Monthly Archives: Juli 2014

Leed

 

Hoe meet je leed?  Hoe meet je het verdriet en de ontreddering van de nabestaanden van de ramp met de MH 17?  Waarmee kun je het vergelijken? Het neerhalen boven Oost-Ukraine van het toestel van Malaysian Airways met bijna 300 inzittenden, van wie 198 uit Nederland kwamen, was een nationale ramp waarvoor terecht een dag van nationale rouw werd afgekondigd. Het was nationaal leed. Maar het is vooral ook het leed van mensen die hun partner, of hun ouders of hun kinderen  verloren. En van mensen die hun vrienden, collega’s en buren nooit meer zullen zien.

Er was de afgelopen week ook heel veel ander leed in onze wereld. In Taiwan stortte een vliegtuig neer waarbij 48 mensen omkwamen en in Mali was eveneens een ernstig vliegtuigongeluk waarbij 116 mensenlevens vielen te betreuren. In Gaza zijn de afgelopen weken honderden Palestijnen en tientallen Israëli’s gesneuveld bij de uitzichtloze vijandelijkheden. Waneer zal het leed daar eindelijk ophouden?

Maar afgezien van dit massale leed waren er ook deze week mannen en vrouwen die worstelen met tumoren en virussen en zijn er begrafenissen en crematies.

Als het dan in je eigen leven op bepaalde punten niet zo meezit, doet de gedachte aan al dat leed, overal en zo massaal, al snel je eigen ongemak relativeren. Bijna drie weken geleden brak mijn vrouw haar rechterarm op een heel vervelende plaats, en ook nog de pink aan haar linkerhand. Het haalde een streep door onze vakantieplannen. Het was de bedoeling om de afgelopen week naar Zweden te rijden en onze zoon en zijn gezin weer eens te zien. In plaats daarvan zit mijn vrouw tamelijk immobiel op haar bureaustoel (die zit momenteel het gemakkelijkst) en schrijft zij met twee vingers e-mail berichten op haar i-Pad. En in plaats van te genieten van de Zweedse natuur schil ik de aardappels en doe ik allerlei huishoudelijke klusjes waaraan ik heel weinig vreugde beleef. Ja, je kunt er wel de p. in hebben, maar tegelijkertijd besef je dat dit ongemak nauwelijks het etiket ‘leed’ mag worden opgeplakt. Zeker als je denkt aan het echte, grote leed op diverse plekken in de wereld.

En toch mogen we bij al het grote leed ook het kleine leed niet vergeten. Want wat ‘klein’ is in mijn ogen kan haast onoverkomelijk groot zijn in de ogen van anderen. Eerder deze week maakte ik een morgenwandeling—door de zojuist geschetste omstandigheden wat korter dan gewoonlijk. Ik ontmoette een oudere dame die voortschuifelde achter een rollator. Ze had duidelijk moeite om het hondje dat aan haar rollator was gebonden mee te krijgen. Hij (of misschien was het een zij, maar ik houd het maar even op ‘hij’) had er duidelijk niet veel zin in.  Ik vroeg haar of het allemaal wel lukte.  Ik kreeg een uitgebreid antwoord. Het hondje was al dertien jaar en had allerlei kwalen. Ze had hem die morgen te weinig medicijnen gegeven.  Ja, hij zou het wel niet lang meer maken. Maar ze was nu 83 en dan kon je toch geen nieuwe hond meer nemen. Dat was dan toch niet verantwoord. En dus zou ze binnenkort helemaal alleen zijn. Ja, het beeld van deze mevrouw met haar tegenstribbelende hondje was van een heel andere orde als de stoet van de 74 zwarte auto’s op weg met hun droeve last van Eindhoven naar Hilversum. Maar toch, ook dit was echt leed . . .

 

 

Rebecca

Ongeveer vijf jaar geleden was ik een maand lang in Oeganda, waar ik les gaf aan de adventistische Bugema Universiteit aan studenten die bijna allemaal predikant wilden worden. Maar zij waren niet de enigen die mij in mijn gastenverblijf wisten te vinden. Tientallen studenten, vanuit alle studierichtingen, kwamen mij uitleggen hoe benard zij er financieel aan toe waren. Het lag voor de hand dat zij mij als een relatief rijke westerling zagen die hen mogelijk zelf te hulp kon komen of misschien een sponsor voor hen zou weten te vinden.

Nu had ik al eerder met dit bijltje gehakt—tenslotte had ik meer dan zes jaar in West-Afrika gewoond waar er ook voortdurend mensen waren die mij om hulp smeekten. Maar ik wist door die ervaring ook dat niet iedereen die om hulp vraagt er even beroerd aan toe is. Daarom vroeg ik studenten die mij om hulp kwamen vragen om op papier te zetten waarom zij hulp nodig hadden. En ik vroeg hen daarbij ook hoeveel zij zelf konden doen tijdens hun studie, en of zij in de vakanties extra geld konden verdienen. Ik beloofde hen dan alles zorgvuldig te bekijken en  enkelen uit te kiezen voor wie ik mijn best zou doen. Ik probeerde hen uit te leggen dat mijn eigen middelen beperkt waren (ik had trouwens de studieboeken die nodig waren bij de vakken die ik gaf uit eigen zak betaald en dat was een aardig bedragje), maar dat ik zou proberen voor een aantal van hen sponsors te zoeken.

Toen ik iets over mijn Oegandees verblijf in het kerkblad van de Nederlandse Adventkerk had geschreven bood een van de lezers aan om een drietal studenten te sponsoren. Hij zou anoniem blijven en e.e.a. via mij afhandelen.

Ik moet bekennen dat ik wel eens wat sceptisch ben ten aanzien van dergelijke projecten. Maar ruim vier jaar en meer dan tienduizend euro verder kan ik zeggen dat het allemaal niet tevergeefs is geweest.  Een student in Business Administration heeft nu zijn bachelors gehaald en heeft voldoende middelen ontvangen om zijn masters af te maken. Er is goede kans dat hij dan in dienst zal kunnen komen bij de universiteit. Toen ik aan Bugema les gaf was hij degene die mij mijn maaltijden kwam brengen, en mijn woonruimte op orde hield. Zo leerde ik hem gaandeweg kennen en besloot ik dat hij op mijn lijstje zou komen.

Een andere student die op mijn lijstje terechtkwam heeft inmiddels zijn studie met een masters afgerond en is sinds enige tijd in dienst van ADRA-Mozambique, als ‘monitoring and evaluation officer.’ Af en toen hoor ik van hem en steeds weer benadrukt hij hoe dankbaar hij aan zijn sponsor is die hem de kans heeft geven om dit te bereiken.

En dan is er Rebecca Kwamboka Moses. Een jonge Keniaanse vrouw met een gezin. Zij had de moed om naar Bugema te gaan voor de theologische studie (In Oeganda was dat veel goedkoper voor haar dan in Kenia.). Ze is nu weer terug in Kenia en is bijna klaar met haar Masters aan een Keniaanse universiteit, dank zij de hulp die uit Nederland kwam.  Een paar dagen geleden zag ik haar verschijnen op LinkedIn: Rebecca Kwamboka, met omschrijving: Pastor at SDA Church. Geweldig dat deze vrouw haar doel heeft bereikt. Dank zij haar geloof, haar doorzettingsvermogen, haar intelligentie, haar familie en haar Nederlandse sponsor.

Een paar dagen geleden kreeg ik een mailtje van haar over de stand van zaken betreffende haar afsluitende scriptie voor haar Masters. Maar er was nog iets anders: ze wil een evangelisatie-actie houden in Kisii, een stadje in het zuidwesten van Kenia, vlak bij het Victoriameer.  Ze is bezig geld bijeen te brengen om haar campagne goed op te kunnen zetten.  Ze heeft een bedrag nodig dat omgerekend tussen de duizend en de vijftienhonderd euro beloopt.  Is er misschien een lezer van deze blog die haar bij dit project wil helpen? Zo ja, ik weet dan wel hoe we het geld op de bestemming krijgen. De investering in Rebecca heeft vrucht gedragen. Ik ben ervan overtuigd dat een investering in haar werk ook zeker een goed dividend oplevert.

 

Het betrekkelijk belang van penalty’s

[Donderdagmorgen 10 juli] De Nederlandse droom is uiteengespat.  Nederland verloor in de halve finale van het wereldkampioenschap voetballen in Brazilië. Ongetwijfeld zal er nog heel wat worden nagepraat over de wedstrijd tegen Argentinië. Want te midden van onze zeventien miljoen inwoners bevinden zich toch wel tenminste tien miljoen experts die feilloos kunnen uitleggen waarom Oranje eigenlijk had moeten winnen.

Ik weet heel weinig af van sport en volg de grote sportevenementen (zoals het WK en de enkele dagen geleden begonnen Tour de France) alleen van heel verre. Maar je pikt allicht toch wat kennis op. Zo heb ik de afgelopen weken eindelijk begrepen wat ‘buiten spel’ betekent en snap ik nu wat de rol is van de penalties na een onbesliste wedstrijd.

Maar ook al behoor ik niet tot degenen die hun autospiegels met oranje versieren, een oranje shirt, etc. aantrekken en oranje spandoeken over hun balkon hangen, ik weet natuurlijk inmiddels wel wie Arjen Robben is en begon zelfs enige sympathie te voelen voor Louis van Gaal.  En ik had het natuurlijk wel leuk gevonden als het tot een finale tussen Nederland en Duitsland was gekomen en Nederland het uiteindelijk van de ‘Mannschaft’ zou hebben gewonnen. Want ja, van Duitsland winnen blijft heel speciaal.

Maar het is ook een goed gevoel dat het nu allemaal bijna voorbij is. De media werden zo door het WK overheerst dat andere onderwerpen wel heel erg in het gedrang kwamen. [Zelf in de adventistische media ontbrak nieuws over de wedstrijden in Brazilië niet. Op de website van de Adventist Review las ik een uitgebreid artikel over ‘outreach’ activiteiten van duizenden Braziliaanse, adventistische vrijwilligers die lectuur, maaltijden, drinken en knuffels uitdeelden aan voetbalfans en toeristen. [Zou je dit 'evangelist light' mogen noemen?]

Af en toe heb ik de afgelopen weken wel eens even gekeken naar een interview met spelers en commentatoren. Eén ding is vooral bij mij blijven hangen uit een vraaggesprek met Tim Krul, de reservedoelman die door Louis van Gaal, geheel overwachts, werd ingezet in de penalty-fase van de kwartfinale tussen Nederland en Costa Rica. Door twee keiharde ballen te stoppen zorgde Krul voor een Nederlandse overwinning. Daarmee werd hij op slag een nationale held.

De dag na de wedstrijd werd hij geïnterviewd op de tv.  De journalist vroeg hem naar het mooiste moment van zijn leven en suggereerde dat dit natuurlijk zijn prestatie was van de avond daarvoor, toen hij voor een Nederlandse zege zorgde. Maar nee, op de vraag naar het mooiste moment uit zijn leven antwoordde hij spontaan dat dit de geboorte was van zijn dochtertje! Ik werd op slag een fan van Tim Krul.  Eindelijk iemand in dit uit de hand gelopen voetbal-circus die kan relativeren en weet wat echt belangrijk is!

 

Tolerantie in de praktijk

 

Het is al weer zo’n tien jaar geleden dat de eerste ‘Open Dag’ van de Nederlandse Unie werd gehouden. Sinds ik destijds met de collega’s van het uniekantoor de eerste ‘open dag’ plande is het concept geleidelijk aan wel wat veranderd, maar het is nog een steeds een belangrijke dag in de kerkelijke kalender.

Terwijl ik zondag j.l. op het terrein rond het kantoor van  de ene kraam naar de andere liep, viel het me weer op hoe gevarieerd het aanbod was van de info, diensten en producten.  Maar ook de diversiteit van de sponsors van de verschillende kramen frappeerde mij.

Boeken vormen steeds een belangrijk aspect van de open dag.  De officiële kerkelijke uitgevers waren aanwezig: de afdeling publicaties van de Nederlandse Unie en Stanborough Press, de Engelse uitgeverij. Maar er waren ook enkele onafhankelijke organisaties vanuit de rechtervleugel van de kerk, die boeken vertalen en uitgeven, zoals de Ellen White Stichting en de ‘Christelijke boekhandel de Haan’.  ADRA gaf uiteraard acte de présence, maar ook enkele charitatieve projecten/stichtingen zonder formele kerkelijke binding hadden een kraam gehuurd.  Er was volop gezonde (meest vegetarische) voeding.  Mijn vrouw en ik vertrokken halverwege de middag weer naar huis voorzien van een uitgebreide maaltijd die bereid was door vrijwilligers van de Adventgemeente Huizen, maar eerder op de dag had ik al een broodje (runder-)kroket verorberd en zag ik dat ook de professionele koffiekar uitstekende zaken deed.  De theologisch behoudende Adventist Theological Society maakte propaganda voor haar activiteiten, terwijl niet ver daarvandaan Kinship (de adventistische organisatie voor homoseksuelen) voorlichting gaf over haar doelstellingen.

Er heerste, zoals gewoonlijk, een heel ontspannen en gezellige sfeer.  Voor de meeste bezoekers is het een feest van herkenning. Je ziet massa’s vrienden en bekenden. Het feit dat, ondanks een wat pessimistische weersverwachting, de zon toch onverdroten bleef schijnen hielp natuurlijk mee om een aangename sfeer te scheppen.  Maar er was toch ook een andere element—iets wat je misschien in sommige landen op soortgelijke adventistische evenementen niet (of niet in die mate) aantreft.

Ik ben blij dat de organisatie van het evenement heel relaxed was in het toekennen van kramen. Zowel de officiële kerkelijke activiteiten konden zich presenteren, maar ook initiatieven aan de rechterflank van de kerk en activiteiten die misschien elders geweerd zouden worden (zoals bijv. Kinship of de koffiekar) waren welkom. Ik hoorde daarop de gehele dag helemaal geen kritiek. Ik weet wel zeker dit niet iedereen (om het maar voorzichtig te zeggen) affiniteit heeft met alle exposanten, maar er is kennelijk zoveel tolerantie gegroeid dat het mogelijk is om als geloofsgemeenschap allerlei zaken in ons midden te dulden—zonder ons daarover op te winden—en ons desondanks intens met elkaar verbonden te voelen.

Bedankt allemaal die mee blijven helpen om een dergelijk klimaat van tolerantie verder uit te bouwen. Het creëert een sfeer waarin mensen zich thuis kunnen voelen en waarin we ons eensgezind op de hoofdzaken van ons samen kerk-zijn kunnen richten.