Monthly Archives: Januari 2016

Tussen twijfel en geloof

 

[Melbourne, 29 januari, 2016] Ik wantrouw mensen die zeggen dat ze nooit twijfelen. En dan bedoel ik niet twijfel over wat ze vandaag zullen aantrekken of over wat er vandaag op het menu zal staan. Ik heb het dan over geloofstwijfel.

Geloof biedt nooit absolute zekerheid. Het is hopen, verwachten, vertrouwen—een verbazingwekkend en toch reëel soort zekerheid, maar zonder harde wetenschappelijke bewijzen. Het is dan ook niet zo vreemd dat veel mensen het moeilijk vinden om te geloven, of hun geloof zelfs kwijtraken.

Ryan Bell, een voormalig predikant van de Adventkerk in Hollywood (VS), besloot om met een experiment te beginnen. Hij wilde een jaar lang leven als atheïst. Hij wist niet waartoe het zou leiden en hoe hem dat zou veranderen. Ongetwijfeld was het niet iets dat de ene dag bij hem opkwam en waaraan hij de dag daarna begon. Ik ken zijn persoonlijke geschiedenis alleen van een paar fragmentarische opmerkingen van mensen die hem goed kennen en vermoed dat er een ingewikkeld proces aan is voorafgegaan. Inmiddels is het meer dan twee jaar geleden dat hij aan dit avontuur begon. Hij schrijft erover en houdt er voordrachten over en er zijn kennelijk heel wat mensen die willen weten hoe het hem vergaat. Inmiddels is wel duidelijk dat hij niet na een jaar met zijn experiment is opgehouden. Voor zover ik zijn weg heb kunnen volgen is heeft hij inmiddels zijn christelijk geloof (voorgoed?) afgezworen.

Af en toe kom ik de naam van Ryan Bell tegen. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen ik deze week het boekje Why I Try to Believe las. Ik kocht het eerder deze week in de adventistische boekhandel die te vinden is in het kantoor van de Victoria-conferentie van de Adventkerk in Melbourne. (Overigens genoot ik veel meer van mijn bezoek aan een andere boekhandel, een filiaal van Kooron, de keten van eerste klas theologische boekhandels in Australië!) Het boekje is geschreven door Nathan Brown, de redacteur en directeur van het adventistische uitgevershuis in Australië. Ik heb Nathan in het verleden een keer ontmoet en hoop hem opnieuw te zien voordat ik Australië over twee weken weer verlaat.

Het voorwoord in Nathan Brown’s boek is geschreven door Ryan Bell. Nathan en Ryan zijn al jarenlang bevriend. Nathan geeft aan dat ook hij veel twijfel kent, maar dat hij een andere route heeft gekozen dan zijn vriend Bell. Hij wil zijn geloof niet loslaten, maar wil ondanks alle twijfel die hij vaak voelt blijven geloven en hij hoopt dat hij met zijn open en eerlijke relaas ook anderen kan helpen het geloof een nieuwe kans in hun leven te geven. Ik heb het boek met veel interesse en bewondering gelezen en zal het aan diverse vrienden van me warm aanbevelen.

Het lezen van dit boekje sterkte mij in het plan dat in de afgelopen vier of vijf weken geleidelijk aan vastere vormen in mijn hoofd begon aan te nemen, namelijk om een boek te gaan schrijven dat zich speciaal richt op mensen die aan de rand van de kerk staan—er vlak vóór of er net overheen. Ik ben vooral de laatste tijd heel veel mensen tegengekomen die me vertelden over hun twijfel en onzekerheid—over hun problemen met hun geloof in God of met de kerk. Nogal wat adventisten vertelden mij hoeveel moeite ze hebben met bepaalde ontwikkelingen in hun kerk—in Nederland maar vooral ook in het adventisme als geheel. Ik zit dikwijls met veel van diezelfde vragen en vraag me soms ook af of ik het in mijn kerk kan blijven volhouden. Tot dusverre kom ik steeds (net als Nathan Brown) tot de conclusie dat het de moeite waard is om te blijven vasthouden aan mijn geloof in God en dat ik nog steeds goede redenen heb om de Adventkerk als geestelijke basis te hebben. Het is niet altijd gemakkelijk, maar ik denk dat ik misschien mensen kan helpen om ook op de weg van het geloof te blijven.

Inmiddels heb ik voor mezelf de opzet van zo’n boek op papier gezet. Ik heb het aan een aantal mensen laten zien die me aansporen om aan dit project te gaan werken. Het lezen van Nathan Brown was een verdere aansporing.

Er zijn nog wel een paar hobbels. Ik moet nog besluiten of ik het in het Engels of in het Nederlands ga schrijven. Het vergt uiteraard het nodige denk- en leeswerk. Het schrijven is eigenlijk het gemakkelijkste deel. En dan is er nog een belangrijk punt: Is er in de Adventkerk een plek waar ik zo’n boek uitgegeven kan krijgen? Maar, zoals gezegd, het plan begint vastere vormen aan te nemen. Er zijn in 2016 ook andere projecten waaraan ik hoop te werken, maar wie weet wordt dit plan toch in de komende 12-18 maanden verwezenlijkt.

 

Merikay Silver/Lorna Tobler en Desmond Ford

Ik herinner het me als de dag van gisteren.  Het was in 1986 tijdens een van mijn eerste ‘dienstreizen’ naar de Verenigde Staten. Ik logeerde in een gastenverblijf van Columbia Union College in Washington DC.  De dag tevoren had ik een boek gekocht dat me behoorlijk in de war bracht. Het heette Betrayal (Verraad). De ondertitel (The Shattering Sex Discrimination Case of Silver vs. Pacific Press Publishing Association) gaf aan dat het een beschrijving was van de achtergronden van een rechtszaak van een van de adventistische uitgeverijen in de VS tegen enkele vrouwelijke employés.

Het boek gaf een schokkend beeld van de arbeidsverhoudingen binnen dit kerkelijk bedrijf en van de absoluut en totaal onchristelijke manier waarop twee vrouwelijke employés (Merikay Silver en Lorna Tobler) werden behandeld. De manier waarop de leiding van deze kerkelijke instelling met deze kwestie omging, en waarop de Generale Conferentie (inclusief de president) reageerde, was zo ver beneden alle peil dat het me een aantal dagen kostte om mijn geestelijk evenwicht weer te hervinden. Hoe kon zoiets gebeuren in mijn kerk?!

Misschien ben ik wat meer gehard geraakt ten opzichte van dit soort gebeurtenissen, want het lezen van de biografie van Desmond Ford heeft nu niet eenzelfde soort impact. Maar toch raakt dit boek me ook dieper dan ik had vermoed. Ik wist van het bestaan van het boek en had het al een tijdje op mijn lijstje staan om te kopen en te lezen. Nu ik in Australië logeer kon ik het lenen van mijn gastheer en tussen onze toeristische activiteiten door heb ik het deze week gelezen. Het boek heet: Desmond Ford—Reformist Theologian, Gospel Revivalist en is geschreven door Milton Hook.  De schrijver maakt er geen geheim van dat hij een bewonderaar is van Ford, maar hoewel het boek wellicht geschreven is met een positief vooroordeel, is het zeer lezenswaard en biedt het een helder en gedetailleerd beeld van de problemen waarin Desmond Ford verzeild raakte.

Desmond Ford, een adventistisch predikant in Australië, ontwikkelde zich tot een van de prominente theologen van de Adventkerk. Hij was gedurende een reeks van jaren als docent verbonden aan Avondale College, zo’n 100 kilometer buiten Sidney. Daarnaast was hij een populaire schrijver en spreker in en buiten Australië. Vanaf het begin van zijn loopbaan kwam hij met leiders en kerkleden in aanvaring vanwege een aantal theologische inzichten die afweken van de traditionele adventistische leer.  Het ging vooral om zijn visie op rechtvaardiging door het geloof en de natuur van Christus en om zijn verzet tegen elke vorm van perfectionisme. Daarnaast was lang niet iedereen gelukkig met zijn benadering van de profetieën van Daniël en de manier waarop hij de traditionele visie op het hemels heiligdom in twijfel trok.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik nooit zo erg opgewonden kon (en kan) raken over allerlei theologische controverses en dat ik me vaak nogal verbaas en erger over de felheid waarmee sommigen de Waarheid verdedigen. In de loop der jaren heb ik de indruk gekregen dat het adventisme in Australië bijzonder vatbaar is geweest voor intense theologische strijd. Misschien moet de commotie rond Ford vooral worden verklaard tegen deze achtergrond, terwijl de gelijktijdige toestanden rond Robert Brindsmead de sfeer verder vertroebelden. Misschien namen Desmond Ford en zijn tweede vrouw Gill ook vaak een veel te strijdlustige houding aan. Maar dat alles is geen excuus voor de ronduit kwaadaardige manier waarop Ford werd bestreden en voor alle politiek gemanoeuvreer dat hem uiteindelijk zijn baan en zijn geloofsbrieven als predikant kostten. De Ford-kwestie is een tragedie in de adventistische geschiedenis met een spoor van diep gekwetste slachtoffers die hun baan en dikwijls ook hun kerkelijk thuis en zelfs hun geloof verloren.

Het lezen van dit boek stemde me bepaald niet vrolijk. Fords theologische standpunten deel ik voor een groot deel en met mij zijn er talloos veel anderen die tot soortgelijke standpunten zijn gekomen (maar daar veiligheidshalve in de meeste gevallen niet al te veel ruchtbaarheid aan  geven). Het lezen van dit boek raakte me echter niet zo diep als destijds het verhaal van de twee werknemers van de Pacific Press. Ik besef nu waarschijnlijk meer dan toen dat de kerk maar al te vaak mensenwerk is, waarin menselijke normen en waarden (of het gebrek daaraan) de boventoon voeren. Toch is het belangrijk daar nooit te veel aan  te wennen, want de kerk moet immers laten zien dat de waarden van het evangelie uiteindelijk de richting bepalen.

Desmond Ford is nu hoogbejaard, maar nog steeds actief. Hij heeft nog steeds sterke banden met de kerk die hem de rug toe keerde en is ook nu nog een schrijver en spreker die veel adventisten inspireert met zijn evangelische boodschap van Gods genade. Het zou de kerk sieren als een weg kon worden gevonden om hem te rehabiliteren voordat zijn leven eindigt. Er zijn helaas nog geen tekenen die daarop wijzen, maar Ford weet ongetwijfeld dat hij ondanks alles door heel veel adventisten wordt gewaardeerd of zelfs bewonderd.

 

Een tijd voor inspiratie

 

Aan het begin van deze week waren mijn vrouw Aafje en ik druk bezig met het pakken van onze koffers in Zeewolde.  Nu, aan het einde van de week, zitten we—na een stop-over van ongeveer 36 uur in Dubai en na een extreem lange vlucht–in alle rust op een comfortabele bank in een aantrekkelijk huis in een voorstad van Melbourne in Australië. Onze jetlag is nog niet volledig verdwenen, maar het ergste is voorbij.

De komende paar weken zijn we de gasten van Peter Roennfeldt en zijn vrouw Judy. Peter en ik waren collega’s toen we beiden een aantal jaren werkten in het kantoor van de Trans-Europese Divisie—het regionale kantoor van de Adventkerk voor een flink deel van Europa, en destijds ook voor het Midden-Oosten en zelfs Pakistan. Peter had een belangrijke post en zorgde o.a. voor de ondersteuning van de bijna 1000 predikanten in ons werkgebied. Daarnaast coördineerde hij het zgn. Global Mission programma—de zendingsinitiatieven die vooral gericht waren op bevolkingsgroepen en gebieden waar de kerk tot dusverre nog geen voet aan de grond had gekregen. En een andere deel van zijn tijd was gewijd aan kerkgroei-activiteiten.

Als ik naar de afgelopen twintig jaar kijk en probeer te bedenken welke mensen en welke activiteiten het belangrijkst waren in het Europese adventisme, dan komt de naam van Peter al heel snel bij mij naar boven. De Adventkerk in Europa kwam in veel landen na de jaren zestig en zeventig steeds meer in een fase waarin de groei van de kerk (zeker in de westerse landen) stagneerde en waarin veel leiders op landelijk en plaatselijk niveau niet meer wisten hoe zij de boodschap konden delen met een steeds meer geseculariseerd publiek. Dit bracht in veel landen in de kerk een sfeer van malaise en moedeloosheid. Peter heeft een heel belangrijke rol gespeeld in het doorbreken van een neerwaartse spiraal.

Het lukt ds. Peter Roennfeldt om in een reeks van landen predikanten en andere gemeenteleden te inspireren en toe te rusten, en zich te storten op het beginnen van ‘church plants’. In Nederland wist hij met name ds. Rudy Dingjan te inspireren, maar ook tal van anderen. Het werd de start van een proces dat leidde tot de vorming van zo’n 25 verschillende groepen waarvan inmiddels een flink aantal de status van gemeente hebben gekregen. Het succes was deels ook te danken aan de positieve—morele en financiële—steun van de Nederlandse Unie.

Ik heb door de jaren heen contact gehouden met Peter. Toen ik enkele jaren geleden in België en Luxemburg fungeerde als interim-voorzitter van de kerk, kwam hij driemaal voor een intensief programma naar België en zijn bezoeken werden ook daar door predikanten en gemeenteleden heel erg op prijs gesteld.

Peter is inmiddels met emeritaat, maar is nog steeds heel actief en brengt nog steeds inspiratie aan groepen predikanten in tal van landen, zowel binnen als buiten de Adventkerk.

Het is fijn dat we een paar weken samen hebben. We gaan ongetwijfeld heel wat zien, want Peter en Judy zijn heel ondernemend. Maar ik kijk ook uit naar de gesprekken die we zullen hebben. Want met Peter praten heeft mij altijd nieuwe ideeën gegeven en mij nieuwe energie gegeven voor dingen die ik in deze fase van mijn leven/werk nog hoop te doen.  De fysieke ervaring van relaxen in een totaal andere omgeving zal mij goed doen, maar de interactie met betrekking tot onze idealen en de dingen die ons bezighouden zal minstens zo waardevol zijn!

 

Adverteren

 

Na al eens met eerder met een omvangrijke actie met grote posters reclame te hebben gemaakt, kunnen we in de komende weken radiospotjes horen die mensen naar de Remonstrantse Kerk moeten trekken. Daarin vertelt een van de Remonstrantse dominees in ongeveer twintig minuten waar zijn preek de komende zondag over zal gaan.

Heeft een dergelijke propaganda praktisch nut? De Remonstranten denken van wel. In de afgelopen jaren ging hun ledenaantal langzaam, maar gestaag, achteruit. Vorig jaar kwamen er echter zo’n 300 leden bij. En dat is dus een opmerkelijke groei van zo’n 6 procent, want de Remonstrantse Kerk telt zo’n 5.000 leden.

Het bericht over de komende radiospotjes riep bij mij de vraag op of het misschien ook niet eens tijd wordt dat mijn kerk wat meer aan de weg gaat timmeren. De Remonstrantse Kerk is veel bekender dan de Adventkerk. Waar ligt dat aan? Ligt dat aan haar naam? Is onze wat ingewikkelde naam (Kerkgenootschap der Zevendedags Adventisten) misschien een barrière? Dat kan toch niet het geval zijn. Er zijn wel meer kerken met ‘vreemde’ namen. Wat dacht u van Hersteld Apostolisch, Jehovah’s Getuigen, Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Vrijgemaakt Gereformeerd?  En zo zijn er nog wel wat te noemen. En de naam ‘Remonstrants’ klinkt sommige  misschien wel als vrij deftig in de oren, maar een echt flitsende naam is het toch ook niet?

Het kan niet de omvang van de Remonstrantse Kerk zijn die verklaart dat zij bekender is dan de Adventkerk. In feite zijn er aanzienlijk meer adventisten dan remonstranten in Nederland. En de remonstrantse geloofsovertuiging is een uitsluitend Nederlandse aangelegenheid, terwijl het adventisme overal in de wereld te vinden is. De remonstrantse kerkgang is dusdanig problematisch dat men in een aantal plaatsen samen is gaan kerken met kleine plukjes doopsgezinden (ook geen aanstekelijke naam!). Elke zaterdag zijn er aanzienlijk meer adventisten in de kerk dan er op zondag remonstranten in de kerkbanken zitten.

Is het feit dat remonstranten vorig jaar met 6 procent zijn gegroeid te danken aan hun aantrekkelijke theologie?  Dat zou deels wel een verklaring kunnen zijn. Remonstranten zijn vrijzinnig en uiterst tolerant. Je mag er in feite geloven wat je wilt. Dat spreekt kennelijk sommigen aan die zich in een ander kerkelijk verband bekneld voelden.  Toch kan dit geen echte, of volledige, verklaring zijn. Research in veel (ook westerse) landen heeft aangetoond dat de christelijke kerken die nog steeds groeien over het algemeen geloofsgemeenschappen zijn die behoorlijk wat van hun leden vragen!

Terug naar de vraag: Is reclame maken voor je kerk nuttig?  In elk geval geeft het grotere naamsbekendheid en kan het helpen het beeld dat mensen van je kerk hebben te beïnvloeden. Misschien zouden zevendedags adventisten daarom toch ook eens moeten nadenken over een regelmatige, indringende reclamecampagne.

Het is een onmiskenbaar feit dat de meeste Nederlanders niet of nauwelijks van adventisten hebben gehoord.  En de meesten die de naam wel eens hebben gehoord, hebben eigenlijk geen flauw idee waar adventisten eigenlijk voor staan. En helaas is bij mensen die wel eens iets van de Adventkerk hebben gehoord vaak een negatief beeld blijven hangen. Het trieste feit is dat we vaak meer bekend staan om wat we niet doen (of niet ‘mogen’ doen) dan om hoe we wel zijn en om de waarden die  hoog in ons vaandel staan.

Natuurlijk hangt onze gezamenlijke reputatie in belangrijke mate af van hoe we elk, in onze eigen sfeer, ons geloof beleven en in daad en woord communiceren. Wat we laten zien moet mensen nieuwsgierig maken naar onze inzichten en onze visie op God, en op de maatschappij en de wereld. Op dat punt valt nog veel te verbeteren. En met die opmerking verwijs ik ook nadrukkelijk naar mezelf.

Maar het wordt, lijkt mij, ook tijd voor collectieve actie. Ik zie er naar uit dat mijn kerk ook meer aan de weg gaat timmeren en duidelijk maakt dat er een geloofsgemeenschap bestaat die werkelijk iets te zeggen heeft!