Monthly Archives: Mei 2022

Een gevarieerde week

Ik aarzelde nogal om aan deze blog te beginnen, want mijn laptop heeft kuren. Van tijd tot tijd zijn er dagenlange of wekenlange perioden waarin de letter “r” niet op het scherm wil verschijnen. De enige manier waarop ik dan een tekst kan produceren, is de letter “r” te kopiëren en dan steeds op de plek te plakken waar die nodig is. Het is reuze vervelend. Het schijnt overigens dat Apple het probleem kent en dit mankement voor een deel van hun MacBook Air productie gratis verhelpt. Mijn apparaat komt ervoor in aanmerking, maar dan ben ik het ding wel een weekje kwijt. En dat heeft me er tot nu toe van weerhouden om van deze service gebruik te maken. Juist op het moment dat ik bijna in staat ben om het raam te openen en definitief afscheid te nemen van mijn laptop, houdt het probleem plotseling op, om pas over enkele weken weer opnieuw op te duiken. En dat is nu dus het geval . . . Ik denk dat het nu echt tijd wordt om naar een Apple shop te gaan en mijn computer in te ruilen. Temeer omdat de kwaliteit van de accu nu ook heel sterk is teruggelopen.

Het leven is echter niet allemaal kommer en kwel. Vroeger dan ik had verwacht was de Nederlandse versie van mijn boek over de wederkomst van Christus vorige week klaar. Binnen enkele dagen zal het verkrijgbaar zijn via de webwinkel van het kantoor van de Adventkerk: https://www.servicecentrum-adventist.nl. Ik hoop dat het een goed onthaal mag vinden en dat veel lezers antwoorden mogen vinden op vragen die ze over dit onderwerp hebben. De oorspronkelijke Engelse versie werd vorig jaar uitgegeven door Stanborough Press, de adventistische uitgeverij in het Verenigd Koninkrijk. Het is te verkrijgen via hun webshop: https://lifesourcebookshop.co.uk.

Helaas zijn de boeken van Stanborough Press niet via Amazon en andere webwinkels verkrijgbaar. Normaliter distribueert de Pacific Press in de Verenigde Staten via het Adventist Book Center netwerk de boeken die door Stanborough Press worden uitgegeven. Ik krijg echter zo langzaamaan de indruk dat ergens iemand de promotie van mijn boek in de VS tegenhoudt. Jammer. Het goede nieuws is dat er een aantal adventistische uitgeverijen zijn in andere landen die het boek willen vertalen en een editie willen uitbrengen.

Wie boeken schrijft kent het gevoel van euforie als je het kant-en-klare product eindelijk in handen hebt. En ook al is dit bepaald niet mijn eerste boek—-de teller staat nu op ongeveer dertig—-dat gevoel van voldoening wordt er niet minder op! Maar voldoening is er ook nog steeds als ik een artikel zie verschijnen op een populaire website. Spectrum plaatste deze week op hun website mijn boekbespreking van Michael Campbell’s laatste boek: 1922—the Rise of Adventist Fundamentalism. Ik hoop dat we nog veel boeken van zijn hand zullen zien. Campbell is bezig zich te ontwikkelen tot een nieuwe George Knight, die in de afgelopen decennia de toon aangaf in adventistische geschiedschrijving.

Maar nu we aan de vooravond staan van het 61e wereldcongres van de kerk, dat vanaf 6 juni in St. Louis (VS) wordt gehouden, zijn er voortekenen die bepaald niet vrolijk stemmen. Enkele dagen geleden verscheen in het blad Review, het officiële orgaan van de kerk, een artikel waarin Laurel Damsteegt het principe van het gezag van de man boven dat van de vrouw (“male headship”) als bijbels verdedigt. Laurel is de vrouw van de uit Nederland afkomstige Gerard Damsteegt, een theoloog die onlangs met pensioen is gegaan en een van de vurigste tegenstanders is van inzegening van vrouwen tot het ambt van predikant. Zijn vrouw is het volledig met hem eens. Waarom dit artikel zo kort voor het begin van de Generale Conferentiezittingen verschijnt doet heel wat vragen rijzen. Is het een betreurenswaardige beslissing van de hoofdredacteur? Of is hij van hogerhand ertoe aangezet om dit artikel juist nu te publiceren?

Iets anders wat mij mijn wenkbrauwen—-om het voorzichtig te formuleren—-deed fronsen is de aankondiging dat de stafleden die naar St. Louis afreizen worden opgeroepen om net voor ze met hun werk beginnen nog even, onder aanvoering van Ted Wilson, 90.000 exemplaren van de Grote Strijd aan het publiek in St. Louis uit te delen. Wel, de leden van het benoemingscomité, en vervolgens de afgevaardigden, moeten beslissen of zij aan dit soort activiteiten een halt willen toeroepen . . .

Wat gaat St. Louis ons brengen?

In 1966 bezocht ik voor de eerste keer een wereldcongres (een zgn. “generale conferentie”) van onze kerk. Ik studeerde toen op Andrews University (Michigan, USA) en reed op sabbat met mijn krakkemikkige Pontiac Tempest de 300 km naar Detroit om daar op sabbat een massale bijeenkomst bij te wonen. In 1975 besloot de Nederlandse Adventkerk dat ik als gast de Generale Conferentie een week lang in Wenen kon bezoeken. Daarna was ik vijf keer, vanwege mijn kerkelijke functie, een officiële afgevaardigde naar een wereldcongres: New Orleans (1985); Indianapolis (1990); Utrecht (1995); Toronto (2000) en St. Louis (2005) en in 2010 was ik in Atlanta op uitnodiging van ons kerkblad Review and Herald om mee te werken een de dagelijkse verslaglegging. Het was steeds een genoegen om bij ons vijfjaarlijkse internationale feest te mogen zijn.

Over veertien dagen vindt het door Covid twee jaar uitgestelde 61e wereldcongres plaats in St. Louis, in de Amerikaanse staat Missouri—-zij het in afgeslankte vorm. Ik zal er niet zijn en eigenlijk vind ik dat ook helemaal niet erg. Eerlijk gezegd verwacht ik niet veel van deze generale conferentie. En als ik er zo met vrienden en anderen in mijn netwerk over communiceer krijg ik het gevoel dat mijn gebrek aan enthousiasme door velen wordt gedeeld. Hoe zou dat komen? Ik denk vooral aan de volgende twee redenen.

In onze postmoderne samenleving (waardoor ook ons adventistisch kerkelijk leven sterk beïnvloed is) is de belangstelling voor de kerk als instituut geleidelijk aan sterk afgenomen. Dat geldt met name voor de rol van de hogere bestuurslagen van de kerk. Vooral in de westerse wereld heeft een groot deel van de kerkleden in toenemende mate het gevoel dat het vooral om de plaatselijke gemeente gaat en wellicht ook nog enigszins om de elementen in de kerkelijke organisatie die daarop een directe invloed hebben (“conferenties” en—-soms—-“unies”). Maar “divisies” en de “generale conferentie” zijn een “ver van mijn bed” -show. Die tendens is, volgens mij, tijdens de Corona-periode duidelijk versterkt. Daarom “leeft” het komende wereldcongres veel minder bij de “gewone” kerkleden dan bij voorgaande congressen het geval was.

Maar er is, denk ik, ook een andere reden waarom de belangstelling voor wat er binnenkort in St. Louis gaat gebeuren heel matig is. Natuurlijk vormen de verkiezingen van de leiders in het kerkelijk hoofdkantoor in Silver Spring en in de regionale kantoren (divisies) een belangrijk onderdeel. Maar vrij algemeen is er de verwachting (of de zorg?) dat er geen grote personele verschuivingen zullen zijn en dat daardoor de koers van de kerk in de komende jaren goeddeels hetzelfde zal blijven. (Ik hoop dat ik op dit punt een slechte profeet ben en dat we met plezierige verrassingen te maken zullen krijgen, maar ik ben op dat punt niet erg optimistisch.)

Afgezien van de verkiezingen is de agenda (die inmiddels voor iedereen is vrijgegeven) buitengewoon saai. Er worden, voor zover ik kan zien, geen grootse nieuwe initiatieven aangekondigd. Maar misschien is dat een reden om dankbaar te zijn. Ik ben blij dat ik in de agenda geen apart punt vind over het onzalige idee om wereldwijd honderden miljoenen exemplaren van de Grote Strijd uit te delen, hoewel ik me wel afvraag wat er schuilgaat onder het cryptische agendapunt no. 123: Three Angels’ Messages Report.

Helaas zijn er ook in het agenda-document aanwijzingen dat de huidige kerkelijke leiders ons nog wel op de valreep van deze bestuursperiode even een zetje in orthodoxe richting willen geven. Traditiegetrouw wordt aan de afgevaardigden gevraagd hun vertrouwen uit te spreken in de Bijbel en in de “geest der profetie.” Waarom dat elke vijf jaar moet gebeuren is mij een raadsel, maar afgezien daarvan is het wel interessant om te zien hoe de bijbehorende documenten soms veranderingen ondergaan.

In 2015 werd de Bijbel beschreven als een “betrouwbaar verslag van Gods daden in de geschiedenis vanaf de schepping tot aan de herschepping”, maar nu wordt dit aanzienlijk aangescherpt: “De Bijbel is betrouwbaar in wat hij beweert. Het verslag van de schepping in zes letterlijke dagen, de val van de mens, een wereldwijde zondvloed om de goddeloosheid te vernietigen en een overblijfsel te behouden, het aardse leven, de dood en de opstanding van Christus, evenals Gods talrijke interventies in de geschiedenis voor de redding van de mens, zijn betrouwbare verslagen van Gods daden in de geschiedenis (Lucas 24:27; Heb 1:1,17 2; 2Pe 1:21). Profetisch gezien wekt de vervulling van voorspelde gebeurtenissen in overeenstemming met profetische tijdsperioden vertrouwen in de Bijbel als een unieke getuige van goddelijke waarheid, anders dan enig ander religieus boek (Jes. 46:9, 10; Dan. 2, 7, 8; Luk. 24:44; 2 Petr. 1:19, 20). (Nadruk door mij toegevoegd).
Kennelijk vindt men het nodig om bij elke gelegenheid duidelijk te maken wat we precies moeten geloven ten aanzien van de inspiratie van de Bijbel en welke interpretatie van de eerste hoofstukken van Genesis “waarheid” is.

De verklaring over de waarde van de “geest der profetie” (lees: van de geschriften van Ellen White) is heel teleurstellend. Met geen woord wordt gerept over de problemen rond de persoon en het werk van Ellen White die de laatste paar decennia door onderzoekers aan de orde zijn gesteld. Wanneer gaat de kerk er serieus werk van maken om daarop te reageren?

Natuurlijk zal ik de beraadslagingen in St. Louis volgen. Want ik hoop en bid, ondanks alles, dat ik tekenen zal zien van een nieuw elan in mijn kerk en van pogingen om wat de kerk zegt en doet meer te laten aansluiten bij de wereld van nu en ook met mijn leven van alledag.