrouwelijke predikanten) lijkt me heel aanvechtbaar.  Ik geloof dat in elk geval  steeds ruimte en vooral ook tijd worden gelaten voor de Geest van God. Wellicht is het beter de tijd te nemen en af te wachten hoe bepaalde processen lopen dan om  een beslissing door middel van een meerderheid van stemmen te forceren!