Monthly Archives: Mei 2015

Wir leben autos

 

Het valt me de laatste tijd vaak op dat in reclame voor nieuwe auto’s nauwelijks melding wordt gemaakt van de technische eigenschappen van het voertuig: ruimte, comfort, snelheid, extra’s, enzovoort. Het gaat vaker over de prijs en het feit dat je extra veel krijgt voor je oude auto en bij aankoop slechts 50 procent contant behoeft te betalen—met de rest binnen drie jaar (rentevrij). Maar in heel veel gevallen blijft het beloofde genot van de nieuw automobiel veel vager. Dan wordt de suggestie gewekt dat deze bijzondere auto een extra dimensie toevoegt aan je leven. Je wordt er blijer door; je wordt er aantrekkelijker door (vooral voor leden van het andere geslacht). Kortom: je gaat pas echt leven als je je in dit vervoermiddel verplaatst.

Voor veel mensen valt hun levensverhaal inderdaad voor een flink deel samen met de auto’s die ze achtereenvolgens hebben bezeten. Ook voor mij waren auto’s nooit onbelangrijk en ik heb er een indrukwekkende reeks van gehad. Mijn eerste auto was een Pontiac Tempest die ik in 1965 in de Vereinigde Staten kocht tijdens mij studietijd. Hij kostte, naar ik mij herinner, 275 dollar (maar dat waren dan wel dollars die je tegen vier gulden kon inwisselen!). In Nederland kocht ik in 1967 mijn eerste auto bij een garage in Leeuwarden: een Renault Dauphine.  Ik moest er 2.000 gulden (het gehele aankoopbedrag) voor lenen bij een plaatselijke bank. Daarna waren er diverse andere Renaults, enkele Peugeots, Datsuns en Nissans, en ook een paar Volkswagens en zelfs een Lada (in Kameroen). De fijnste auto die ik ooit had was een luxe uitvoering van de Fiat Marea (met automatische versnelling en schuifdak), waarin ik in Engeland reed, maar die ik bij terug-verhuizing naar Nederland wel moest verkopen—omdat het stuur nu eenmaal aan de ‘verkeerde’ kant zat. En nu rijd ik al weer sinds geruime tijd in Citroens.  Af en toe denk ik wel eens dat het zo langzamerhand weer tijd wordt om naar een andere auto uit kijken, nu mijn C3 Picasso 156.000 kilometer op de teller heeft staan. Maar ik loop nog niet watertandend van dealer naar dealer en ben nog steeds niet bezig een paar goede argumenten te vinden om ook mijn vrouw ervan te overtuigen dat we moeten gaan auto-shoppen. Al met al: auto’s zijn wel belangrijk voor me, maar ze bepalen gelukkig niet de kwaliteit van mijn leven.

De afgelopen weken hebben de media bol gestaan van de perikelen rond de FIFA en de omstreden herverkiezing van de 79-jarige voetbalbobo, de heer Blatter. Het leek mij niet verstandig deze man te herkiezen, maar kennelijk dacht—om goede of vooral minder goede redenen—de meerderheid van de stemgerechtigden tijdens het FIFA-congres van vrijdag j.l. daar anders over. Het verbaasde mij wel hoe krampachtig deze man, ook na een voorzitterschap van 16 jaar, nog aan zijn functie wilde vasthouden. Ik kan me, nu ik zelf de grens van 70 jaar ben gepasseerd, wel iets beter voorstellen dat ook mensen op die leeftijd nog ambities hebben. Maar voor veel leidinggevenden is hun leven zo totaal verweven met hun ‘belangrijke’ taak, dat ze niet meer voldoende kunnen relativeren, en bang zijn dat hun leven zinloos wordt als ze hun baan en status verliezen. Dat gegeven speelt in elke organisatie—ook binnen een kerk. En ongetwijfeld zullen we hier ook weer voorbeelden van zien als de wereldwijde Adventkerk over enkele weken haar nieuwe bestuurders kiest voor de komende vijf jaar.

Voor te veel mensen (ook christenen) valt hun leven grotendeels samen met hun baan of bezit, of met andere dingen waar men moeilijk afscheid van kan nemen. Toch wordt van volgelingen van Jezus Christus een ander perspectief op het leven verwacht De apostel Paulus zei dat voor hem het leven samenviel met ‘in Christus’ zijn. Hij schreef in Filippenzen 2 over de manier waarop Christus ons voorbeeld is. Hij was bereid om afstand te doen van zijn status en dienstbaar te worden aan ons mensen.  Tijdens de colleges christologie, die ik in een grijs verleden volgde, maakte onze professor ons vooral opmerkzaam op de keuze van het specifieke Griekse werkwoord dat de apostel gebruikte: harpazomai.  Dat betekent: ergens koste wat het kost aan willen vasthouden. Christus was bereid om niet koste wat het kost aan zijn goddelijke voorrechten vast te houden. Hem volgen wil ten minste zeggen dat ook wij niet, koste wat het kost, aan materiële dingen en status willen vasthouden. Voor de meesten (met inbegrip van mijzelf) valt dat niet altijd mee. Het is een project dat je het beste kunt schetsen als ‘werk in uitvoering’. Maar het blijft wel iets wat ons leven moet bepalen!

 

 

Asielzoekerscentrum

 

In mijn woonplaats is nogal wat tumult ontstaan. Het gemeentebestuur heeft in principe besloten om toe te stemmen in de vestiging van een asielzoekerscentrum, waar in eerste instantie 900 personen kunnen worden ondergebracht. Maar dat aantal zou uiteindelijk 1500 kunnen worden. Veel inwoners maken zich grote zorgen. Kunnen we in een dorp van ruim 20.000 inwoners wel zo’n influx van vreemdelingen opvangen? Zijn de voorzieningen die we hebben daarop wel berekend? Gaat het geen overlast of zelfs criminaliteit opleveren?

Natuurlijk zijn sommige van de aangevinkte problemen reëel en de plaatselijke overheid zal het nodige moeten doen om alles in zo goed mogelijke banen te leiden. Maar toch ben ik blij dat Zeewolde heeft besloten een aandeel te leveren in het opvangen van vluchtelingen die naar Nederland zijn gekomen.

De meeste mensen vinden, vermoed ik, wel dat Nederland iets moet doen voor vluchtelingen. Maar velen vinden dat we al genoeg doen, of misschien zelfs al te veel. Daarmee ben ik het beslist niet eens. Nederland loopt bepaald niet voorop als het om het opnemen van vluchtelingen gaat en zeker niet als het gaat om de zorg (‘bed, bad en brood’) voor uitgeprocedeerde asielzoekers die vaak echt niet een-twee-drie naar hun land van herkomst terug kunnen gaan.

Duitsland neemt, naar verhouding, veel meer vluchtelingen op. En kijk eens naar Zweden. Dat land met zijn 9,5 miljoen inwoners heette vorig jaar niet minder dan 54.000 Syrische vluchtelingen welkom. Dit jaar verwacht men er zo’n 70.000. Nederland, met bijna twee keer zo veel inwoners, zag in 2014 ca. 24.000 asielzoekers over de grens komen. (En economisch doet Zweden het bepaald niet beter dan Nederland!). Ik schaam me toch wel een beetje voor Nederland. We willen toch altijd zo graag aan de wereld laten zien hoe goed we zijn en stellen er toch prijs op een zgn. ‘gidsland’ te zijn?!

Er zijn plaatsgenoten die begrijpen dat er meer asielzoekerscentra moet komen, maar die ertegen zijn dat er uitgerekend zo’n centrum in hun plaats komt. Dat is een bekend verschijnsel.  Een soortgelijke discussie werd in de afgelopen jaren gevoerd over de plannen tot forse uitbreiding van het vliegveld Lelystad (zo’n 25 km hiervandaan). Natuurlijk profiteren  Zeewoldenaren ook in grote aantallen van spotgoedkope vliegvakanties. Het is dus fijn dat er voldoende faciliteiten zijn, zolang er maar geen gevaar is dat er een aanvliegroute komt boven ons dorp.

Ik begrijp dat het vluchtelingenprobleem heel veel kanten heeft. Ik snap ook heel goed dat je de grenzen niet wagenwijd open kunt zetten voor iedereen die graag in een land wil wonen met molens en mooie tulpenvelden. En er is natuurlijk ook wel een verschil of mensen vluchten vanwege politieke of religieuze onderdrukking of migreren uit economische motieven. Maar wie wat in de wereld heeft rondgekeken en in de landen is geweest waar de meeste asielzoekers vandaan komen, snapt heel goed dat mensen aan hun bittere armoede willen ontsnappen. Ik heb genoeg in die landen gezien om mij wat dat betreft mild te stemmen jegens mensen die proberen elders een beter bestaan op te bouwen.

En, ten slotte: zorgen voor mensen in de marge (en dat woord is zeker ook van toepassing op het overgrote deel van de asielzoekers—is een cruciaal aspect van christen-zijn. Een aanzienlijk deel van de bevolking in Zeewolde noemt zich  ‘christen’. Ik hoop dat dit in de nabije toekomst ook zal blijken als de eerste asielzoekers arriveren.

 

Hemelvaartsdag

 

In Nederland is Hemelvaartsdag vooral geworden tot een dag voor de pretparken en de meubelboulevards met inbegrip van Ikea, en—bij mooi weer—voor een drankje op een terras. Wij (mijn vrouw, een logé en ikzelf) reden richting Gooi, maar moesten wel even zoeken naar een zonnig terras met een tafeltje dat vrij was. In de buurt van Eemnes vonden we echter langs de Eem een café-restaurant met een ruim dakterras en een prachtig uitzicht over de groene graslanden.  De koffie en het aardbeiengebak smaakten uitstekend.

Voor de meeste mensen is Hemelvaartsdag geen christelijke feestdag meer—het is gewoon een dag vrij en voor velen de opmaat naar een lang vrij-weekend. Waarom er veertig dagen na Pasen een feestdag is, ontgaat zo langzamerhand het grootste deel van onze geseculariseerde bevolking. Ik behoorde gisteren tot de kleine minderheid die toch nog wel even stilstond bij wat dit christelijke feest betekent.

Volgens het bijbelverhaal was Jezus op de veertigste dag na zijn opstanding uit de dood samen met zijn leerlingen. Hij sprak met ze over de zendingstaak die hen wachtte. ‘En toen hij dit gezegd had , werd hij voor hun ogen omhoog geheven en opgenomen in een wolk . . .’ (Hand. 1:9). Twee engelen [‘mannen in witte gewaden’) verschenen daarop; zij verzekerden de discipelen dat hun Heer ooit weer op eenzelfde manier zou terugkomen.  Zoals het woord ‘hemelvaart’ aangeeft, geloven christenen dus dat Jezus naar de hemel vertrok en daar nu verblijft. Adventisten leggen er vooral ook de nadruk op dat Jezus nu als ‘hemelse hogepriester’ dienst doet als onze Middelaar.

Onwillekeurig vraag je je dan af: ‘Waar is die ‘hemel’ waar Jezus naartoe gereisd is? Wij kijken bij het beantwoorden van die vraag meteen naar boven, want de hemel is immers boven ons?  Maar twaalf uur later moeten we dan eigenlijk naar beneden wijzen, want dan heeft de aarde inmiddels een halve draai gemaakt en kijken we de andere kant op als we ‘naar boven’ kijken.

Zelfs de Hummel telescoop heeft nergens een plek in het immense heelal gevonden waar God ‘woont’, met zijn miljoenen engelen, en waar hij de woonplaatsen klaarmaakt voor de gelovigen van alle eeuwen die straks bij hem zullen wonen. Astronomen kunnen tot duizenden lichtjaren het heelal inkijken. Is die hemel dan nog verder dan zij kunnen zien? En hoe heeft Jezus dan die enorme afstand afgelegd?

Moeten we het woord ‘hemel’ letterlijk nemen, of staat het eerder voor een abstract idee? In zijn boeiende boek Dood en eeuwig leven schrijft Joseph Ratzinger (de vorige paus Benedictus XVI) dat je je de hemel niet ruimtelijk moet voorstellen. Het is een woord dat ten diepste betekent dat wij ‘in Christus’ zijn. Wat ‘hemel’ verder precies inhoudt, is volgens hem onzegbaar.

Je loopt mijns inziens inderdaad tegen een hoge muur als je vooral over de hemel denkt in termen van tijd en ruimte, als iets waar we straks ooit zullen zijn, op een concrete plaats ergens in het heelal. Maar te zeggen dat de ‘hemel’ alleen betekent dat we ‘in Christus’ zijn lijkt me weer te mager. Het is meer dan dat. Maar omdat we mensen zijn kunnen we dat ‘meer’ niet benoemen, omdat we voor die extra dimensie van het goddelijke geen woorden hebben. En daarom moeten we ons ‘behelpen’ met termen van tijd en ruimte en blijven we in onze menselijk beperktheid naar ‘boven’ kijken als het woord hemel valt.

Daar is ook verder niets op tegen. De meesten van ons hebben concrete beelden nodig en moeten stamelend naar woorden zoeken die voor ons, in onze beperktheid, wat betekenen. Zodra we die woorden gebruiken mogen we zeggen: ‘Zo is het.’  Maar meteen moeten we daaraan toevoegen: ‘Maar natuurlijk is het toch anders.’ Het is immers veel meer dan wij kunnen vatten. Ooit, als ons leven ook een andere dimensie krijgt zullen we daarachter komen. Tot het zover is mogen we God danken dat hij ‘boven’ (wat dat ook is) iets ongelooflijk moois voor ons in petto heeft.

 

 

Pauselijke audiëntie

 

Woendagavond kwam ik weer thuis na een weekje Rome. Het feit dat ik in mijn blog nog wel eens wat (overwegend vriendelijke) dingen zeg over het katholicisme en ‘de’ katholieken, wordt mij niet altijd door al mijn adventistische lezers in dank afgenomen. Dat ik dan nu vervolgens Rome als reisdoel kies, past ongetwijfeld volgens sommigen in mijn te pro-katholieke opstelling.  Wel, laat ik deze lezers eerst meteen geruststellen. Ik was in Rome als leider van een groep senioren. Ik had echter het reisdoel zelf niet uitgezocht en pas in een laat stadium werd ik als reisleider ‘ingehuurd’.

Maar, Rome is fantastisch en om—onder begeleiding van goede gidsen—de vele klassieke en kerkelijke sites te bezoeken is een belevenis. En als Pompeji en Assisi als een bonus worden bijgeleverd, is dat zonder meer super.

Als reisleider is het echter niet alleen maar een kwestie van genieten. Het is een uitdaging het een ieder zo goed mogelijk naar de zin te maken. Te midden van grote (en vrijwel) constante mensenmassa’s valt het vaak niet mee de groep bijeen te houden. Bij adventistische groepsreizen is verder vooral het regelen van de maaltijden vaak een hele toer. De restaurants die door de touroperators worden gekozen zijn over het algemeen niet erg creatief in het verzorgen van vegetarische maaltijden (waarnaar onder adventisten tamelijk veel vraag is) en zij vinden het maar lastig de regels van Leviticus 11 te volgen. Maar, al met al, hebben de deelnemers aan de reis het me niet erg moeilijk gemaakt en houd ik aan de afgelopen week een heel goed gevoel over. Wel was ik woensdagavond behoorlijk moe. Een van de gidsen vertelde ons dat Italië voor tachtig procent bestaat uit bergen en voor twintig procent uit trappen. Wat dat laatste betreft zijn we ruimschoots aan onze trekken gekomen!

Tot van de aspecten van de reis die voor mijzelf veel betekenden behoorde vooral de pauselijke audiëntie op woensdagmorgen. We kwamen aan op het St. Pietersplein om ongeveer kwart over acht. Er was nog heel veel ruimte en we konden tamelijk vooraan gaan zitten, maar de meest strategische plaatsen—direct naast de paden waarlangs de paus in zijn voertuig zijn rondjes rijdt—waren allemaal al bezet.  Hoeveel mensen er uiteindelijk aanwezig waren? Ik kon het niet schatten, maar tienduizend bezoekers waren er toch zeker.

Op het plein heerste een blijde, verwachtingsvolle sfeer: voor de talloze groepen pelgrims van over de gehele wereld zou het zien en horen van de paus het moment suprême van hun Rome-reis zijn. Het leek veel op een openlucht-versie van een sabbatmorgen tijdens een Generale Conferentie, als vele duizenden uit alle windstreken zich in een zelfde soort stemming verzamelen!

Rond half tien was er plotseling de witte verschijning van Paus Franciscus. Noodgedwongen moest ik ook op mijn stoel klimmen om iets te kunnen zien van de heilige vader. Hij reed gedurende een half uur rond, stopte herhaaldelijk en stapte soms op mensen af.  Vervolgens nam hij plaats op het enorme podium voor de ingang van de St. Pieterskerk.  Nu volgde een schriftlezing uit de Efeze-brief in een achttal talen. De paus hield een homilie over deze passage over het huwelijk. Een samenvatting in een aantal talen volgde, steeds met persoonlijke groeten en de zegen van de paus voor specifieke groepen uit het betreffende taalgebied. Tot slot was er de apostolische zegen en werd aan alle aanwezigen gevraagd het Onze Vader te bidden in het Latijn. De tekst was afgedrukt op het toegangsbewijs. Rond half twaalf was alles voorbij en stroomde het plein langzaam weer leeg.

Nee, ik sta niet op het punt me tot het katholicisme te bekeren. Als ik mijn eigen kerk vaarwel zou zeggen (en dat lijkt me heel onwaarschijnlijk), zou ik eerst nog wel een aantal andere opties overwegen!  Maar, eerlijk is eerlijk, het deed me wel wat, omringd te zijn door zoveel enthousiasme en geloofsblijheid.

Maar nu ben ik dus weer terug in Zeewolde. Ik had gisteren heel wat uurtjes nodig om mijn e-mail weer up-to-date te brengen. Ik zag ook de deadline voor mijn bijdragen aan het landelijk kerkblad angstig snel naderbij komen en daar heb ik mij vandaag (vrijdag) allereerst op gericht. Een rustig weekend staat nu op het punt te beginnen. Ik hoop ervan te genieten.

Een weekje als reisleider

Dit wordt een korte blog.  Ik ben als reisleider met een groep senioren—de meesten leden van de Adventkerk in Nederland–in Rome. Het is een vol programma en er is van alles en nog wat te regelen. Voor het schrijven van een blog en voor het lezen (laat staan beantwoorden) van mijn e-mail is nauwelijks tijd.

Ons hotel is s drie minute lopen van het St. Pieterplein. Als ik uit het raam van mijn hotelkamer kijk zie ik de koepel van de St. Pieters basiliek die ‘s nachts (en ook nu nog, want het is half zes in de ochtend) prachtig verlicht is. De crucifixen en de alomtegenwoordige foto’s van recente pausen herinneren ons eraan dat ons hotel nog steeds deel uitmaakt van een katholieke instelling.

Op donderdag zijn we hier aangekomen. Gisteren (vrijdag) brachten we een boeiend bezoek aan Pompeji, de stad die in 79 n. Chr.  werd verwoest door een enorme uitbarsting van de Vesuvius. De top van de vulkaan is meestal verborgen achter een dik wolkendek, maar gisteren was er geen wolkje te zien. Als je door de ruïnes van Pompeji loopt, besef je dat natuurrampen niet alleen iets zijn van tegenwoordig. Ook de oudheid had zijn rampen—maar dan zonder dat de hulporganisaties te hulp schoten en zonder 555.

De gids nam ons mee langs de belangrijkste plekken in Pompeji. Het moet een levendige stad geweest zijn, met erg veel handel, maar ook met alles wat een stad altijd heeft gekenmerkt. Er was zelfs een roze buurt waar de wandschilderingen boven de peeskamertjes je nog steeds vertellen welke variëteiten de dames van lichte zeden in de aanbieding hadden.

Dat was de wereld van de eerste eeuw van onze jaartelling. Dat was ook de wereld waarin Paulus rondwandelde. Er is geen document of traditie die ons vertelt dat Paulus Pompeji ooit heeft bezocht. Maar het was wel het soort wereld dat hij kende. De wereld waar het evangelie verkondig moest worden. Dat was minstens zo moeilijk als het vandaag de dag is in onze geseculariseerde, verstedelijkte wereld van de eenentwintigste eeuw.

Vandaag is het zaterdag-sabbat. Straks komt de bus voorrijden om ons naar een van de Adventkerken in Rome te brengen. Ik zal er preken in het Engels, met een tolk die voor een Italiaanse vertaling zorgt. De kerk zal ons een lunch aanbieden. En dan gaan we vanmiddag naar de catacomben en o.a. naar de kerk van St. Paulus buiten de Muren, waar men zegt dat Paulus  begraven is.

Verder staan de komende dagen een bezoek aan Assisi en het bezichtigen van de Romeinse oudheden, zoals het Colosseum, op het programma, en natuurlijk ook het bezichtigen van de St. Pieter en een bezoek aan het befaamde Vaticaanse museum en de Sixtijnse kapel.  Op woensdagochtend kunnen degenen die dat willen de wekelijkse audiëntie van de paus bijwonen.

Een vol programma dus en ternauwernood tijd voor een korte blog. Als leider van de groep geniet je ook, maar tegelijkertijd is er de spanning of alles goed gaat. Je moet er voor zorgen dat iedereen het tijdschema in de gaten houdt, dat de restaurants rekening houden met de adventistische eetgewoonten, dat de tickets worden gekocht voor de dingen die bezocht worden, enzovoort.  Tot dusverre loopt alles naar wens. En met de nodige zegen van boven vertrouw ik erop dat het ook verder een goede week wordt.