Monthly Archives: Oktober 2012

Geschiedenis

 

Tussen de bedrijven door heb ik in de afgelopen tien dagen het laatste boek van de vorig jaar overleden historicus A.Th. van Deurssen gelezen: In Katwijk is Alles Anders.  Ik kocht het boek niet omdat ik een bijzondere band heb met Katwijk. Maar eerdere boeken van deze man fascineerden mij, vooral zijn boek Een Dorp in de Polder (1994).

In Een Dorp in de Polder schrijft van Deurssen over het dagelijks leven van gewone mensen in het 17e eeuwse Graft, een klein plaatsje niet ver van Alkmaar. Ik woonde in mijn jeugd er ongeveer 10 kilometer vandaan.  Ik had destijds geen idee van de roemrijke geschiedenis van dit plaatsje, dat in de zeventiende eeuw een flink aandeel had in de vaderlandse walvisvaart.

Het toeval wil dat heel veel bronnen uit die periode in Graft bewaard zijn gebleven, zodat van Deurssen voldoende materiaal had om ons een goed idee te geven van hoe het dagelijks leven in Graft er destijds moet hebben uitgezien. Het bijzondere is eigenlijk dat je, als je het boek hebt gelezen, niet alleen veel weet van de lotgevallen van een aantal families in het Graft van de Gouden Eeuw, maar dat je vooral ook een veel beter algemeen beeld hebt gekregen van die periode van de vaderlandse geschiedenis dan je vaak krijgt in de klassieke geschiedenisboeken.

Van Deurssen gebruikt een manier van geschiedschrijving die mij heel erg aanspreekt en daarom liet ik mij ook verleiden het boek over Katwijk aan te schaffen, want daarin doet hij iets soortgelijks als in zijn boek over Graft.  Hij laat zien hoe Katwijk zich in de laatste 60-70 jaar heeft ontwikkeld. Maar zonder dit met veel woorden te benadrukken gebruikt van Deurssen de veranderingen in Katwijk in feite als een model van wat zich in de gehele Nederlandse Bible Belt voltrok, en eigenlijk ook van de voortschrijdende secularisering in ons van oorsprong Calvinistische Nederland.

Er zijn meer historici die het op deze wijze aanpakken. Een beroemd voorbeeld is de studie van Emmanuel le Roy Ladurie, die enkele tientallen jaren geleden in zijn boek Montaillou een gedetailleerde beschrijving gaf van wat de Inquisitie aanrichtte in een veertiende-eeuws dorpje in de Pyreneeën. De inwoners van het dorp werden ervan verdacht dat zij aanhangers waren van de door de Kerk gehate beweging van de Katharen (ook wel bekend als Albigenzen).  Hoewel het boek in zekere zin een stukje geschiedenis presenteert op de vierkante millimeter, heb je toch na lezing ervan een heel goed over-all beeld gekregen van de Katharen—wat ze dachten, wat hen motiveerde en hoe ze behandeld werden. [Helaas ben ik het boek kwijtgeraakt. Ik heb het ooit uitgeleend aan de Nederlandse ambassadeur in Yaounde, Kameroen, maar heb het nooit teruggekregen!)

Geschiedenisboeken beperken zich vaak tot een beschrijving van de rol van de belangrijkste leiders en van hun grote daden (of het gebrek daaraan). Maar het leven van de gewone mensen blijft gewoonlijk sterk onderbelicht en daardoor krijg je maar een heel eenzijdig en beperkt beeld van hoe het in feite was. Dat geldt ook voor de kerkgeschiedenis. Als we ons, bijvoorbeeld, bezighouden met de geschiedenis van de kerkhervorming van de zestiende eeuw, gaat het meestal vooral over Luther en Calvijn en hun directe medewerkers, maar horen we weinig over hoe de gewone mensen het allemaal ervoeren en hoe de dorpspastoor van katholiek geestelijk tot ‘gereformeerde’ dominee evolueerde.

Wie over de geschiedenis van het adventisme schrijft, legt meestal ook de nadruk op de belangrijke leiders—de ‘pioniers’ van het eerste uur en de voorzitters van de Generale Conferentie die na hen kwamen—en de belangrijkste bijeenkomsten (zoals de conferenties van 1888 en 1901). Maar dat geeft slechts een heel eenzijdige blik op de geschiedenis.

De geschiedenis van de Adventkerk in Nederland wordt ook niet samengevat in de fotogalerij van unievoorzitters die op de benedenetage van het landelijk kantoor te vinden is (hoewel het me deugd doet dat mijn foto er tussen hangt). Je zou, als je de geschiedenis van de Adventkerk in Nederland zou willen beschrijven, misschien een plaatselijke gemeente moeten nemen en moeten nagaan wat er in zo’n gemeente allemaal is gebeurd en welke processen er hebben gespeeld. Hoe functioneerde die gemeente in de jaren 1950? Hoe zag de eredienst er daar vijftig geleden uit? En dertig jaar geleden? En nu? Hoe evangeliseerde men door de jaren heen vanuit die gemeente? Wat laten de notulen van de vergaderingen van het gemeentebestuur (nu meestal als ‘kerkenraad’ aangeduid) zien ten aanzien van disciplinaire maatregelen? Enz., enz. Dat zou een pakkend beeld kunnen geven van de eigenlijke geschiedenis van het adventisme in Nederland. Laten we hopen dat er iemand is die zo’n soort boek nog eens schrijft.

 

Ayn Rand

 

[Dinsdagavond, 23 oktober) Bijna vijfentwintig jaar geleden bracht mijn zoon een stapeltje boeken mee uit de Verenigde Staten waar hij toen studeerde. Hij kwam thuis zijn vakantie doorbrengen. Mijn vrouw en ik woonden destijds in West-Afrika en een aanvulling van onze leesvoorraad was in die tijd nog meer welkom dan tegenwoordig. Een van de boeken die hij me gaf was een dikke paperback, van een mij toen nog onbekende schrijfster. Het was Atlas Shrugged van Ayn Rand (1905-1982).

Ik had nooit eerder van Ayn Rand gehoord en begon snel aan het bijna 1.500 bladzijden tellende boek. Meestal lees ik de boeken waarin ik eenmaal begonnen ben helemaal uit, ook al valt de inhoud wat tegen. Maar dit keer kwam ik niet verder dan ongeveer de helft. Toen had ik er schoon genoeg van. Het was redelijk spannend, maar de boodschap stond me heel erg tegen. Als ik het me goed herinner heb ik het afschuwelijke boek een paar jaar geleden opgeruimd toen ik wat ruimte in mijn boekenkast probeerde te maken.

Toen ik vanmorgen in de Thalys naar Brussel het losse nummer van Dagblad Trouw, dat ik bij een kiosk op Schiphol had gekocht, zat te lezen, kwam ik een paginagroot artikel tegen met de titel: De tijd is rijp voor Ayn Rand. Het betrof een uitgebreide recensie van de Nederlandse vertaling van Atlas Shrugged, die deze week, zo’n dertig jaar na haar dood, door Uitgeverij Luitingh-Sijthoff is uitgebracht. Er was ooit door een privépersoon een krakkemikkige Nederlandse vertaling gemaakt en in eigen beheer uitgegeven, maar dit is de eerste serieuze uitgave van Ayn Rand’s belangrijkste boek. Voor 29,95 euro zal het vanaf morgen in de boekwinkel liggen.

Ayn Rand was een Russische Jodin die in 1926 als Alisa Zinov'yevna Rosenbaum naar de Verenigde Staten emigreerde, een nieuwe naam aannam en na verloop van tijd begon te schrijven. In haar boeken bejubelde zij haar nieuwe vaderland met zijn laissez-faire kapitalisme uitbundig.  Maar zij wees wel op ‘het gevaar’ dat dit principe, dat Amerika ‘groot’ had gemaakt, ondermijnd zou kunnen worden door socialistische denkbeelden. Zij ontwikkelde een filosofie (het zgn. Objectivisme) waarin het hoogste doel van de mens is dat hij voor zichzelf zorgt en zich niet door altruïstische gevoelens van de wijs laat brengen.  Het dollarteken staat centraal, greed is good. Altruïsme is moreel verwerpelijk, en je welvaart delen met anderen is volstrekt irrationeel. Atlas Shrugged vertolkt deze abjecte filosofie in de vorm van een knap geschreven roman.

Het boek is, enkele decennia nadat het geschreven werd, tegenwoordig ongekend populair bij veel Amerikanen, vooral bij het deel van de Republikeinen dat zich aangetrokken voelt tot de zgn. Tea Party. Dat is opmerkelijk, want velen van hen zijn conservatieve Protestanten, terwijl Ayn Rand een doorgewinterde atheïste was. Ook de invloedrijke Allen Greenspan is zeer van haar ideeën (die ook wel zijn omschreven als de ‘utopie van de begeerte’) gecharmeerd. En, o ja, ook Paul Ryan, de running mate van Romney, vindt haar geweldig. Steeds meer kom je haar naam echter ook elders in de wereld tegen.  En nu schijnen ook in Nederland, volgens de mensen van Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, de geesten rijp te zijn voor haar ideeën. Voor de kleine ‘Libertarische’ splinterpartij is het boek van Ayn Rand zoiets als een geïnspireerde heilige schrift. Maar ook Mark Rutte prees haar, volgens het artikel in Trouw, vorig jaar als een ‘grote geest van het liberalisme’.

Ondanks mijn afkeer van het boek is er toch is er iets dat ik erin bewonder.  Door haar ideeën in de vorm van een roman te gieten, wist zij een veel groter publiek te bereiken dan het geval zou zijn geweest als zij een droge wetenschappelijke studie had geschreven. Andere auteurs hebben dat ook met succes gedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan De Wereld van Sofie, van de Noorse schrijver Jostein Gaarder, die een inleiding tot de filosofie in de vorm van een verhaal publiceerde, en aan De Reis van Theo, een geschiedenis van de theologie in romanvorm, van de hand van  de Franse schrijfster Catherine Clément. Of om een ander voorbeeld te noemen: The Shack, door ene W. Paul Young (in Nederland verschenen bij Uitgeverij Kok onder de titel De Uitnodiging), waarin het thema van de Drie-eenheid in een roman wordt behandeld. Daarmee werden miljoenen mensen wereldwijd aan het denken gezet.[1]

Zou het niet geweldig zijn als er meer christenen (inclusief adventistische christenen) zouden zijn die de christelijke waarden en idealen zouden kunnen vertalen in een literaire vorm, op een wijze die een wereldwijd publiek zou aanspreken (en misschien zelfs wel door Mark Rutte zou worden gelezen)?



[1]  Zie mijn blog van 22 februari 2011.

Preek

 

[Dinsdagmorgen, 16 oktober] Zaterdagmiddag rond vijf uur bedacht ik dat het ongeveer de tijd moest zijn dat de voorzitter van het toporgaan van de adventistische wereldkerk, de zgn. Generale Conferentie, een belangrijke preek zou houden. Het is traditie geworden dat de leider van de kerk (dat is het soort terminologie dat steeds vaker wordt gebruikt!), op de zaterdagmorgen van de jaarvergadering van het bestuur van de kerk, in de kerkdienst voorgaat.  Mijn vermoeden dat de dienst live via het kerkelijke televisiekanaal Hope Channel zou worden uitgezonden, bleek te kloppen. Dank zij de live stream op internet kon ik de dienst volgen, alsof ik in een van de comfortabele fauteuils in het auditorium van het hoofdkantoor in Silver Spring zat.

Ik probeerde uiteraard vertrouwde gezichten te herkennen als de camera beelden van de aanwezigen liet zien. En inderdaad zag ik heel wat bekende gezichten maar tevergeefs speurde ik naar de voorzitter van de Nederlandse Adventkerk, die als een van de afgevaardigden het vijf dagen durende congres bijwoont. Zijn vrouw, die ik zondagmiddag zag, verzekerde mij echter dat haar man er wel degelijk was!

Nadat Ted Wilson ruim twee jaar geleden tot voorzitter van de kerk werd gekozen worden de preken die hij bij belangrijke gelegenheden, zoals bijvoorbeeld een Annual Council,  houdt, door heel velen overal ter wereld nauwlettend gevolgd. Want meer dan ooit in het verleden zijn deze preken een uiteenzetting geworden van het programma dat de voorzitter nastreeft en bieden zij een overzicht van de beleidsinitiatieven die hij sinds zijn aantreden heeft geïntroduceerd.  Toen Wilson zijn, inmiddels veelbesproken en via dvd’s wijd verspreide, preek hield in Atlanta, werd duidelijk waarop hij de nadruk wilde gaan leggen tijdens zijn ambtsperiode. Er werd destijds verdeeld op gereageerd, door velen met grote voldoening, omdat het volgens hen met de kerk nu eindelijk de goede kant op zou gaan, en door vele anderen met teleurstelling, omdat er een koerswijziging werd aangekondigd die volgens hen de klok een halve eeuw terugzette.

Sindsdien heeft Wilson in een aantal andere belangrijke toespraken zijn programma—aangevuld  met initiatieven die op zijn voorstel door de kerk zijn aanvaard en in gang zijn gezet—steeds weer herhaald. Tot de belangrijkste projecten behoren onder meer de activiteiten in het kader van Revival and Reformation, een massale verspreiding van het boek ‘De Grote Strijd,’ evangelisatie in de grote wereldsteden, terugkeer naar de traditionele visie op de profetieën van Daniel en Openbaring en een hernieuwde focus op de boeken van Ellen White. Nu wordt daar een ander traditioneel thema aan toegevoegd: integratie van het gezondheidsthema in andere kerkgroei-activiteiten.

Ook de preek van afgelopen zaterdagmiddag (Nederlandse tijd) paste in hetzelfde stramien. Wilson ging uit van een bekend bijbelgedeelte, Mattheus 14. Maar hij verwees vele malen vaker naar allerlei citaten van Ellen White dan naar de Bijbel.  Alle boven genoemde beleidsinitiatieven passeerden de revue. Maar hij benadrukte vooral ook het belang van eenheid, met overduidelijke toespelingen op de recente ontwikkelingen ten aanzien van de inzegening van vrouwelijke predikanten en de eigen weg die door een aantal kerkelijke organisaties is ingeslagen. Daarmee werd het eigenlijk in zekere opzichten een politieke toespraak.

Ik informeerde zondag naar de mening van iemand die de dienst in Silver Spring had bijgewoond. ‘Het had erger kunnen zijn,’ vond hij.  Dat was precies ook wat ik concludeerde, nadat ik aandachtig naar de gehele preek had geluisterd. Is dat een blijk van gebrek aan vertrouwen in de leiding van de kerk? Heb ik teveel afstand genomen van een aantal adventistische traditionele denkbeelden en methoden? Ben ik teveel beïnvloed door een postmoderne manier van denken? Hoe dan ook, mijn gevoelens van teleurstelling worden door velen gedeeld en de huidige leiding van de kerk zou een dialoog daarover dienen te verwelkomen als men inderdaad eenheid hoog op de agenda heeft staan.

Maar er is ook een ander aspect dat zorg baart, namelijk dat van communicatie.  Deze preek is er opnieuw een sprekend voorbeeld van hoe communicatie stuk kan lopen als we niet meer de taal gebruiken van onze eigen tijd. De preek zat zo barstensvol adventistisch jargon, dat de toevallige, niet adventistische bezoeker van Hope Channel er niet veel van zal hebben begrepen. En ik vermoed dat veel (vooral jongere) kerkleden er ook niet mee uit de voeten kunnen. ‘Waar gaat dit eigenlijk over?’ zal hun reactie zijn.

Ik zag een videoreportage van de uitleg die Gary Krause, een van de kerkgroei-vakmensen van het hoofdkantoor, gaf van de nieuwe nadruk op het integreren van de boodschap voor de geest en de zorg voor het lichaam. Hij bedoelde precies hetzelfde als Wilson, die het had over gezondheidshervorming en gezondheidsevangelisatie als de ‘rechter arm’ van de drie-engelen boodschap. Ze bedoelden hetzelfde, maar ze communiceerden met een geheel verschillende publiek.  Jammer  genoeg schijnt Wilson dat niet te beseffen.

Intussen zal ik de komende dagen alle beschikbare kanalen gebruiken om het Annual Council vanuit Zeewolde en België op de voet te volgen. Er staan belangrijke dingen op het spel. Ik blijf erop vertrouwen dat de Heer van de kerk steeds weer bijstuurt als menselijke navigatie ons soms op wat vreemde plaatsen brengt.

 

Amerika

 

In een recensie van zijn nieuwste boek (Reizen zonder John) wordt Geert Mak getypeerd als het soort geschiedenisleraar van wie je graag op de middelbare school les zou hebben gekregen. En, inderdaad, dat gevoel bekruipt mij ook, nu ik ongeveer halverwege de beschrijving van zijn reis door Amerika ben gekomen.  Het is vijftig jaar geleden dat John Steinbeck op 75-jarige leeftijd besloot om met een oude omgebouwde truck een paar maanden lang door de Verenigde Staten te trekken en daarover een reisverhaal te schrijven. Geert Mak is een van de journalisten/schrijvers (er zijn meer mensen op hetzelfde idee gekomen) die besloten om deze reis opnieuw te maken en daarover te schrijven.

Het vakmanschap van Geert Mak staat er borg voor dat het boek gemakkelijk leest, terwijl het je een schat aan informatie biedt. Maar het is geen onbevooroordeeld reisverhaal geworden. Maks visie op de Verenigde Staten komt heel sterk overeen met de mening die ik me over dit land heb gevormd. Je zou het zo kunnen samenvatten: Het is een fantastisch land voor een flinke vakantie, maar het is geen plezierig land om er lange tijd in te wonen.

Ik herken heel veel in de beschrijving van Mak in wat ik zelf heb waargenomen. Van 1965-1966 woonde ik, pasgetrouwd, met mijn vrouw in Michigan, waar ik aan Andrews University studeerde.  Later, in de jaren negentig van de vorige eeuw, zouden we er opnieuw enkele jaren wonen in de periode dat ik aan deze zelfde universiteit werkte. Heel wat dienstreizen en een aantal vakanties in ongeveer vijfentwintig staten van de VS hebben me een breder beeld van het land gegeven. Als voorbereiding op mijn boek Geloven in Amerika[1]  heb ik een massa boeken gelezen over de geschiedenis van de VS en over allerlei aspecten van het Amerikaanse geestelijk leven.

Ik denk dat ik misschien enigszins met Geert Mak kan wedijveren wat kennis van de VS betreft. Maar mijn belangstelling werd niet gevoed door de reis van Steinbeck, maar door het feit dat ik bij een kerkgemeenschap behoor die zijn wortels in Amerika heeft. Door een uitgebreide studie van de Amerikaanse geschiedenis te maken, en door uit de eerste hand kennis te hebben gemaakt met de Amerikaanse cultuur, is het mij, denk ik, redelijk gelukt om allerlei aspecten van het adventisme beter te begrijpen en de verschillen tussen het Amerikaanse adventisme en het Europese adventisme enigszins in kaart te brengen.[2]

Mogelijk is een van de specifiek Amerikaanse trekjes die ik steeds weer in mijn kerk ontdek, de hang naar het pragmatisme. Natuurlijk wordt er theologie bedreven, maar het gaat toch vooral om de opdracht van de kerk die op efficiënte manier moet worden uitgevoerd. de kerk is verslaafd aan statistieken en plannen met deadlines en projecties. Dingen moeten vooral nuttig zijn. Er is een sterke nadruk op constante activiteit.

Een verschijnsel dat beslist Amerikaans is, is dat van de ‘independent ministries’, die men ook wel aanduidt als para-church organisaties. Niemand weet hoeveel onafhankelijke organisaties er binnen de Adventkerk wereldwijd zijn, maar naar schatting zijn het er zeker meer dan duizend. Als men in Amerika een uitdaging ziet die om actie vraagt, dan begint menig Amerikaanse kerklid meteen plannen te maken. De vraag is dan niet: zou dit een taak van de kerk kunnen zijn en hoe zou dit passen binnen bijv. het diaconaat van de kerk, of binnen de gevestigde kanalen voor de zending? Nee, de vragen die dan rijzen zijn veeleer: Hoeveel geld heb je ervoor nodig? En hoeveel menskracht vergt het? En zodra je dat weet begin je een onafhankelijke toko om de kerk te helpen bij de uitvoering van een specifiek project. Soms willen deze clubs nauw met de kerk samen werken, en soms is dat niet of veel minder het geval.  In Europa wekt die aanpak bij velen aanzienlijke weerstand op. Het past echter prima in de Amerikaanse kerkelijke cultuur.

Het is slechts een enkel voorbeeld. Ik ga nu met plezier verder lezen in het boek over de reis die Mak maakt zonder John Steinbeck (vandaar de titel).  Ik heb zojuist Maks verhaal over zijn bezoek aan Detroit, Kalamazoo en Chicago gelezen. Ik zie heel scherp voor me wat hij beschrijft. Het is buitengewoon boeiend. Maar ik zou de polder rond Zeewolde niet graag willen verruilen voor Michigan, Indiana of Illinois! [En ik geef ook duidelijk de voorkeur aan de Europese versie van het adventisme, boven de Amerikaanse.]



[1]  Reinder Bruinsma, Geloven in Amerika: Kerken, Geschiedenis en Geloof van Christenen in de Verenigde Staten (Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 1998).

[2]  Reinder Bruinsma, ‘Culture and Adventism: Europe and the United States as a Case Study’,  Spectrum, winter 2005.

Heen en weer

 

[Woensdagmorgen, ca. 7 uur] Ik was gisteren eigenlijk van plan geweest om met de snelle trein naar Brussel te gaan en om dan vandaag weer de retour-reis te maken.  Maar uitgerekend wanneer ik graag de auto even wil laten staan, gaan de Belgische spoorwegen in staking. Als ik naar buiten kijk vanuit kamer 226 in het Ibis-hotel, waar ik zojuist mijn nachtrust heb beëindigd, zie ik een van de ingangen van het Brusselse Zuidstation. Het is er onwaarschijnlijk stil. Maar, er zijn mensen die waarschijnlijk ernstiger ontriefd zijn dan ik.  Ik ga aanstonds rustig ontbijten en stap dan in de Citroen Berlingo (met Belgisch kenteken) om weer het traject Brussel-Antwerpen-Breda-Utrecht-Zeewolde te rijden—223 kilometer—langs een route die weinig inspiratie biedt en waarvan ik nu zo ongeveer elke lantaarnpaal wel ken. Vanaf het ogenblik dat ik de reis aanvang in Zeewolde kijk ik uit naar de koffiestop, ca. 10 kilometer voorbij de grens. Op de terugweg is het wegrestaurant bij de grens de vaste pleisterplaats.

Het heen en weer rijden is een niet zo plezierig aspect van mijn Belgische taak. Ik ben in de afgelopen 12 maanden nu zo ongeveer tachtig keer heen en terug vanuit Zeewolde naar Brussel gereden.  Deze week brengt het gemiddelde aantal ritten per week nog wat omhoog. Vorige week donderdag vertrok ik naar Verviers (iets onder Maastricht) om daar een gepensioneerde (maar actieve) predikant te bezoeken. Vandaar ging het verder via Luxemburg, naar het Duitse Konz, aan de rivier de Saar, waar de predikant woont die niet alleen voor de gemeente in het Duitse Trier zorgt, maar ook de beide gemeenten in Luxemburg onder zijn hoede heeft. De zaterdag bracht ik in Namen door, waar in de Adventkerk een speciale ‘groene’ dienst werd gehouden, met een aansluitend, eveneens ‘groen’ middagprogramma, om vervolgens op zondag zelf een presentatie te houden in het Vlaamstalige Hasselt. Daar kwamen kerkleden en vrienden van de kerk samen in een zaal van de plaatselijke Holiday Inn. Ongeveer twee keer per jaar wordt er een spreker uitgenodigd om een religieus of maatschappelijk onderwerp te behandelen. Mijn thema was het postmodernisme. (Als eenmaal bekend is dat je daarover wel eens spreekbeurten houdt, blijft je dat achtervolgen. Maar, het was een alleszins prettige ervaring.)

Zondagavond was ik rond negen uur weer thuis. Maar gisteren (dinsdagmorgen) was ik alweer op pad. Ik probeerde de files voor te blijven door om zes uur te vertrekken.  Dat lukte tot bij Antwerpen, maar het was uiteindelijk toch een uur of tien voordat ik de Ernest Allardstraat in Brussel indraaide. Voor de zoveelste keer nam ik me, toen ik het tnaambordje weer zag, voor om nu eens uit te zoeken wie die meneer Ernest Allard eigenlijk was. [Ik heb nu even Google geraadpleegd.  Dit is wat Wikipedia meldt: Ernest Allard (1849 - 1898) was een Belgisch architect. Hij richtte een architectentijdschrift op. Als architect streefde hij naar vernieuwing en vermengde hij oude en nieuwe elementen. Hij was tevens een bekende Belgische vrijmetselaar. Zo, dat weet ik nu voor eens en altijd.] Omdat er een vergadering was die tot ca. 20.00 duurde, bleef ik de nacht in Brussel, want na een pittige dag heb ik ’s avonds niet meer zoveel trek in een ritje van 223 kilometer.

Aanstonds gaat het dus weer huiswaarts.  Vandaag en morgen zijn er een aantal dingen die ik thuis wil doen. Op vrijdag rijd ik in de loop van de ochtend naar Brugge voor een paar bezoeken. Daar blijf ik dan ’s nacht (het wordt waarschijnlijk weer een Ibis-hotel–redelijk comfortabel en redelijk geprijsd) om op zaterdag de nieuwe Roemeense predikant te introduceren in de Roemeense Adventkerk in Brussel (’s middags) en in de Roemeense Adventkerk in Braine l’Alleud, iets ten zuiden van Brussel (’s morgens).

Maar het is niet elke week zo hectisch. En het blijft niet zo want het is de bedoeling dat in de loop van het vroege voorjaar van 2013 mijn werkzaamheden in het Zuiden gaan stoppen. Er worden inmiddels stevige pogingen ondernomen om een definitieve voorzitter voor de Adventkerk in België en Luxemburg te vinden.

Helaas kom ik momenteel aan een flink aantal ‘gewone’ dingen niet toe. Ook mijn stapel boeken, thuis naast de bank, die nog ongelezen zijn, vermindert niet erg snel. Het heeft me dan ook bijna twee weken gekost om de nieuwe biografie van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, de socialistische (zeg maar: tamelijk anarchistische) voorman aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw, te lezen. Het is een boek dat wat overdadig veel details van personen en gebeurtenissen bevat, maar dat ik toch met grote interesse heb gelezen. Wat mij nog weer eens extra opviel was het haast religieuze karakter van deze bewegingen die streden voor betere omstandigheden voor de arbeiders en voor de mensen in de marge van de samenleving. En dan is er die boeiende fanatieke onderlinge richtingenstrijd: Moest je langs parlementaire weg of via de revolutie veranderingen afdwingen?  Het nieuwe boek van Geert Mak, over de Verenigde Staten van Amerika, ligt nu op me te wachten. Hopelijk kan ik er dit weekend aan gaan beginnen.

Al met al—dat heeft de lezer wel begrepen—is mijn bestaan behoorlijk gevuld. Maar het is een voorrecht om tot heel wat activiteiten in staat te zijn. De brief van de huisarts die me vertelt dat ik als ‘oudere’ recht heb op een gratis griepprik, herinnerde me er fijntjes aan dat ik inmiddels tot het bejaarde deel van de Nederlandse natie behoor!