Monthly Archives: April 2020

Genade

Een van mijn favoriete televisieprogramma’s is De Verwondering op zondagmorgen vroeg. In dit programma ontmoet Annemiek Schrijver bekende en minder bekende gasten, met wie zij praat over hun levenservaringen. Dat doet zij vanuit een religieus perspectief. Zij is niet alleen een sympathieke, maar ook een heel kundige, interviewster. Zij maakt er daarbij geen geheim van dat het christelijk geloof voor haar zelf heel belangrijk is. De aflevering van afgelopen zondag was een herhaling van een eerder gesprek met Herman Finkers. Van alle Nederlandse cabaretiers heb ik voor hem de meeste bewondering. Hij is niet alleen grappig, maar hij heeft ook echt wat (diep)zinnigs te zeggen.

Toen ik het programma zag en beluisterde, en toen ik het nog weer terugkeek als voorbereiding of het schrijven van deze blog, werd ik getroffen door de diepgang van het gesprek. Eigenlijk maakte het gesprek mij ook wel een beetje jaloers. Ik benijd Finkers voor de authentieke, diepe, maar begrijpelijke manier waarop hij sprak over de godsdienst. Ik neem aan dat er niet veel cabaretiers zijn die boeken van Schopenhauer hebben gelezen. Finkers vertelde hoe hij onder de indruk was van Schopenhauer’s boek Über die Religion, dat in het Nederlands verscheen onder de titel Het Nut van Vrome Leugens. Schopenhauer beweert dat religie niet zonder ‘vrome leugens’ kan. Hoewel hij vond dat hij geen godsdienst nodig had, zag hij wel degelijk het belang van godsdienst in. Hij ging er daarbij van uit dat godsdienst uit de aard der zaak ‘ongerijmdheden’ of zelfs ‘absurditeiten’ bevat. Religie heeft nu eenmaal te maken met dingen van een geheel andere orde en dus kunnen de beweringen van de religie niet anders zijn dan allegorieën die aangepast zijn aan ons menselijk bevattingsvermogen.

Ik moet bekennen dat ik veel minder van Schopenhauer afweet dan Herman Finkers en nooit iets van hem heb gelezen. Ik ben echter wel nieuwsgierig geworden. Ik kan het natuurlijk niet zo diepzinnig zeggen als een beroemde filosoof als Schopenhauer, maar ik ga er ook steeds meer van uit dat alles wat we als mensen over God en de eeuwigheid kunnen zeggen ‘mensentaal’ is en dus inderdaad aangepast is aan wat wij als beperkte, sterfelijke, wezens kunnen begrijpen. Het is dus altijd een vertekening en vreemd genoeg is de ‘waarheid’ zoals wij die begrijpen dus eigenlijk tegelijk ‘een vrome leugen.’

Wat me echter nog meer aansprak in het interview is wat Finkers zei over het idee van Gods algenoegzaamheid—de gedachte dat een volmaakte God in feite geen andere wezens en niets anders nodig heeft, omdat hij ‘genoeg’ heeft aan zichzelf. Met dat godsbeeld kan Finkers niet uit de voeten. Als het waar is dat God liefde is, dan heeft God wel andere wezens nodig en dan moet er sprake zijn van wederkerigheid. Het gaat er vervolgens ook niet om dat wij mensen ons best doen om ervoor te zorgen dat God met ons overweg kan. Onze reis door het leven is niet te vergelijken met de elfstedentocht, waarbij je de nodige stempeltjes moet verzamelen om uiteindelijk een medaille te krijgen. Misschien was wel de mooiste uitspraak die Finkers in dit interview deed, dat onze zonden nooit op kunnen tegen de goedheid van God. Als je dat denkt, dan ben je godslasterlijk bezig!

En zo is het! Ik wil ook volmondig instemmen met wat hij daar op aanvulde. Het is voor hem logisch dat we onze dankbaarheid tonen aan God voor alle goede dingen die we meemaken. En als er dingen lukken, of als er mooie dingen gebeuren, dan noemen velen dat ‘mazzel’. Maar Finkers noemt dat liever genade.

Menige dominee of pastoor kan de kern van het evangelie niet zo treffend verwoorden als de cabaretier Herman Finkers. Bedankt!

Voor wie het programma De Verwondering niet gezien heeft en nieuwsgierig Is hier de link: https://www.kro-ncrv.nl/programmas/deverwondering/seizoenen/seizoen/het-mooiste-van-de-verwondering-herman-finkers-kn1713751

Preken

Ik meldde al in een eerdere blog dat ik bezig ben met het schrijven van een nieuw boek met 366 overdenkingen. Dit keer richt ik mij voornamelijk tot allen die op de een of andere manier leiding geven in de kerk, op alle niveaus. Nu is 366 best een flink aantal en het ligt dan ook voor de hand dat ik probeer diverse inspiratiebronnen aan te boren. Vorige week kwam ik op de gedachte om eens naar mijn prekenarchief te kijken om zo ideeën op te doen. Dat bestrijkt immers zo langzamerhand een respectabele tijd—inmiddels zo’n 55 jaar. Hoewel mijn kerkelijk werk zich niet of nauwelijks in plaatselijke gemeenten heeft afgespeeld heb ik door alle jaren heen toch vrijwel elke week gepreekt. In de tijd dat ik in Kameroen werkte nam de preekfrequentie behoorlijk af, maar eigenlijk was de enige periode waarin ik nauwelijks preekte de drie jaar dat ik in het Mission Institute van Andrews University werkte. Op en rond Andrews lopen nu eenmaal zoveel theologen rond dat er maar met hoge uitzondering een beroep op mij werd gedaan.

Ik had lange tijd niet gekeken naar mijn preken uit een wat verder verleden en het was daarom een bijzondere gewaarwording om de honderden preken die ik in de loop der jaren heb gemaakt—en bijna allemaal haast woordelijk heb uitgeschreven—door te bladeren. In het begin schreef ik alles met de hand en het kostte me nu behoorlijk veel moeite om een en ander te ontcijferen. In veel gevallen is de inkt verbleekt en de kwaliteit van mijn handschrift heeft altijd veel te wensen overgelaten. Die eerste preken werden vooral gehouden in het Noordoosten van het land, met name in Leeuwarden, Sneek, Oosterwolde, Groningen, en Bierum. Nu ik een aantal van die preken nog eens doorlas kreeg ik enigszins medelijden met de mensen die dat toen moesten aanhoren!

De jaren dat ik mijn werk op de school van Oud Zandbergen combineerde met het directeurschap van onze kerkelijke uitgeverij, en ook in de jaren dat ik uitsluitend voor Veritas werkte, waren buitengewoon intensief. Toch preekte ik wel vrijwel elke week en—zoals het toen ‘normaal’ was—meestal twee keer op elke sabbat. Bijna de helft van de gemeenten had destijds middagdiensten en dat betekende dat de predikant na de ochtenddienst ook ’s middags weer ergens de kansel op moest. Uit mijn aantekeningen blijkt dat ik sommige preken wel heel erg vaak hield, omdat het me meestal aan tijd ontbrak om steeds weer een nieuwe preek te maken. Sommige preken uit de tijd geven dan ook wel blijk van enig haastwerk.

Nadat ik uit Nederland was vertrokken en achtereenvolgens in Afrika, de Verenigde Staten en in Engeland werkte (op het kantoor van de Trans-Europese Divisie) preekte ik vooral in het Engels, maar soms ook in het Frans—dikwijls uiteraard via een tolk die naar een lokale taal vertaalde. Soms gebruikte ik een preek een tiental keren—en een heel enkele keer nog wat vaker—maar op heel uiteenlopende plaatsen. Ik schat dat ik in tenminste in zo’n verschillende zestig of zeventig verschillende landen in kerkdiensten ben voorgegaan. Tijdens mijn jaren in Afrika kreeg ik de kans om in zo’n dertig verschillende Afrikaanse landen te preken, met als unieke uitzondering een reeks van zo’n twintig evangelisatie presentaties in Madagascar. Op de achterkant van een preek die ik deze week toevallig oppakte uit de TED-tijd, zag ik dat ik daarmee was geweest naar Boedapest (Hongarije), Moss (Noorwegen), Tallin (Estland), St. Albans (UK), Ljublijana (Slovenië), Turku (Finland, Novi Sad (Servië) Skopje (Noord-Macedonië), Zagreb (Kroatië) en de Portugees-sprekende gemeente in Brussel. Maar ik kreeg ook de kans om soms verder van huis te preken, zoals bijvoorbeeld op diverse plaatsen in de VS, in Mexico, Pakistan, IJsland, Irak, Kuwait, Egypte, en elders.

En dan waren er natuurlijk altijd van tijd tot tijd preken bij bijzondere gelegenheden—jubilea, diploma uitreikingen en, helaas, begrafenissen van collega’s en vrienden en anderen. Na terugkeer in Nederland en ook tijdens mijn pensioentijd bleef het nationaal en internationaal preken vrij constant doorgaan. Ik denk dat de kwaliteit van mijn preken nu wel wat beter is dan twintig of dertig jaar geleden en ik houd een preek nu zelden meer dan drie of vier keer. Het is natuurlijk aan anderen om te beoordelen of ik in de loop van de tijd inderdaad beter ben gaan preken (of dat het juist met het stijgen van de leeftijd bergafwaarts gaat). Maar nu is het al vijf weken niet mogelijk om ergens in een gemeente voor te gaan. Ik mis het heel erg en hoop dat deze situatie weer snel verandert. Want ik blijf genieten van het mogen preken.

Het voordeel van de Corona-tijd is wel dat ik nu wat vaker eens collega’s kan horen die digitaal te beluisteren zijn. Ik ben stiekum een beetje jaloers op degenen die daarbij vrijwel geen papier behoeven te raadplegen. Als ik er straks weer op uit kan gaan is dat, zoals altijd, met ongeveer tien vol geprinte A5 velletjes! Dat gaat niet veranderen.

Kunnen we God danken voor Covid-19

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielpen Corrie ten Boom en haar familie joden te redden door hen in hun huis in Haarlem te laten onderduiken. De Duitsers ontdekten hun activiteiten en Corrie en haar zus Betsie werden gevangengenomen en via Scheveningen en Vugt op transport gesteld naar het concentratiekamp Ravensbrück in Duitsland. Een paar weken na de inval van de Gestapo in zijn Haarlemse huis stierf vader ten Boom in de gevangenis. Betsie overleed op 16 december 1944 in het concentratiekamp. Corrie had geluk. Waarschijnlijk als gevolg van een administratieve fout werd zij enkele dagen daarna vrijgelaten. Haar verhaal werd in 1971 gepubliceerd in het boek De Schuilplaats dat een enorme bestseller werd.

In het boek vertelt Corrie over het dagelijks leven in het concentratiekamp. Samen met haar zus bleef zij in de Bijbel lezen en samen bidden. Een episode die heel vaak wordt aangehaald is hoe Betsie op een gegeven moment haar zus Corrie ervan wilde overtuigen dat er heel veel dingen waren om God voor te kunnen danken, zelfs in hun benarde situatie. Zij vond dat zij God ook moesten danken voor de luizenplaag in hun barak. Corrie vond dat te ver gaan, maar Betsie zag het positieve van de luizenplaag in het feit dat de Duitse bewakers hen nu met rust zouden laten en zij minder gevaar liepen om verkracht te worden! Dat was wel iets om God voor te danken.

Toen ik deze week toevallig iets over Corrie ten Boom en het luizen-incident las, vroeg ik me af: Kunnen we God ook danken voor de Covid-19 pandemie? Mijn eerste gedachte daarbij was dat we hem wel kunnen vragen de mensen nabij te zijn die door deze ramp worden getroffen, maar hem ervoor danken? Nee, dat lukt me niet, als ik denk aan de mensen die dood zijn gegaan en alle mensen die zwaar ziek zijn geworden. En als ik denk aan alle mensen die hun baan verliezen en bedrijven die failliet gaan. En ook aan de forse toename van huiselijk geweld en het trieste feit dat we maar liever even vergeten wat er in de armere landen gebeurt en waarschijnlijk binnenkort nog gaat gebeuren. En ik trappel zelf ook bepaald niet van vreugde bij alle beperkingen in mijn dagelijks leven. Ik mis het om af en toe ergens op een terrasje te kunnen zitten met een kop koffie. En ja, ik mis het ook om gewoon naar de kerk te kunnen gaan.

Maar er zijn lichtpuntjes waarvoor we dankbaar kunnen zijn. De lucht om ons heen is schoner geworden. Er zijn minder files en daardoor ook minder ongelukken. Op veel plaatsen worden minder misdaden gepleegd. We zien heel veel blijken van bereidheid om elkaar te helpen. En mensen die dat normaliter niet doen bellen en appen elkaar om te horen hoe het met ze gaat!

Het zou vooral mooi zijn als de huidige crisis mensen meer aan het denken zou zetten over de toekomst. Moeten we echt een samenleving willen waarin het een prioriteit is dat de koersen op de beurzen almaar verder omhoog gaan? Willen we een maatschappij waarin er altijd sprake moet zijn van continue economische groei? Van veel steeds meer consumeren? Een wereld waarin een ‘goed leven’ vooral in economische criteria wordt gemeten? En waarin de verschillen tussen rijk en arm steeds schrijnender worden? Wordt het ‘nieuwe normaal’ echt ‘nieuw’ in de zin dat het menselijker wordt? Of wordt het ‘nieuwe normaal’ uiteindelijk toch weer een wat opgepoetste versie van het ‘oude normaal’? God verhoede het!

ACHTER DE GERANIUMS

Het is een nogal bijzondere gewaarwording. Ruim twaalf jaar geleden ging ik officieel met emeritaat. Maar eigenlijk voel ik mij pas deze laatste maand echt gepensioneerd. Dat gevoel werd nog verder versterkt toen ik woensdagmiddag, bij een heerlijke temperatuur, op het balkon van ons appartement letterlijk zat achter de geraniums, die de winter redelijk hebben overleefd.. Al die jaren sinds ik afzwaaide als voorzitter van onze kerk in Nederland heb ik steeds een vrij druk programma gehad en werkte ik eigenlijk nog steeds bijna fulltime. Maar nu is dat plotseling afgelopen—of in ieder geval afgebroken. Al mijn afspraken en reizen voor de komende maanden zijn geannuleerd en ik ben druk doende terugbetaling te regelen voor al gekochte vlieg- trein en ferrytickets.

Het leven is behoorlijk saai geworden en ik kan me goed voostellen dat er mensen zijn die door hun huidige semi-gevangenschap behoorlijk gedeprimeerd raken. Gelukkig heb ik daar nog weinig last van. Bij alle gevoelens overheerst dat van dankbaarheid dat in mijn familie- en vriendenkring nog niemand ernstige gevolgen van het Corona-virus heeft ondervonden. En gelukkig is onze woonplaats met zijn 23.000 inwoners geen haard van besmettingen. Het gaat volgens de regionale en plaatselijke media om enkele tientallen besmettingen en om één persoon die aan het virus is overleden.

De dagen lopen een beetje in elkaar over, maar ik probeer structuur te houden in mijn bezigheden. Ik sta zoals altijd vroeg op. De dag begint dan met een uurtje wandelen en op vaste tijden zijn er koffie- en theepauzes en de maaltijden. Mijn vrouw en ik doen om beurten boodschappen bij de supermark. En op sabbat luisteren en kijken we naar een preek van ds. Lex van Dijk, de predikant van de Adventgemeente in Harderwijk en naar de on-line dienst van de Adventgemeente in Antwerpen, die heel inspirerend is.

Het is leuk om telefoontjes en mails te krijgen van mensen die willen weten hoe we het maken en wij proberen ook meer dan gewoonlijk contact te maken met mensen van wie we denken dat ze dat wel zullen waarderen.

Ik ben altijd al een beetje een nieuws-junkie geweest die het nieuws via een reeks van verschillende kanalen volgt en dat is nu ook zeker het geval. Naast de nieuwste Corona feiten wil ik toch ook wel weten wat er daarnaast in de wereld—en vooral ook in de kerk—gebeurt. Daarnaast breng ik de dag voornamelijk achter mijn bureau door. Ik moet de komende week een paar artikelen schrijven en heb ook redactioneel werk voor het tijdschrift SPES CHRISTIANA dat nu door de vereniging van adventistische theologen in Europa wordt uitgegeven en waarvan ik tot hoofdredacteur ben gebombardeerd. En verder werk ik naarstig aan een nieuw (Engelstalig( bijbels dagboek dat voornamelijk bedoeld is voor mensen die leiding geven binnen de Adventkerk, op alle niveaus. Voordat ik aan deze blog begon had ik net overdenking nr. 211 (van de 366 meditaties) afgerond!

Ach, misschien gaat deze vorm van gepensioneerd zijn ook wel wennen. Maar toch hoop ik dat ik weer snel terug kan naar het patroon dat me de afgelopen twaalf jaar goed is bevallen!

Corona zorgen

Het maakte me behoorlijk boos en ook wel een beetje ongerust. Een mevrouw van de praktijkondersteuning van onze huisarts belde mij woensdagmiddag. Zij belde in opdracht van de huisarts, naar aanleiding van een landelijke richtlijn van de overheid. Ik werd eraan herinnerd dat mijn leeftijd boven de zeventig is en dat ik behandeld word voor diabetes-2. Ik moest er, zo werd me verteld, serieus over nadenken wat ik zou willen als ik Corona zou krijgen. Zou ik dan, als het ernstig was, naar het ziekenhuis willen en eventueel naar een IC afdeling, of zou ik daar liever van afzien en thuisblijven met de eventuele verpleging die daar zou kunnen worden geboden? Ik behoorde, zo herhaalde de mevrouw die mij belde enkele malen, nu eenmaal tot de risicogroep en ik moest wel bedenken dat met ‘mijn leeftijd en mijn conditie’ een IC-behandeling heel zwaar zou zijn en ertoe zou kunnen leiden dat ik daarna weinig kwaliteit van leven zou hebben.

Ik neem het de mevrouw, die ik overigens nooit had ontmoet, niet kwalijk dat zij belde. Het moet heel naar voor haar zijn om een lange lijst van ouderen af te bellen met deze boodschap die ongetwijfeld bij velen onrust zaait. In de media horen we steeds dat, door de schaarste in Nederland aan IC-bedden binnenkort mogelijk pijnlijke keuzes moeten worden gemaakt en dat niet iedereen meer voor een behandeling op een IC-afdeling in aanmerking zal kunnen komen. Daarbij wordt ook steeds gezegd dat leeftijd niet het belangrijkste criterium zal mogen zijn. Maar waarom word ik dan gebeld? Is het feit dat ik (net als honderdduizenden anderen) sinds zo’n vijftien jaar medicatie heb om mijn diabetes-2 onder controle te houden een reden om mij meteen maar te zetten op een lijst van kwetsbare ouderen die eventueel—-jammer genoeg—-maar moeten doodgaan?

Een paar dagen geleden las ik een bijzonder interessant en indringend artikel. Bezuinigingen en een wens om tot maximale efficiency te komen hebben ertoe geleid dat men overal tot minimalisering van voorraden is overgegaan. Een woordvoerder van Philips benadrukte dat het snel produceren van grote aantallen beademingsapparaten bemoeilijkt wordt door het feit dat zij afhankelijk zijn van 521 onderdelen die zij niet zelf maken en die momenteel heel schaars zijn, want vrijwel alle toeleveringsbedrijven hebben onvoldoende voorraad. Bij een plotselinge piek in de vraag naar bepaalde producten is er geen noemenswaardige buffer en ontstaan er bijna onmiddellijk leveringsproblemen.

Het is goed dat ook de Nederlandse regering maatregelen nemen om de grote groepen mensen te helpen die door de huidige crisis in financiële problemen zijn gekomen en dat ook bedrijven op steun kunnen rekenen. De onmiddellijke noodzaak van grootschalige maatregelen toont echter pijnlijk aan dat heel veel mensen geen of nauwelijks reserves hebben en binnen enkele weken in financiële nood kunnen komen. En ook, dat heel veel bedrijven geen greintje ‘vlees op de botten hebben.’ Als de omzet enkele weken wegvalt is Leiden meteen in last. Misschien kan de huidige crisis ons er weer eens extra met de neus drukken op het onomstotelijke feit dat er van alles mis is met ons huidig kapitalistisch systeem.

Maar al met al maken we ons allemaal natuurlijk wel zorgen—-ook als we gezond en wel thuiszitten en ons keurig aan de regels houden. Anderhalve meter afstand houden en met grote regelmaat onze handen wassen wordt al bijna het ‘nieuwe normaal’. Maar de alarmerende berichten vanuit ziekenhuizen en de stijgende aantallen Corona-sterfgevallen laten ons intussen niet onberoerd. We volgen met ontzetting wat er in landen als Italië en Spanje gebeurt. En, zo vragen we ons af, zal het echt waar zijn dat in de Verenigde Staten tenminste honderdduizend of tweehonderdduizend doden te betreuren zullen zijn? En wat zullen de gevolgen zijn van de roekeloze Braziliaanse president Bolsonaro? En welke verschrikkingen staat het Afrikaanse continent over enkele maanden te wachten? En ik denk ook in het bijzonder aan de manier waarop Zweden de Corona-crisis aanpakt. Is die aanpak een tikkende tijdbom en zijn mijn kleinkinderen die in Zweden wonen daar wel veilig?

Ja, er is meer dan voldoende reden om ons ernstige zorgen te maken—-om onszelf en onze geliefden. Maar ook om al die mensen die ziek zijn geworden en/of die hun baan kwijt al kwijt zijn geraakt of het bedrijfje dat zij met veel inspanning hebben opgebouwd zien omvallen. Hopelijk gaan onze zorgen verder dan ons eigen land en zal ons rijke deel van de wereld, met Donald Trump voorop, niet voornamelijk denken aan een spoedig herstel van de koersen op het Damrak en op Wallstreet.

Grote aantallen mensen zijn angstig. Hoe gaat dit aflopen? Het is belangrijk dat wij anderen om ons heen niet aansteken met verlammende paniek. En dat wij er op blijven hopen en vertrouwen dat de wereld deze pandemie zal weten te verslaan. Gelukkig zijn degenen die in deze tijden van onzekerheid—ondanks alle vragen en mogelijke twijfels—in hun geloof een anker kunnen vinden dat hen helpt geestelijk en mentaal overeind te blijven.