Monthly Archives: Oktober 2011

Rustineke

 

Tijdens een discussie met enkele Vlaamse predikanten hoorde ik een woord dat mij volkomen vreemd was: ‘rustineke’.  Zo af en toe zijn er Vlaamse uitdrukkingen en woorden die mij geheel onbekend zijn. Tot mijn geruststelling waren er echter zelfs Vlaamse collega’s die het woord ‘rustineke’ niet kenden. Het blijkt een term te zijn die vooral in de omgeving van Hasselt wordt gebruikt.  Een ‘rustineke’  is een pleistertje dat provisorisch even ergens op wordt geplakt, of het verwijst naar een gebrekkige noodreparatie om even een gat te dichten.

 

Maar woorden vormen niet het enige waarover ik me soms verbaas. Terugkomend van een bezoek aan Hasselt op zondagmiddag j.l. zag ik de sneltrein naar Brussel net voor mijn neus wegrijden. Het alternatief was de stoptrein, met een overstap in Leuven. Ik hield een tijdje bij waar we stopten en zag plaatsnaamborden als Ziekem, Langdorp en Testelt (om maar een paar voorbeelden te noemen) voorbijkomen.  Conclusie: de topografische kaart van België en Luxemburg kent nog vele geheimen.

 

In een restaurantje in de buurt van het kerkelijk kantoor ontdekte ik dat de lunchkaart een voortreffelijk gerecht aanbiedt: een ‘Tartine Nordique.’ Het blijkt te bestaan uit een tweetal opgeleukte sneden brood met een flinke plak zalm en nog de nodige versiering. Maar in een andere eethuisje vlakbij staat tot mijn verbazing te midden van Franse lekkernijen een gerecht met een Hollandse naam: uitsmijter. Dat mij bekende woord wordt echter uitgesproken als uitsmijtèr—met de klemtoon op de laatste lettergreep.

 

Het zijn zo van die kleine dingen die het verblijf in een land, dat net iets anders is dan het eigen vaderland, verrassend en boeiend maken. Van een wat andere orde is de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Dat is wel even aanpassen. Er worden veel meer handen geschud en er wordt veel meer gekust, ook onder collega’s die elkaar dagelijks of zeer regelmatig ontmoeten, dan ten Noorden van de grens gebeurt.  Bij het handen schudden na de preek, afgelopen sabbat, werd ik eveneens aanzienlijk vaker gekust dan in Nederland het geval zou zijn geweest. Ook de status van een voorzitter (president of président) is anders. Ik krijg de indruk dat ‘wij’ in Nederland meer dingen in onderling overleg doen, terwijl in België—in elk geval binnen de kerk—meer naar de mening van de president wordt gevraagd. Dat zou kunnen betekenen dat de Belgische voorzitter iets meer gezag heeft, maar, merkwaardig genoeg, staat daar tegenover dat hij niet meestemt in het federatiebestuur (tenzij de stemmen staken!)

 

Mijn eerste indruk is ook dat—tegen mijn aanvankelijke verwachting in—de vergadercultuur in België wat afwijkt van wat ik gewend was en dat ik zal moeten leren me wat strikter aan allerlei gewoonten en protocollen te houden! Dat is natuurlijk prima. Waarom zou ik als tijdelijke roerganger me daaraan  storen of zou ik vaste gewoonten willen veranderen?

 

Hoe dan ook, nu gaat de knop even om. De komende week zijn mijn vrouw en ik in Schotland. Morgen reizen we met de autoferry van IJmuiden naar Newcastle. In het Schotse Crieff gaat men het komende weekend naar een zevental presentaties van mij luisteren.  Deze zijn gewijd aan de vraag hoe de inhoud van de bijbelboeken Daniel en de Openbaring relevant kan zijn voor de postmoderne adventist.

Ons bezoek aan Schotland is ook een kans om wat oude vrienden op te zoeken.

 

Intussen vordert het werk aan het Bijbels Dagboek waaraan ik schrijf, gestaag. Vandaag ben ik bij 1 juni aangekomen, dus ik ben bijna op de helft!

 

En daarmee is de maand oktober weer voorbij. Aan afwisseling en nieuwe indrukken was er geen gebrek!

 

 

Geen vaste woonplaats

 

Ik ben zo’n 36 uur thuis, tussen een aantal dagen in Frankrijk en een paar dagen België. In  de afgelopen week heb ik een predikantenvergadering van de Franco-Belgische Unie bijgewoond in Dourdan, iets ten zuiden van Parijs. Ik was daar met een contingent Belgische collega’s, aangezien de kerk in België organisatorisch nauw met die in Frankrijk verbonden is.

 

Dit evenement was in veel opzichten interessant. Gary Krause, een van de leiders van het hoofdkantoor van de kerk in Silver Spring (VS) had zinnige dingen te zeggen. Zijn taak is de promotie van de ‘zending’ . Ik was verrast door het feit dat hij duidelijk een zeer belezen persoon is, die zowel de relevante literatuur op het terrein van zending kent als op de hoogte is van wat zich in de wereld in het algemeen afspeelt.  Krause bevindt zich duidelijk op een geheel andere golflengte dan veel van zijn collega’s op het kerkelijk hoofdkantoor en tijdens onze gezamenlijke gesprekken werd wel duidelijk dat we over veel dingen zo ongevveer gelijk denken. En het was goed te zien dat zijn ideeën door de meeste participanten met instemming werden ontvangen.

 

Natuurlijk waren de meesten van de ruim honderd aanwezige predikanten mij nog onbekend. Hoewel het Frans de communicatie wel wat bemoeilijkte, waren er wat dat betreft toch geen grote problemen en het was bepaald een goede ervaring om aardig wat mensen te ontmoeten die men in het Engels aanduidt met de term ‘kindred spirits’.  Tot mijn genoegen werd in de pauzes naast allerlei frisdranken ook koffie en thee geserveerd en het verraste mij enigszins dat daarvan in zeer ruime mate werd geprofiteerd.  De accommodatie in het 2-sterren hotel was sober, maar kennelijk zorgde mijn status als ‘président’, of mijn gevorderde leeftijd, ervoor dat ik een van de betere kamers kreeg, zonder die met iemand te hoeven delen. Deze vorm van positieve discriminatie is natuurlijk niet eerlijk, maar ik heb niet geprotesteerd.

 

Het was een onverwacht genoegen om Karl Johnsson opnieuw te ontmoeten. Ik leerde hem kennen tijdens onze periode in Kameroen in het midden van de jaren tachtig. Hij is nu gespecialiseerd in evangelisatie in Noord-Frankrijk.  Hij blijkt nog steeds dezelfde aardige, enthousiaste man te zijn van destijds!

 

Elk van de drie conferenties die samen de Franco-Belgische Unie vormen (Noord-Frankrijk, Zuid-Frankrijk en Belgie-Luxemburg) presenteerden in een kort programma een overzicht van wat er zoal in hun deel van de kerk aan bijzondere activiteiten is. Het programma van ‘mijn’ conferentie gaf mij aardig wat extra informatie over wat er zoals in België en Luxemburg plaatsvindt. Het eindigde met een humoristische noot: Naast elkaar de foto’s van een gepensioneerde koning en een gepensioneerde persoon uit Nederland, die nu samen proberen België weer van een ‘regering’ te  voorzien!

 

Na een kort oponthoud thuis, pak ik morgenochtend vroeg de Thalys van Schiphol naar Brussel om daar op tijd te kunnen arriveren voor de eredienst van de Adventgemeente Brussel-Frans. Het is een van de vier gemeenten die hun kerkdiensten hebben in de drie kerkzalen van het gebouw aan de Ernest Allardstraat, waar op de vierde etage ook mijn kantoor is. Iemand heeft voor deze gelegenheid de tekst van mijn preek in het Frans vertaald. Hopelijk ben ik binnen een paar maanden weer zover dat ik mijn eigen Franse preken kan schrijven. De komende drie dagen zijn daarnaast gewijd aan vergaderingen en diverse gesprekken. Op maandagavond hoop ik weer even in Zeewolde te zijn.

 

Het is zoals de Schrift zegt: Wij hebben geen vaste woonplaats!

 

De kerk–veraf en dichtbij

 

In Silver Spring  (VS) is de jaarvergadering van het bestuur van de Adventkerk weer te einde. Zo’n 300 mensen uit de gehele wereld bogen zich over een flink aantal voorstellen en plannen. Ik heb gepoogd alles zo goed mogelijk te volgen, maar ik had niet echt het gevoel van: ‘Wat jammer nou, dat ik er niet bij was.’  Geleidelijk aan heb ik, wat dat betreft, aardig wat afstand kunnen nemen van dit soort actieve betrokkenheid bij de kerk. Als ik naar de verschillende besluiten kijk zijn er wel dingen die ik betreur, maar dan moet ik ook constateren dat mijn stem geen verschil zou hebben uitgemaakt.

 

Neem nou het verzoek van de kerk in Noord-Amerika en in Noordwest Europa om meer hogere kerkelijke functies open te stellen voor vrouwen. Helaas werd het weggestemd. De voorzitter van de kerk besloot even niet langer de neutrale leider van  het debat te zijn, en deed een dringende oproep tegen het voorstel te stemmen. Dat heeft ongetwijfeld de stemming voor een belangrijk deel bepaald, ook al maakten een paar van zijn naaste medewerkers duidelijk dat ze vóór waren! Wanneer ik hoor dat mijn kerk opnieuw een kans voorbij heeft laten gaan om aan een stuk onrecht eindelijk een einde te maken, doet dat me zeer.

 

Het besluit om de grenzen van de beide Europese divisies te wijzigen en de gebieden in het Midden-Oosten nu rechtstreeks onder de paraplu van het kerkelijk hoofdkantoor te brengen is van een heel andere orde. Ik heb er zeker een mening over: Het lijkt me verre van verstandig. In de jaren dat ik tot de staf van het regionale kantoor in St. Albans (UK) behoorde, dat tot deze week ook het werk in een flink deel van het Midden-Oosten en Pakistan coördineerde, heb ik de problematiek in die gebieden goed leren kennen. Ik vraag me, op basis daarvan, af wat de mensen van het hoofdkantoor beter zouden kunnen doen dan de mensen in het Europese kantoor? Dit model is al eens eerder geprobeerd en voldeed destijds niet. En daarom vraag ik mij af welke andere overwegingen mogelijk een rol zouden kunnen spelen.

 

Maar mijn activiteiten tijdens de afgelopen week drukten mij met mijn neus op het feit dat het kerkelijk leven zich niet alleen (of zelfs niet in de eerste plaats) in Silver Spring afspeelt. En, ook trouwens niet in Huis ter Heide of in Brussel—al bevinden de mensen die daar werkzaam zijn zich aanzienlijk dichter bij de basis, dat wil zeggen: bij de mensen die samen de kerk zijn. Daar, aan de basis, ging het deze week niet om grote wereldwijde projecten, belangrijke studiecommissies of grote financiële belangen. Daar ging het om de voorbereidingen op de kerkdiensten van morgen, om de mensen die bezocht moeten worden, omdat iemand is overleden of in ernstige problemen verkeert, of juist iets te vieren heeft, om predikanten die zich ziek hebben gemeld of problemen ten aanzien van een kerkgebouw. En, noem maar op . . . Daar gaat het er vooral om of dat geloof, dat we met elkaar delen, een impact heeft op ons dagelijks leven en om de vraag of het ons tot gelukkiger mensen maakt.  

 

Ik heb de afgelopen week drie dagen in België doorgebracht. Ik was het grootste deel van die tijd in Brussel, maar bezocht ook een plaats iets voorbij Namen en ontdekte dat ik voor 12 euro zo’n afstand van 100 km heen, en 100 km terug, met de trein kon reizen voor 12 euro—en dat nog wel eerste klas. Het was buiten de spits en ik genoot van een korting voor 65-plussers, maar toch . . .   Volgende week zal ik het genoegen hebben om drie dagen samen te zijn met de predikanten van de Franco-Belgische Unie, even ten zuiden van Parijs. Mijn vrouw rijdt met me mee, want het is een goede kans voor haar om een vriendin te bezoeken die daar nauwelijks een uur rijden vandaan woont.

 

Maar nu eerst nog even wat e-mail en verder van een rustige vrijdag in Zeewolde genieten, met prachtig herfstweer, en morgen een  bezoekje brengen aan de jaarlijkse seniorenrally in Vianen.  Zou het een idee zijn om een dergelijk evenement ook in België te introduceren? Wie weet!

 

Opvolger in duplo

[Zondagmorgen] Mijn eerste officiële werkweek bij de BLF  (Belgisch-Luxemburgse Federatie van Adventkerken) zit erop. Ik moet nog even mijn ritme zien te vinden, want het is toch wel weer een beetje wennen om naar kantoor te gaan. En het is ook nog even aftasten hoe ik daar het beste kan komen. Op maandagmorgen zijn mijn vrouw en ik om half zeven uit Zeewolde weggereden. Wij kwamen in een redelijk drukke ‘spits’ terecht en het was al rond elf uur voordat we de Ernest Allardstraat in Brussel inreden.  

 

Bij het kantoor parkeren is wel een probleem. Als er plaats is in de straat, of op het nabijgelegen Sablonplein, kost dat zeven euro per drie uur. Ik kreeg al meteen van twee verschillende mensen de goede raad me daar niet al te veel van aan te trekken. ‘Ze komen pas weer tegen vier uur controleren’, kreeg ik van iemand te horen, ‘dus voor half vier hoef je geen nieuw kaartje neer te leggen.’  Een collega vertelde me: ‘De maximum boete is slechts 25 euro en als je niet betaalt gebeurt er hoogstwaarschijnlijk niets.’  Ik wilde dat toch maar niet meteen uittesten.

 

Mijn vrouw was meegekomen, omdat we die avond een afspraak hadden met oude vrienden: Bert B. Beach en zijn echtgenote. Zij wonen in de VS maar komen om privéredenen regelmatig in Brussel. Ze hadden gehoord dat wij nu een bijzondere band met België hebben en nodigden ons uit voor een maaltijd. Beach is altijd op de hoogte van de laatste nieuwtjes van ons kerkelijk leven, en, nieuwsgierig als ik ben, is dat aan mij goed besteed. Al pratend kwamen we er achter dat ik zowel de opvolger ben van Bert Beach zelf als van zijn vader.  Bert Beach was een aantal jaren algemeen secretaris van de Trans-Europese Divisie (een van de 13 regio’s van de kerkelijke wereldkaart) en ik zou later die functie ruim zes jaren bekleden. Maar merkwaardig genoeg was de vader van Bert Beach ooit in het grijze verleden de voorzitter van de kerk in België. En zie daar, ook die rol mag ik enige tijd op mij nemen!

 

De plek waar ik zal bivakkeren als ik in Brussel ben moet ik in de komende weken nader selecteren. Prijs, afstand tot kantoor en gerief speelt een rol. In ieder geval kan ik niet zeggen dat het Hotel du Congres, waar we nu twee dagen verbleven aan alle genoemde criteria voldoet. Ik had er eerder gelogeerd en weet nu dat je, bij het boeken, beslist moet vragen naar een reeds gerenoveerde kamer!

 

De twee dagen in Brussel boden verder naast een bijeenkomst met de predikanten een aaneenschakeling van gesprekken. Op woensdag reden we terug via Brugge, waar ik nog een afspraak had. Helaas verzuimden wij om even bij een kaashandel binnen te lopen en wat ‘Brugse Blomme’ in te slaan.

 

De rest van de week heb ik mij vooral beziggehouden met e-mail, maar ook nog met wat aan Nederland gerelateerde activiteiten: een artikeltje voor Houvast, een stukje voor een ‘ADRA-Update’, de rubriek buitenlands nieuws voor het volgende nummer van Advent, enz. En gisteren heb ik gepreekt in Rotterdam-Zuid.  De afspraak stond al geruime tijd vast. In de komende periode zal ik mij echter vooral concentreren op preekbeurten ten zuiden van onze grens.

 

Na een rustige dag vandaag—met o.a. wat uitgesteld verjaardagsbezoek—ga ik dan morgenochtend weer naar Brussel. Dit keer met de trein en voorzien van een reservering voor 2 nachten in Hotel du France aan de Boulevard Jamar. Ik ben benieuwd.

 

Natuurlijk zal ik de komende week scherp in de gaten houden hoe de jaarvergaderingen van het wereldbestuur van de kerk verlopen Silver Spring (VS). Gisteren heb ik het grootste deel van de preek van  de voorzitter, Ted N.C. Wilson, kunnen volgen via een life stream op het internet. Hij kondigde een nieuw initiatief aan dat evangelisatie in de grote stedelijke centra van onze wereld prioriteit wil geven. Wie zal ontkennen dat de mensen in de steden het evangelie moeten horen? Ik ben benieuwd naar de verdere uitwerking van de plannen, want die ontbraken uiteraard in de preek. Hij had het vooral over New York. Dat kan ik mij voorstellen, want daar heeft Wilson in zijn jonge jaren als predikant gewerkt. Maar voorlopig maak ik me meer zorgen over Antwerpen en Brussel.

 

Geschiedenis

 

Toen ik in december 2007 met emeritaat ging  kwam er een kleine bestuursdelegatie vanuit België om dat gedenkwaardige moment met mij te delen. Daarbij werd mij een prachtig boek overhandigd, waarvan ik echter moet bekennen dat ik het tot dusverre nog niet gelezen had. Mijn vrouw herinnerde me eraan en dus heb ik het uit de kast gehaald en heb ik mij er dit weekend in verdiept: De Geschiedenis van België in Woord en Beeld, door Marc Reynebeau (Uitgave: Uitgeverij Tielt: Lannoo, 2005).

 

Ik heb ervan genoten. Het is een boeiend kijk/leesboek dat een gemakkelijk toegankelijk overzicht biedt van een onderwerp waar ik maar schandalig weinig van wist. Niet dat ik nu eensklaps een kenner ben geworden van de historia belgica, maar het was wel een heel welkome en noodzakelijke aanvulling van een lacune die ik me niet meer kan permitteren.  En het smaakt naar meer. Want als je ergens veelvuldig gaat verblijven, raak je automatisch geïnteresseerde in de achtergronden en geschiedenis van de plaatsen waar je komt en van de namen die je hoort. Ik besef dat ik ook eigenlijk wel de Brabançonne uit het hoofd dien te leren.  [Ik heb inmiddels begrepen dat er vroeger nog wel wat anti-Nederlandse zinsneden in de nationale hymne van België stonden, maar dat die later werden geschrapt. Misschien zou het een idee zijn om ook de verwijzingen naar Spanje en de tirannie die daarvandaan kwam uit het Nederlandse Wilhelmus te verwijderen.]

 

Het boek van Reynebeau leverde, zoals gezegd, een prima overzicht van de Belgische geschiedenis.  Maar er waren ook en passant een aantal interessante wetenswaardigheden vanuit de marge van de serieuze geschiedenis.  Zo weet ik nu dat een Gentse meneer Leo Bakeland de uitvinder was van het bakeliet. Maar het is natuurlijk vooral plezierig om iets meer te weten van de oorspong van de frieten.  Ik citeer: ‘Naar verluidt zouden al in de zeventiende eeuw in de Maasvallei frieten zijn gebakken, toen de Maas was dichtgevroren waardoor geen visvangst mogelijk was. De hongerige oeverbewoners zouden dan maar in een rudimentaire visvorm gesneden aardappels hebben gebakken.’  Ja, wie had dat gedacht.  [Ik moet bekennen dat ik nogal verzot ben op frieten en zeker de Belgische economie op dat punt een kleine impuls hoop te geven.]

 

Als we een land, een volk, een kerk, een persoon willen begrijpen, zullen we iets van de geschiedenis van dat land of volk, of van die kerk of persoon moeten weten. Ik zal in de komende maanden tijdens mijn werk in de Belgisch-Luxemburgse Federatie heel wat vragen stellen over het verleden. Want pas als je een idee hebt waaruit het heden is gegroeid, heb je een goed startpunt voor de toekomst en heb je een basis voor constructieve samenwerking.  Het Oude Testament benadrukt dit punt voortdurend ten aanzien van onze relatie met God: Kijk regelmatig achterom en zie hoe God je heeft gestuurd en wat hij voor je heeft gedaan. dat geeft je hoop en visie voor de toekomst!

 

Als ik dinsdag a.s. mijn eerste bijeenkomst heb met de predikanten van de Adventkerk in mijn nieuwe werkterrein, zal ik beginnen met iets van mijn eigen geschiedenis te vertellen. Daar hebben mijn collega’s recht op. Het spreekt vanzelf dat ik iets prijsgeef van mijn achtergronden, zodat ze een handvat te hebben om met mij om te gaan en met mij te kunnen samenwerken.

 

Tot mijn spijt heb ik me nog niet kunnen verdiepen in de geschiedenis van Luxemburg. De oorzaak is dat de kerk in het groothertogdom verzuimd heeft mij een geschiedenisboek over hun land te overhandigen bij mijn emeritaat in 2007. Wie weet wordt die achterstand nog ingehaald, als mijn emeritaat te zijner tijd hervat wordt!