Monthly Archives: November 2008

Roel van Duijn en liefdesverdriet

 Roel van Duijn (1943) is van mijn generatie. Ik heb de politieke en maatschappelijke troebelen van de “roaring sixties” van de vorige eeuw misschien niet zo intensief beleefd als Roel van Duyn, maar ik volgde destijds alles wat er gebeurde wel met grote belangstelling. Ik had heimelijk ook wel een behoorlijke dosis sympathie voor de idealistische lieden van die dagen die op allerlei ludieke manieren een aanzet wilden geven tot maatschappelijke veranderingen.

Van Duijn was een geboren activist. Maar, voor zover ik weet, pleitte hij altijd voor geweldloosheid. Hij behoorde tot de oprichters van de Provo-beweging en van de Kabouterbeweging met zijn Oranje Vrijstaat. Toen de Kabouterbeweging in 1970 meedeed aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, behaalde zij niet minder dan vijf zetels.

Roel van Duijn was zijn leven lang politiek actief. Hij was achtereenvolgens in Amsterdam gemeenteraadslid voor diverse linkse partijen. Hij was zelfs enige tijd wethouder en baarde het nodige opzien toen hij zijn dienstauto weigerde en daarvoor in de plaats een dienstfiets met tien versnellingen verkoos. Hij is nu lid van Groen Links en maakte tot deze week deel uit van de deelraad van Amsterdam-Zuid.

Van Duijn heeft zich met allerlei alternatieve zaken beziggehouden (zo had hij vier jaar lang een biologische boerderij in het Groningse Vlagtwedde). Maar nu, zo hoorde ik deze week in een radio-interview met hem, besteedt hij het grootste deel van zijn tijd aan iets heel anders. Hij heeft nu een adviesbureau waar mensen terecht kunnen als ze geplaagd worden door liefdesverdriet. Roel is een ervaringsdeskundige, vertelde hij de interviewer. Een jaar of vijf geleden liep zijn relatie stuk en dat zette zijn leven op de kop. Hij legde verder uit hoe hij zich altijd vooral op de structuren van de maatschappij had gericht, maar dat hij zich nu ging concentreren op de menselijke ziel. Wie meer wil weten over de huidige activiteiten van de liefdesverdriet-deskundige verwijs ik naar www.liefdesverdriet.info.

Van Duijn stelde in zijn loopbaan van activisme en protest vaak dingen ter discussie die ook vanuit het standpunt van een christen de nodige kritiek verdienden. Jammer eigenlijk, dat de activiteiten van Roel van Duijn een christelijke dimensie altijd hebben gemist. De kerk kan wel wat mensen gebruiken die de aandacht van een groot publiek trekken door, op allerlei spraakmakende manieren, bedenkelijke maatschappelijke structuren ter discussie te stellen.

De wending die hij nu in zijn loopbaan doorvoert, zet echter ook aan het denken. Structuren zijn heel vaak bedenkelijk (of erger), maar structuren veranderen de mensen die binnen die structuren functioneren meestal niet wezenlijk—en zelden in positieve zin. Andersom veranderen structuren door mensen, maar alleen als genoeg mensen individueel veranderd zijn. Daarom blijft de aandacht voor het individu primair. Dat geldt voor mensen in de politiek. En ook voor mensen in de kerk. Pas als mensen anders worden, is er kans dat ook structuren wezenlijk anders worden. ADRA heeft een goed motto: Verander de wereld—een mensenleven tegelijk! Ik zou eraan toe willen voegen: Verander de kerk: een mens tegelijk!

 

Boekenbonnen

Soms lijkt het me aantrekkelijk om weer een tijdje te gaan werken, al was het alleen maar omdat dit de kans geeft over een jaartje of zo nog eens met pensioen te gaan en weer een stapel boekenbonnen te ontvangen. Toen ik, nu bijna een jaar geleden, met emeritaat ging, werd ik buitengewoon verwend met geschenken, en bedolven onder de boekenbonnen. Ik heb het afgelopen jaar herhaaldelijk een bezoek kunnen brengen aan de boekhandel en heb allerlei boeken uitgezocht die ik misschien niet direct zou hebben gekocht als ik ze met baar geld had moeten afrekenen. Een ongekende luxe. Ook vanmorgen heb ik er weer eens een paar uur in een boekwinkel doorgebracht en heb ik uiteindelijk drie boeken mee naar de toonbank genomen. Maar, helaas, binnenkort is het feest voorbij. Ik denk dat ik nog zes, zeven boeken kan gaan halen en dan wordt het daarna weer gewoon ouderwets betalen . . .

Ik was al een tijdje van plan geweest de Naardense Bijbel te kopen. In de boekhandel in Ermelo (Riemer en Walinga in de Stationsstraat—een juweel van een boekenzaak) was er een aanbieding van een mooie luxe editie. Deze vertaling intrigeerde me al een tijdje. Alle antireclame tegen nieuwe bijbelvertalingen die ik van tijd tot tijd in onze kringen hoor heeft me er niet van weerhouden deze vertaling van ds. Pieter Oussoren uit 2004 aan te schaffen. Het blijft altijd een avontuur te ervaren hoe Gods Woord steeds opnieuw uitdrukking krijgt in mensenwoorden. Neem nou eens Exodus 20:8-11:

“Gedenk de dag van de sabbat—het rusten, door die te heiligen; een zestal dagen mag je dienen en al je werk doen, maar de zevende dag is een sabbat voor de ENE, God over jou; niet doen zul je welk werk ook: jij, je zoon, je dochter, je dienaar, je slavin, je zwerver-te- gast die in je poorten is. Want in zes dagen heeft de de ENE de hemelen en de aarde gemaakt, de zee en al wat er in hen is, en Hij hield rust op de zevende dag; daarom heeft de ENE de sabbatdag gezegend en hem geheiligd.”

Als je een vertaling gaat lezen die je nog niet kent, lees je oplettender en zijn er heel wat momenten waarop de tekst plotseling extra zeggingskracht krijgt. Ik hoop ervan te genieten en weer iets meer van wat Gods in zijn Woord aan mij wil zeggen te begrijpen.

Het tweede boek was ook een dikke pil. Ik had het al heel wat keertjes in mijn handen gehad. Het heeft weken op de bestsellerlijst gestaan: Het Lot van de Familie Meijer, door Charles Lewinsky. Het is de kroniek van een joodse familie gedurende drie generaties. De 700 bladzijden van dit veel geprezen boek beloven veel uurtjes boeiend leesplezier.

En dan nog iets heel anders. Het derde boek heet: In de lijn van Ledeboer. Het gaat over “ Honderd jaar predikanten, oefenaars en gemeenten.” Echt iets voor de liefhebben van Nederlandse kerkgeschiedenis. De zgn. Ledeboerianen scheidden zich in 1841 af van de Ned. hervormde Kerk en vormden hun eigen groep, die in de loop van ruim een eeuw voor een groot deel opging in verschillende ultra-conservatieve gereformeerde kerkgenootschappen. Het milieu waarover Jan Siebelink schreef in zijn Knielen op een Bed Violen moet in diezelfde hoek worden gezocht. Ik zal er mijn kerkgeschiedkundig hart aan kunnen ophalen.

Bij nader inzien is het misschien toch maar beter bij mijn emeritus-status te blijven, want—eerlijk is eerlijk—het biedt wel meer tijd om te lezen. Alleen jammer dat de boekenbonnen binnenkort echt op zijn!

 

5. Schepping

 

In den beginne: alles leeg en woest,

totdat God aard’ en hemel schiep–

de chaos tot de orde riep

en alles werd tot wat het worden moest .

 

Eerst schiep Hij uit het duister zicht

zijn simpel machtwoord klonk: Er zij!

en met dat wonder zette Hij

wat Hij nog scheppen zou in ‘t licht.

 

De dag daarna kwamen de wolken,

en zuurstof voor wat adem heeft.

Het was genoeg voor al wat leeft

om de planeet te gaan bevolken.

 

Toen kwamen er de struiken en de bomen,

compleet met hun uitbundig bladerdak–

de bloesem was te zien aan elke tak,

alleen de oogst moest nu nog komen.

 

De vierde dag verschenen ster en maan

om te regeren over alle duister

en overdag, in volle luister

kreeg ook de zon zijn vaste baan.

 

Dag nummer vijf was voor de vogels en de vissen:

het leven zwermde uit van laag tot hoog.

Maar wat zich onder water voortbewoog–

daarnaar kon men alleen maar gissen.

 

En toen kwam op de laatste scheppingsdag

een menigte van kleine en grote dieren

het nieuwe paradijs nog verder sieren,

elk naar hun soort ontstaan op Gods gezag.

 

Het werk was af toen ook de mens verscheen

De mens: de man, maar ook zijn vrouw

die zijns gelijke wezen zou:

Gods ideaal: zijn beeld, van tweeën één!

 

Toen kwam de dag waarop God heeft gerust

een monument gehouwen in de tijd

de sabbatdag–voor nu en eeuwigheid,

waarop God met zijn Geest de aarde kust.

 

En alles wat Hij maakte was “zeer goed”

volmaakt, en in volkomen harmonie,

want op zijn Woord en onder zijn regie

wordt het precies zoals het moet.

 

Daar zijn we dan: als zetbaas van de aarde,

beheerder van wat hier op aarde leeft,

van alles wat Hij ons in bruikleen geeft:

een opdracht van onmetelijke waarde.

 

Daar zijn we dan: Geschapen naar zijn beeld:

in staat te kiezen tussen goed en kwaad

te luist’ren naar zijn goddelijke raad

en op te volgen wat Hij ons beveelt.

 

Weet wat we zijn: het voorwerp van zijn zorg

de focus van zijn liefde en gena!

En als een goddelijke mecenas

blijft Hij voor nu en altijd onze Borg.

 

Jehovah’s Getuigen

Ik heb niet veel op met Jehovah’s Getuigen. Gelukkig komen ze tegenwoordig niet vaak bij mij aan de deur. Ik heb, als ze komen, geen zin een discussie met ze te beginnen. Vroeger was ik nog wel bereid om met ze in debat te gaan. En ik wist genoeg van hun theorieën om daar het nodige tegenin te brengen. Maar het gehakketak met ze staat me nu tegen. Mijn grootste bezwaar is dat er zo weinig evangelie is in wat ze brengen. De leer van de Jehovah’s komt op mij over als een droog systeem van leerstellingen—allemaal erg rationeel. Veel voor het hoofd maar weinig voor het hart!

Ik besef dat ik behept ben met stevige vooroordelen jegens de J.G. Ik ben nooit in een Koninkrijkszaal geweest en heb dus nooit kennis kunnen nemen van de manier waarop zij hun erediensten inkleden. Ik weet niet hoe er gepreekt wordt, welke liederen zij zingen en welke muziek er te horen is. Ik stel me daar niet al te veel van voor. Want op de een of andere manier kan ik me een gemeente van Jehovah’s Getuigen niet voorstellen als een warme geloofsgemeenschap waar het goed toeven is. De J.G. roepen bij mij nog altijd een beeld op van nogal opdringerige mensen die snel de voet tussen de deur steken als de persoon bij wie is aangebeld aanstalten maakt het gesprek te beëindigen voordat het goed en wel begonnen is. Dat beeld is inmiddels wel goeddeels achterhaald en de-voet-tussen-de-deur is geen onderdeel meer van de gangbare evangelisatie-strategie van de Wachttoren-vertegenwoordigers, maar het blijft hangen. . .

Als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat ik in feite niet erg veel weet van hoe de Getuigen tegenwoordig opereren en hoe het er binnen hun genootschap aan toegaat. Ik heb wel altijd het idee gehad dat het doorgaans om mensen gaat die heel consequent zijn en enorm veel voor hun overtuiging over hebben. Hoeveel ze bereid zijn voor hun geloofsovertuiging te incasseren werd me pas goed duidelijk toen ik het pas verschenen boek in handen kreeg van historica Tineke Piersma: Getrouw aan hun geloof: De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog. Het boek vertelt het tragische relaas van de lotgevallen van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de jaren 1940-1945. Ze waren destijds nog maar betrekkelijk gering in getal. In 1940 stond hun ledenaantal op ongeveer 600. In 1945 waren het er rond de 3.000! Een opmerkelijke groei dus, vooral als je in aanmerking neemt dat ze met een enorme tegenstand hadden te kampen.

Hun onbuigzame houding ten aanzien van militaire dienst en alles wat er mee samenhangt en hun vijandige gezindheid jegens de overheid had tot gevolg dat ze vanaf 1940 door de Duitse bezetter intensief werden vervolgd. In Duitsland waren de Jehovah’s getuigen al jarenlang het voorwerp van gewelddadige discriminatie en de Duitsers namen hun weerzin jegens de Getuigen mee naar het bezette Nederland. Wie erop betrapt werd actief het Wachttoren-geloof te verspreiden werd ingerekend. In totaal werden tijdens de oorlogsjaren 468 Jehovah’s gearresteerd. (Mogelijk is het aantal nog iets hoger, maar ik noem het aantal van de personen van wie gegevens bewaard zijn gebleven.) Een aanzienlijk percentage is in een Duits concentratiekamp terechtgekomen en tenminste 126 van hen hebben dat niet overleefd. Gerekend naar het beperkte aantal leden dat het Wachttorengenootschap had kan je dus zonder meer spreken van een dramatische gang van zaken.

Het lezen van het boek zette me me aan het denken. Dit waren moedige mensen die bereid waren tot het uiterste te gaan ter wille van hun geloofsovertuiging. Niet iedereen bleef trouw aan zijn geloof, maar een heel groot aantal wel! Al lezend vroeg ik mij af: Zijn zevende-dags adventisten gemiddeld net zo dapper, als zij een grote kans lopen in een concentratiekamp terecht te komen?

Als adventisten (en dat geldt ook voor leden van veel andere geloofsgemeenschappen) hun kerk vergelijken met andere kerken hebben zij haast automatisch de neiging het beste in hun eigen groepering te stellen tegenover het minst aantrekkelijke in de andere kerk of beweging. Zo komen we meestal aardig positief uit die vergelijking. En dat geeft uiteraard een goed gevoel. Maar zou het ook niet goed zijn af en toe eens het beste uit een andere club te vergelijken met de wat minder goede aspecten van de eigen kerk? Dat is wel zo eerlijk en het tempert wellicht onze niet altijd terechte trots.

Nee, ik ben mijn vooroordelen ten aanzien van Jehovah’s Getuigen na het lezen van dit boek niet kwijt. Maar ik ben wel onder de indruk geraakt van hoe de Nederlandse Jehovah’s in de Tweede Wereldoorlog hun overtuiging trouw zijn gebleven, wat de gevolgen ook zouden zijn. Het is goed dat dit verhaal eens uitgebreid is verteld!

 

 

Verkopen waar je voor staat

 

Charles Schwietert (1943) was weer eens in het nieuws. Hij blijkt inmiddels stevig katholiek te zijn en vanuit Frankrijk (waar hij tegenwoordig woont) de ontwikkelingen in katholiek Nederland op de voet te volgen. Hij vindt dat zijn kerk het geloof veel beter moet verkopen en vooral geen water bij de wijn moet doen als het aankomt op de kerkelijke leer. In zijn nieuwe boek De marketing van God stelt hij, dat de kerk niet moet relativeren en niet moet “lonken naar links”. De kerk moet vooral bij haar core business blijven, zegt hij. Verder is zijn devies: Klantgericht denken en beter personeel aantrekken. En de prijs mag best verhoogd worden, want een goed product mag heus wel wat kosten. Maar, voegt hij eraan toe: Je hebt wel een goede marketing strategie nodig. Je moet weten hoe je een product in de markt moet zetten en moet verkopen. “Qua marketing is het aanprijzen van een kerk niet anders dan van een waspoeder.”

Misschien is het boek van de heer Schwietert de moeite van het lezen waard en moet ik mij niet laten leiden door mijn vooroordeel jegens de man. Maar ja, denk je onwillekeurig, hoe geloofwaardig is hij nu helemaal? Hij was in 1982 een paar dagen staatssecretaris van defensie, maar moest na slechts enkele dagen aftreden omdat hij gelogen had over zijn academische titel en zijn rang in de militaire dienst. Niet erg eerlijk en niet erg slim dus. Later verhuisde hij naar Verenigde Staten waar hij alsnog een doctorstitel behaalde aan een niet officieel erkende instelling (die hij trouwens weer inleverde nadat hij erop betrapt was dat hij zich met valse papieren had laten inschrijven). Misschien is hij inmiddels van dat soort dwaalwegen teruggekeerd, maar hij zal de reputatie die hij heeft zijn leven lang niet kwijtraken. Ik moet dus wel even een flinke aarzeling overwinnen voordat ik bereid ben naar Schwietert te luisteren.

Toch lijkt het erop dat Schwietert in zijn nieuwste boek een aantal dingen aangeeft die behartigenswaardig zijn. Dat het een kerk “verkopen” ongeveer hetzelfde is als propaganda maken voor de Witte Reus, betwist ik. Maar het heeft gelijk met zijn bewering dat je moet laten weten waar je voor staat. Ook research in de evangelikale hoek van de christelijke kerk laat steeds weer zien dat kerken die duidelijk en helder zijn in wat ze geloven en de drempel van hun kerk niet steeds verder verlagen, uiteindelijk het meeste succes hebben en blijven groeien. Maar tegelijk blijft ook overeind dat een product goed verpakt moet worden en dat er een goede strategie moet zijn om het onder de aandacht te brengen van potentiële “klanten.” Dat product is overigens niet alleen van theologische aard, maar heeft veel meer aspecten. Het is een totaalconcept dat zowel religieuze overtuiging als een authentieke lifestyle behelst. Ook de Adventkerk in Nederland moet zich blijven afvragen hoe zij haar product aan de bevolking demonstreert en aanprijst.

Maar uiteindelijk blijft de beste publiciteit: mond-tot-mond reclame. Een “klant” die tevredenheid uitstraalt over het product dat hij heeft gekocht en sindsdien intens gebruikt en die content is met het serviceapparaat dat het product ondersteunt, blijft de meest indringende aanbeveling. Een ieder die het product heeft gekocht of gekregen heeft dan ook een sleutelrol in de verdere verbreiding ervan. Ellen G. White zei het al: “Het beste argument voor het christelijk geloof is een liefdevolle christen” [God's Amazing Grace (1973), blz. 263].