Monthly Archives: Mei 2018

Kopen en verkopen van kerkgebouwen. Goed of toch niet zo goed?

Een paar dagen geleden las ik in de krant dat de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland hoogstwaarschijnlijk de Catharina-kathedraal in Utrecht moet sluiten. Het wordt te duur. Er is een jaarlijks verlies op de exploitatie van het gebouw van 400.000 euro en de plaatselijke katholieke kerkgemeenschap die de kerk gebruikt kan dat niet langer opbrengen. Mogelijk zal de kerk in de toekomst een museumfunctie krijgen, als onderdeel van het Catharijne Convent (het Utrechtse rijksmuseum voor kerkelijke oudheden en kunst). Het opmerkelijke is hierbij vooral dat de kathedraal de hoofdkerk is van het aartsbisdom, met kardinaal Wim Eijk aan het hoofd. Omdat het een kathedraal betreft die aan de eredienst wordt onttrokken moet de paus eerst nog wel zijn toestemming geven. Het is de bedoeling dat de Utrechtse St. Augustinuskerk de kathedrale rol van de Catharina-kathedraal gaat overnemen.

Het is geen uitzondering dat kerken hun deuren moeten sluiten en dat naarstig moet worden gezocht naar een andere bestemming voor hun gebouw. Soms staan projectontwikkelaars in de rij, want de kerkgebouwen staan gewoonlijk op eerste klas locaties. In een aantal gevallen kunnen de gebouwen hun oorspronkelijke functie behouden doordat een andere geloofsgemeenschap er haar intrek in wil nemen. De Adventkerk profiteert daar regelmatig van. Het afgelopen weekend nam ik deel aan een bijeenkomst in een kerkgebouw in Rynfield, vlak bij Johannesburg in Zuid-Afrika. Toen ik de predikant complimenteerde vanwege zijn mooie gebouw, vertelde hij mij dat de kerk vroeger het geestelijk thuis was van een Gereformeerde gemeente. Maar die had wegens gebrek aan belangstelling haar deuren moeten sluiten. De voorzitter van de Adventkerk in België en Luxemburg vertelde mij een paar weken geleden dat onlangs is besloten een kerk in het groothertogdom Luxemburg te kopen van de Apostolische Kerk, die haar gebouw noodgedwongen moet afstoten. In heel wat landen kunnen Adventgemeenten gebouwen kopen van andere geloofsgemeenschappen. En dat is als regel veel goedkoper dan een stuk grond kopen en zelf bouwen.  In Nederland heeft de Adventkerk zowel in Zeeland als in Den Haag een rooms-katholieke kerk kunnen kopen en in Almere en in Utrecht bleek het mogelijk mooie KPN-gebouwen te verwerven.

Je zou zeggen: Dat is goed nieuws. Kennelijk groeit de Kerk van de Zevendedags Adventisten en loopt de belangstelling voor veel andere kerken terug. Maar dat lijkt me een veel te gemakkelijke conclusie en, als die zou kloppen, is het ook niet iets om de vlag voor uit te steken. In de eerste plaats is het overduidelijk dat in de westerse wereld het percentage actieve christenen in zijn totaal dramatisch terugloopt. Vroeger (en helaas geldt dat voor sommige groepen in de kerk nog steeds) beschouwden adventisten andere christenen als hun vijanden (“Babylon” en ‘de hoer en haar dochters’). Met die gedachte ben ik helemaal klaar. Andere christenen—katholieken en protestanten—zijn broeders en zusters. Natuurlijk kunnen we het met een reeks van dingen niet eens zijn, maar we moeten elkaar vasthouden en bemoedigen, om het christelijk geluid toch nog zo helder mogelijk in onze westerse wereld te laten klinken. Ons eigen geluid moet gehoord worden–niet los van, maar ter aanvulling en soms ter correctie, van het geluid van andere christenen.

Maar daarnaast is er een ander aspect dat we niet mogen vergeten. De Adventkerk kan zich in veel westerse landen nog steeds goed handhaven of zelfs iets groeien. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit vrijwel steeds het gevolg is van immigratie van geloofsgenoten van elders in de wereld. Als de immigratiecijfers buiten beschouwing worden gelaten staat het er met onze kerk helemaal in het Westen niet zo florissant voor. Zonder de immigranten zou de Adventkerk ook gebouwen moeten sluiten en verkopen. En, zoals ik al eerder in mijn blogs zei: Adventisten volgen gewoonlijk de trends in andere kerken, zij het met een vertraging van enkele tientallen jaren. Er is alle reden om ons zorgen te maken en alles te doen in een poging de bij ons vaak nog onzichtbare trend om te buigen. Dat kan alleen als er open en vitale gemeenten zijn die hun boodschap zo weten te verpakken dat het de mensen—jong en oud—van deze tijd aanspreekt. Dat blijft een enorme uitdaging.

 

Kijken en zien

Volgens de populaire Lonely Planet Guide staat de Nederlandse provincie Friesland op de derde plaats van de top-tien van Europese vakantiebestemmingen. Op dit moment is de hoofdstad van de provincie—Leeuwarden—de culturele hoofdstad van Europa. Dat maakt een bezoek aan Friesland heel aantrekkelijk, maar als dit jaar voorbij is en de stroom toeristen is afgezwakt, is een bezoek misschien nog plezieriger. Friesland heeft een rijke geschiedenis; het kent heel veel tradities. De provincie heeft een reeks prachtige stadjes met schitterende centra, en van plaats naar plaats rijdend kun je genieten van het schitterende groene landschap.

Ik ga graag naar Friesland. Mijn naam doet vermoeden dat mijn voorgeslacht er vandaan komt. Nederlandse namen die op -sma eindigen duiden immers op een Friese afkomst. Mijn eerste taak in de kerk was de zorg voor een kleine gemeente in het pittoreske Sneek. Daar werd ook, nu al zo’n vijftig jaar geleden, onze zoon geboren. Vorige week vrijdagmorgen reden mijn vrouw en ik naar het Noorden voor een cultureel dagje rond en in Leeuwarden. We logeerden in een alleszins acceptabel 3-sterren hotel en gingen op sabbatmorgen naar de Adventkerk, waar ik die morgen preekte. Aangezien het het Pinksterweekend was had ik een preek voorbereid die op Handelingen 19 was gebaseerd. Daar lezen we het verhaal vanPaulus in Efeze, waar hij een twaalftal mannen ontmoette die niets afwisten van de Heilige Geest. Het is niet moeilijk om te zien hoe dat tekstgedeelte een goede springplank was voor een preek over onze behoefte aan de Geest.

Op vrijdag, op onze tocht naar het Noorden, maakten we eerst een korte stop in Heerenveen, zo’n 30 kilometer ten Zuiden van Leeuwarden, waar we het Belvedėre Museum bezochten. Wij waren nooit eerder in dit kleine museum geweest, dat vooral gewijd is aan het werk van een aantal regionale Friese schilders, maar dat ook speciale tentoonstellingen organiseert. Momenteel is er een tentoonstelling van de Italiaanse kunstschilder Giorgio Morandi. Diens specialiteit is het schilderen van stillevens van flessen en vaasjes. Interessant, maar niet iets om erg opgewonden van te raken. Ik genoot eigenlijk meer van het gebouw en de ligging ervan (en vanher café met een fantastisch uitzicht over het Friese landschap, dan van de flessen en vazen van Morandi. Maar bij het binnengaan van de zaal waarin de kunst van Morandi te vinden was viel mijn oog op een uitspraak van de Italiaanse kunstenaar die aan het denken zet: Men kan over de wereld reizen en niets zien.Maar om de wereld te begrijpen is het niet noodzakelijk om veel te reizen maar om goed te kijken naar wat je daadwerkelijk ziet.’

Deze woorden van Morandi zijn helemaal waar. Ik heb nog steeds de gelegenheid om veel te reizen. Ik schrijf deze blog terwijl ik op Schiphol zit te wachten om in te kunnen stappen voor mijn (een uur) vertraagde vlucht naar Johannesburg. En, heel toevallig: terwijl ik zit te wachten en af en toe even naar mijn mail kijk, komt er een e-mail binnen met een uitnodiging voor een aantal presentaties later in het jaar in Australië. Ook al is er tijdens mijn reizen meestal maar weinig tijd voor toeristische activiteiten, toch zie ik heel wat en probeer ik zoveel mogelijk van de lokale cultuur en het plaatselijk leven in me op te nemen. Ik denk wel dat ik mag zeggen dat het vele reizen dat ik heb kunnen doen van grote invloed op mij is geweest en mij in belangrijke mate tot de persoon heeft gemaakt die ik nu ben. Maar ik kom ook vaak mensen tegen die veel meer hebben gereisd dan ik. Zij hebben allerlei exotische plaatsen bezocht, maar eigenlijk vrijwel niets gezien. Zij zitten twee weken op het strand van de Seychellen, maar doen geen enkele moeite om te ontdekken hoe de mensen daar wonen en leven. Zij gaan op safari in Afrika, maar zien eigenlijk nauwelijks meer dan zij ook in een dierentuin in hun eigen land hadden kunnen zien.

Het zien en begrijpen van de wereld heeft niet in de eerste plaats te maken met de hoeveelheid landen die je hebt bezocht, maar hangt vooral af van de mate van je nieuwsgierigheid. Het hangt af van hoe open je staat voor nieuwe indrukken en voor het leren van nieuwe dingen. Het gaat erom dat je vragen stelt en naar antwoorden zoekt. En dit geldt niet alleen in de sfeer van verre reizen en exotische locaties, maar ook voor het leven van alledag. Veel mensen zijn bijna blind voor wat er om hen heen gebeurt—in hun gezin, hun familie, in de buurt waar ze wonen, op hun werkplek, en in hun kerk. Terwijl anderen steeds nieuwe dingen ontdekken waardoor zij verrijkt worden en gestimuleerd worden in het vormen van een evenwichtig oordeel en om zo nodig dat oordeel bij te stellen.

Een paar jaar geleden werden honderd van mijn wekelijkse blogs gebundeld in een boek (alleen in het Nederlands) dat als titel meekreeg: Wie goed kijkt ziet altijd wat!  Daar ben ik nog steeds helemaal van overtuigd.

Israël

Zo gauw het over Israël gaat komen er een heleboel tegenstrijdige gevoelens bij mij boven. Deze week, nu de staat Israël haar zeventigjarig bestaan viert, nemen die gevoelens alleen maar verder in intensiteit toe. De Israël-problematiek heeft voor mij drie heel belangrijke aspecten die tal van vragen oproepen. In de eerste plaats is er de politieke realiteit van de staat Israël die nu dus zeventig jaar bestaat. Dan is er de situatie van het Palestijnse volk die direct met het bestaan van Israël verbonden is. En ten slotte is er de vraag naar de geestelijke betekenis van Israël.

Om maar met de eerste kwestie te beginnen: de realiteit van de staat Israël. Wie enigszins op de hoogte is van de geschiedenis van het joodse volk, door de eeuwen heen, maar vooral in de tijd van de afschuwelijke gebeurtenissen in de vorige eeuw die culmineerden in de Holocaust, begrijpt het Joodse verlangen naar een veilige thuishaven en snapt ook dat in de Joodse optiek het land van de vaderen daar het meest voor in aanmerking kwam. Ik gun de joden een eigen staat Israël. Maar ik gun ook Het Palestijnse volk hun eigen staat en blijf hopen dat ik het nog meemaak dat er een eerlijke twee-staten-oplossing komt. Die mogelijkheid lijkt momenteel verder weg dan ooit en het onverantwoorde  initiatief van President Trump om weer eens olie op het vuur te gooien door de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem te verplaatsen lijkt het alleen nog maar verder weg te brengen.

Het is begrijpelijk dat de Palestijnen van tijd tot tijd heftig protesteren tegen de Israëlische bezetting van een groot deel van hun gebied en tegen het steeds maar weer bouwen van nieuwe joodse nederzettingen in gebieden die voor hen bestemd waren. Niet alles wat de Palestijnen daarbij doen is zonder meer goed te keuren. Ook de onderlinge verdeeldheid en de onverzettelijke houding van Hamas bemoeilijkt de situatie. Maar het is voor mij onbegrijpelijk dat van Israëlische kant zoveel geweld wordt gebruikt, zoals nu de laatste week ook weer gebeurde. Hoe kan een volk dat zoveel geleden heeft nu een ander volk zoveel leed aandoen? Ik zou willen dat mijn land niet altijd maar aan de kant van de Israëlische politici zou gaan staan, maar het ook (zoals bijvoorbeeld oud-premier van Agt doet) willen opnemen voor de rechten van de Palestijnen.

Een groot deel van de (vooral conservatieve) christenen in de westerse wereld is stevig pro-Israël. Een gedachte die veel aanhang heeft is dat de joden Christus destijds wel hebben verworpen, maar dat God nog niet klaar is met Israël en dat het joodse volk ten slotte toch de Messias zal erkennen en dat we dan als ‘christenen uit de joden’ en als ‘christenen uit de heidenen’ samen Gods nieuwe wereld zullen binnengaan. Wel, er zijn in elk geval nog maar weinig voortekenen die erop duiden dat dit binnenkort gaat gebeuren.

Veel andere christenen huldigen de zogenaamde substitutie-theorie. Die komt erop neer dat de kerk nu het ‘geestelijk’ Israël is dat het ‘letterlijke’ Israël als Gods volk heeft vervangen. De beloften die ooit via de profeten aan het volk Israël werden gedaan, waren voorwaardelijke beloften. Alleen als het volk Israël trouw zou blijven aan JHWH zouden die beloften in vervulling gaan. Nu het volk Israël zich niet aan de voorwaarden van het verbond heeft gehouden zullen die beloften hoogstens nog in geestelijk zin aan de kerk worden vervuld. Dit is ook steeds de adventistische visie geweest.

In die opvatting, dat de kerk in de plaats is gekomen van Israël, zijn de laatste tijd in het adventisme wel de nodige scheurtjes ontstaan. Ik ben het eens met degenen die zeggen dat die vervangings-gedachte wel wat erg kort door de bocht is. Want de apostel Paulus houdt ons in zijn brief aan de Romeinen voor dat er toch nog wel een heel concrete band blijft bestaan tussen de joodse ‘stam’ en de (christelijke) ‘takken’ die daarop zijn geënt. Hoe en wat dat betekent blijft voer voor theologen!  Intussen wil ik me wel voluit als ‘heiden-christen’ manifesteren. Ik erken dat mijn geloof veel joodse wortels heeft en dat ik veel van de joodse manier van Bijbellezen kan leren. Maar ik blijf verre van allerlei joodse gebruiken, zoals het weer gaan vieren van de joodse feesten. Ik zie die trend hier en daar wel aanzwellen, maar ik ga er niet aan meedoen.

En ik voeg me zeker niet bij de grote groep christenen die alles wat de staat Israël doet vergoelijkt.

Hemelvaartsdag

Donderdag 10 mei—Vandaag is het Hemelvaartsdag en dat betekent een officiële vrije dag. In veel landen is dat niet het geval, maar in Nederland behoort Hemelvaartsdag tot de erkende christelijke feestdagen. Precies veertig dagen na zijn verrijzenis uit de dood, ging Jezus naar de hemel. We lezen erover in het eerste hoofdstuk van het bijbelboek Handelingen. En die gebeurtenis wordt vandaag ‘gevierd.’  Een relatief kleine groep mensen, vooral van conservatief reformatorische snit, gaat vandaag naar de kerk. Helaas weet nog maar een minderheid van de bevolking waar het op Hemelvaartsdag om gaat. Voor de grote meerderheid is het vooral een dag voor gezinsuitjes en winkelen, waarbij steevast woonboulevards en tuincentra zich in enorme belangstelling mogen verheugen.

Het vieren van Hemelvaartsdag gaat heel ver terug in de tijd. Sommige kerkvaders in de eerste eeuwen maakten er al melding van en vanaf de middeleeuwen had de dag een vaste en speciale plaats in de kerkelijke kalender. Er ontstonden ook allerlei volkse gewoontes rond deze dag, zoals het ‘dauwtrappen’.  In het grijze verleden stonden mensen op Hemelvaartsdag al op voordat het licht werd, om met blote voeten en al zingend op het door de dauw bevochtigde gras te dansen. Er zou een heidens gebruik aan ten grondslag liggen. In de loop van de tijd heeft het dauwtrappen vooral de vorm gekregen van groepswandelingen of fietstochtjes op de (niet al te vroege) ochtend van Hemelvaartsdag.

Zevendedags Adventisten hechten vaak niet al te veel waarde aan het vieren van de klassieke christelijke feestdagen. Sommigen zijn er nog steeds faliekant op tegen, zoals ik weer eens merkte toen ik ergens in den lande op de ‘stille zaterdag’ (de dag voor de eerste Paasdag) een Paaspreek had gehouden. Ik werd na de dienst door iemand ernstig vermaand. Ik had toch wel een preek over een echt adventistisch onderwerp kunnen houden, bijvoorbeeld over het hemels heiligdom, in plaats van een verhaal te houden dat je in elke kerk kunt horen!  Misschien was deze geloofszuster tevreden geweest als ik een preek had gehouden over Jezus’ hemelvaart. Want dat onderwerp sluit wel naadloos aan bij het thema waarover zij zo graag iets wilde horen.

In het bijbelboek Hebreeën wordt op diverse plaatsen verwezen naar het moment dat Jezus de aarde verliet en opsteeg naar de hemel en vervolgens zijn rol als de grote hemelse hogepriester opnam. Een van belangrijkste thema’s van dit bijbelboek is het (inderdaad: hemelsbrede) verschil tussen aardse hogepriesters en de volmaakte hemelse Hogepriester die het recht heeft verworven om als onze Middelaar op te treden en ons eeuwig heil kan verzekeren.

Voor de meeste (?) adventisten bestaat dit hemelse ‘werk’ van Christus uit twee fasen. In de laatste fase, vanaf 1844), is Christus ‘actief’ in het hemelse heilige der heiligen, en is hij daar de spil in het zgn. ‘onderzoekend oordeel’. Dat is allemaal tamelijk ingewikkeld.  Het is gebaseerd op de gedachte dat het hemels heiligdom een exacte parallel moet zijn van het aardse, omdat Mozes de opdracht kreeg een heiligdom (met twee afdelingen) te bouwen dat een schaduw moest zijn van het hemels origineel dat God hem liet zien.

Er is veel strijd gevoerd over de vraag of het werk van Jezus in het hemels heiligdom nu één enkele fase heeft of uit twee fases bestaat. (Opmerkelijk is dat er in de Hebreeën op geen enkele manier gewag wordt gemaakt van twee verschillende fasen!) Desmond Ford was de bekendste voorstander van de eerste optie (één fase). De strijd daarover kostte hem zijn baan en liet overal in de kerk een spoor van ellende achter. Vandaag de dag denken veel adventistische theologen en predikanten er (al dan niet heimelijk) ongeveer zo over als Ford. Dat geldt ook voor mij, maar ik zou graag willen dat we er niet langer strijd over zouden voeren, maar gewoon zouden accepteren dat er verschil van inzicht bestaat. Over de kern van de zaak zijn we het immers wel eens. Christus stierf op aarde voor alle mensen. Hij stond op uit de dood. Velen ontmoetten hem tijdens de veertig dagen die volgden en konden bevestigen dat de Heer ‘waarlijk was opgestaan.’ Toen verliet Jezus de aarde en kon hij zich met recht de volmaakte Middelaar / Hogepriester noemen, die ervoor zorgt dat allen die zijn offer willen aannemen daarvan de eeuwige vruchten zullen plukken. Ik snap niet hoe dat allemaal in elkaar steekt. Het gaat om een hemelse realiteit die onze beperkte menselijke inzichten verre te boven gaat. Maar de essentie van die hemelse realiteit wordt ons ‘geopenbaard’ in taal en beelden die wij enigszins kunnen snappen—in elk geval voldoende om te weten dat het tussen God en ons weer in orde is. En meer hoef ik niet te weten.