Monthly Archives: Maart 2017

Een brief

 

Ik had lange tijd niets van Hans gehoord. Ik ken hem uit mijn jeugd, maar Hans woont inmiddels al tientallen jaren in het buitenland. Tot mijn verrassing belde hij mij enkele weken geleden. Het was naar aanleiding van mijn recente boek GAAN of BLIJVEN? Al eerder had hij mij laten weten dat het hem goed had gedaan het boek te lezen. Maar nu wilde hij iets heel persoonlijks met mij delen.

Hans vertelde mij dat hij jaren geleden op het punt stond de kerk te verlaten. Dat heeft hij uiteindelijk niet gedaan. Hij is gebleven—ook al heeft hij nog steeds vaak moeilijk met dingen die hij in de kerk aantreft—vooral in de nogal conservatieve kerk in zijn nieuwe vaderland. Een belangrijke rol in zijn strijd van ‘gaan of blijven’ was een lange brief die hij in oktober 1988 vanuit Nederland ontving. De brief was afkomstig van een zekere dr. W.  Inmiddels heeft Hans deze brief met me gedeeld en me toestemming gegeven eruit te citeren. Het is een antwoord op een brief die Hans hem eerder had geschreven.

. . .  Nu wil ik proberen je te antwoorden. Proberen iets te schrijven waar je wat aan hebt. Dat dit een moeilijke taak is weten we allemaal . . .  Troostend is dat het niet zo dringend nodig is de juiste woorden te vinden, zolang een warmhartige verbondenheid overkomt!  Hoe relatief de ‘juistheid’ van het begrijpen en ervaren is, vind ik zo duidelijk worden in het verhaal van de zieke vrouw, die al haar hoop op Jezus gericht had en meende te ontvangen waarnaar zij zo hevig verlangde door het kleed van Jezus aan te raken. Wij zouden haar verwachting kunnen vergelijken met pelgrims naar Lourdes. Jezus zegt dat. haar ‘geloof’ haar geholpen heeft. Wat wist deze vrouw van het ’beeld’ van God, leerstellingen of een kerkelijk instituut? Haar ‘redding’ was het onvervalst verlangen naar de nabijheid van Jezus. Dat Jezus meer gaf dan zij verlangde is het wonder dat wij allemaal mogen verwachten. Niet de intensiteit van ons vragen, maar het openstaan voor Gods handelen in ons leven is belangrijk. . . .

. . . In de juiste zin adventist zijn is wachten op Gods handelen. Elkaar te verketteren omdat de concretisatie van deze verwachting niet identiek is, is niet de weg die Jezus wijst.  . . . Om te herkennen dat iemand een discipel van Jezus is, noemt hij het alles omvattende kenmerk: “Dat gij elkander liefhebt.’  Dat is heel iets anders dan steeds duidelijk te maken dat anderen het verkeerd zien! . . .

Verderop in zijn lange brief gaat dr. W in op het onderwerp van de schepping en hoe we het bijbelse scheppingsbericht opvatten.  Hij geeft aan dat christenen elkaar de ruimte moeten geven om daarover verschillend te denken:

. . . Elkaar gelovig of ongelovig te verklaren, als je letterlijk of symbolisch daarover denkt – zo ongeveer als Jezus zegt: “Dit is mijn bloed (over avondmaalswijn). God is de oorsprong van alles wat is; dat past meer in ons denkbeeld dan dat God de aarde in het midden van het heelal plaatst, waarbij de sterren aan het “uitspansel” bevestigd worden, omdat de aarde reeds bestond. Het verstand is (ook bij de grootste astronomen) niet groot genoeg om te begrijpen wat er allemaal aan krachten, snelheden, botsingen, nieuwe bundelingen van hemellichamen tot stand komt. Jezus heeft geen aandacht besteed aan deze problemen. Hij liet nadenken over mussen, lelies, bergen en ging met de denkwijzen van toen mee, bestrafte de storm en verplaatste boze geesten in varkens . .  maakte blinden ziende met speeksel, zand en water. . .

. . . Als je leest dat christenen tegen christenen strijden, omdat ze ‘gelijk hebben’, dan wordt duidelijk hoeveel geduld God door alle eeuwen en op alle plaatsen met ons heeft. Wij moeten zijn  getuigen zijn, en omdat het menselijk niet kan, wil God dat we uitzien (wachten) op zijn hulp. Dat heeft betrekking op nu—niet op 1844 of wat men daar verder aan interpreteert. . . .  God wacht op ons in de hoop dat we alles van hem verwachten. Dat is de weg naar vrede in ons hart, vrede met God. . .

. . . Je hoeft dus niet naar andere, menselijke bundelingen te zoeken. God kan de mens vinden op de plek waar hij staat en omgekeerd. God moet niet voldoen aan ons beeld, maar we moeten voldoen aan zijn beeld. . . .

. . . Wanneer een hond je redt uit het water, dan zijn die tanden niet Gods tanden. Maar de redding is wel een handeling Gods. Zo moet ik de hoofdzaak aan God overlaten, in de hoop dat Hij mijn handelen wil gebruiken tot het vervullen van jouw behoefte op geestelijk gebied.’

De brief klinkt misschien wat archaïsch en hoogdravend, maar hij trof mij heel erg diep. Allereerst vanwege de inhoud. Hier is een diepgelovige man aan het woord die, ondanks al zijn eigen twijfels,  al het mogelijke wil doen om een ander te helpen bij zijn vragen en twijfels.

Maar hij trof mij om nog een heel andere reden. Ik heb de schrijver van deze brief ook gekend. Ik ben een aantal malen bij hem op bezoek geweest. Hij kwam destijds vooral op mij over als een tamelijk betweterige, afstandelijke man. Deze brief haalt een streep door dat beeld. Kennelijk ben ik te snel geweest in mijn oordeel. En als ik destijds wellicht meer moeite had gedaan om hem te begrijpen had ik misschien—ondanks ons grote leeftijdsverschil—iets voor hem kunnen betekenen in zijn strijd met zijn vragen en twijfels.

Dank Hans, dat je deze ontroerende brief met me wilde delen. Het inspireert mij om op mijn manier te proberen anderen bij hun geloofstwijfels te helpen.

 

Een gelukkig land

Volgens het World Happiness Report 2017 dat onlnags door de Verenigde Naties werd uitgebracht is ‘the greatest country’ ter wereld is niet het gelukkigste land dat er is. Onder de 155 waarin de graad van geluk werd gemeten nemen de VS de dertiende plaats in. Noorwegen scoort dit jaar het hoogste op de Happiness Index. Ik had het genoegen (en dat was het inderdaad!) om het vorige weekend in Denemarken te zijn. Dat land komt op de tweede plaats. De plaatsen drie tot en met tien zijn voor, respectievelijk, IJsland, Zwitserland, Finland, Nederland, Canada, Nieuw-Zeeland, Australië en Zweden. Het laagste op de geluksladeer vinden we een aantal Afrikaanse landen en Syrië.

Een groot aantal factoren telt mee in deze geluksmeting. Economische factoren zoals inkomen en werk zijn heel belangrijk, maar ook sociale factoren, zoals onderwijs en gezins- en familieleven. Geestelijke en lichamelijke gezondheid spelen, zoals valt te verwachten, eveneens een cruciale role.

Het is natuurlijk fijn te weten dat ik in een van de gelukkigste landen op aarde woon. Daarbij komt nog dat research van Unicef heeft laten zien dat Nederlandse kinderen gemiddeld gelukkiger zijn dan kinderen waar ook ter wereld. Op de geluksindex voor kinderen staat Amerika op de 26e plaats.

De prestigieuze Huffington Post rapporteerde vorig jaar dat godsdienstige mensen over het algemeen gelukkiger zijn dan mensen die geen religie hebben. Interessant genoeg bleek daarbij dat hindoes hoger scoren dan christenen!

Als dit allemaal waar is kan ik mijzelf inderdaad ‘gelukkig’ prijzen, want ik ben immers een christen die in een van de gelukkigste landen op aarde leef.

Maar er blijven bij mij toch wel heel wat vraagtekens hangen. De uitkomsten van de Happiness Index vertellen ons dat de gelukkigste landen op aarde ook de meest geseculariseerde en minst religieuze landen zijn. En zelfs in de gelukkigste landen treffen we grote groepen ongelukkige mensen aan. Ook moet ik opmerken da ik heel wat niet-christenen ken die op mij een veel gelukkiger indruk maken dan tal van christenen om mij heen. Helaas kan ik ook niet ontkennen dat er heel veel ongelukkige mannen en vrouwen zijn binnen de kerkelijke groepering waartoe ik behoor.

Ik heb veel gereisd in landen die bovenaan de lijst van landen staan en ook in landen die helemaal onderaan staan. Mijn ervaringen geven mij het gevoel dat bij het bepalen van de mate van geluk misschien toch wel te veel gewicht wordt toegekend aan economische factoren. Ik heb in zogenaamde arme ontwikkelingslanden heel veel tevreden en gelukkige mensen ontmoet die niet alles bezitten wat wij gewoonlijk met geluk associëren. En ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat geloof toch wel heel vaak een belangrijke en positieve rol speelt in hun leven en hen verrassend gelukkig maakt.

Alles in beschouwing genomen, mag ik mijzelf inderdaad als gelukkig beschouwen—ondanks zorgen die ik heb en teleurstellingen die ik natuurlijk ook ervaar. Maar mijn vrouw en ik hebben een redelijk comfortabel leven. We genieten nog steeds een relatief goede gezondheid en hebben nog steeds een interessant bestaan dat voldoening geeft. We ontvangen en geven aandacht en liefde van mensen dichtbij en ver weg. Bovendien maken we deel uit van een fijne plaatselijke kerkelijke gemeente. Wij zijn inderdaad bevoorrecht en hebben veel om dankbaar voor te zijn—zeker als we ons leven vergelijken met de meeste mensen, vooral in andere delen van de wereld. Maar wat de Happiness Index ook mag aangeven, ik blijf ervan overtuigd dat de factor religie een belangrijke component is en blijft van ons geluk.

 

Een goede week

 

Toen ik gisteren naar bed ging was het beeld al vrij duidelijk. Wat velen hadden gevreesd is niet gebeurd. Het populisme heeft het niet gewonnen. Het is nog steeds een veel te prominent geluid, maar toch zal de leider, Geert Wilders, een flink toontje lager moeten gaan zingen. Waarschijnlijk zal Mark Rutte weer de minister-president worden, als hij er tenminste in slaagt een coalitie te vormen die op voldoende steun kan rekenen in de Tweede Kamer. Hij heeft laten zien dat hij een capabele leiders is. Dat neemt niet weg dat ik zelf graag een linksere leider zou hebben gezien. Maar al met al ben ik opgelucht. En hopelijk is de Nederlandse keuze een signaal naar andere landen in Europe die binnenkort verkiezingen hebben om ook in hun land de opmars van het zo gevaarlijke populisme te stuiten.

Sinds mijn vrouw en ik zondagavond terugkeerden van een conferentie in de buurt van het Duitse Frankfurt en aansluitend een preek in het Belgische Gent, ben ik druk bezig geweest met voorbereidingen voor andere evenementen: een preek en een presentatie a.s. zaterdag in Denemarken (met een bezoek aan goede Deense vrienden); de Dag voor Dialoog op 25 maart in Utrecht en presentaties begin april in Orlando in Florida.

Om een populaire uitdrukking te gebruiken: Het houdt je van de straat! Maar het betekent wel dat er deze week geen tijd is voor een lange blog met diepzinnige gedachten.

Maar ook andere activiteiten vroegen deze week de nodige aandacht.  DHL bezorgde gisteren bij mij thuis de eerste dozen met de Franse editie van mijn boek: FACE AU DOUTE.  De promotie ervan gaat nu beginnen en vanaf 3 april is het te bestellen via Amazon.fr. De Duitse vertaling gaat nu van start en is in handen van een ervaren redacteur. In overleg met hem heb ik wat veranderingen in het manuscript aangebracht—niet ten aanzien de wezenlijke inhoud, maar in de volgorde van enkele hoofdstukken en wat enkele details betreft. In Denemarken heb ik a.s. zondag of maandag overleg met de mensen die de Deense vertaling mogelijk maken.

Al met al was het een drukke maar zeer bevredigende week.  Voor mijzelf, maar ook voor het fantastische land waarin ik woon.

 

Observatie en interpretatie

 

Ongeveer twee weken geleden maakte een vriend mij attent op een boekje waarover hij nogal enthousiast was. Aangezien het boek in het Duits geschreven is en zo recent is dat er nog geen Engelse vertaling beschikbaar is, aarzelde ik even of ik het zou bestellen. Ik heb het toch maar gedaan, via een Engelse internet boekwinkel: bookdepository.com.  Ik heb daar inmiddels goede ervaringen mee en het grote voordeel in vergelijking tot Amazon is dat zij geen portokosten rekenen!  Het boek is geschreven door een zekere Martin Urban en is getiteld: Ach Gott, die Kirche: Protestantischer Fundamentalismus und 500 Jahre Reformation (O God: de Kerk: Protestants Fundamentalisme en 500 jaar Reformatie).

Duits lezen kost mij wat meer moeite dan Nederlands of Engels lezen, dus het zal even duren voordat ik het helemaal uit heb—te meer daar ik het de komende weken druk heb met diverse afspraken in eigen land, Duitsland, België, Denemarken en de VS.  Maar er is elke dag wel een uurtje om te lezen!

In de eerste paar hoofdstukjes die ik inmiddels heb gelezen kwam ik al een aantal dingen tegen die me troffen.  Een van die dingen die mij aan het denken zette was vervat in de titel van een alinea in hoofdstuk 2: Zehn Prozent Beobachtung, neunzig Prozent Deutung. Letterlijk vertaald: Tien procent observatie, negentig procent interpretatie. Volgens de schrijver komen onze meningen doorgaans op een onevenwichtige manier tot stand. Hij baseert dit op inzichten die hij als wetenschapper, en als journalist met een achtergrond in een theologenfamilie, heeft verkregen. Hoe wij tot onze meningen geraken, betoogt hij, berust grotendeels op hoe onze hersenen werken. Wij hebben zintuigen en kunnen informatie opnemen, maar vervolgens gaan onze hersenen daarmee aan de haal en slaan we, op grond van eerdere ervaringen en allerlei invloeden, bewust en onbewust aan het interpreteren. En dat bepaalt dan meestal hoe we uiteindelijk over iets denken.

Ik heb geen idee of de schrijver helemaal gelijk heeft, en of die 10-90 verhouding echt wetenschappelijk kan worden onderbouwd. Maar de schrijver heeft ongetwijfeld gelijk met zijn stelling dat we veel minder objectief zijn dat we meestal zelf beseffen. Het zou wenselijk zijn als we ons bij het vormen van onze meningen veel meer rekenschap zouden geven van onze achtergrond, onze wensen, onze interesses en de intellectuele bagage die we met ons meezeulen. Onbewust ziften we alle informatie die op ons afkomt en pikken we daaruit wat ons bevalt en schenken we veel minder of helemaal geen aandacht aan wat ons niet bevalt.

In de Verenigde Staten zie je dit momenteel heel sterk. Trump-aanhangers zien hun president op een heel andere manier dan mensen die schoon genoeg van hem hebben. De anti-Trump mensen vangen onmiddellijk alles op wat hun negatieve visie bevestigt en verder versterkt. Ik geef zonder meer toe dat ik, ook al woon ik niet in de VS, bij die laatste groep behoor.

Als zevendedag adventist zie en interpreteer je veel dingen om je heen anders dan een niet gelovige die een heel andere achtergrond heeft. Meestal er is geen sprake van diepe analyse, maar is een mening snel gevormd.  Je achtergrond vult haast automatisch de negentig procent interpretatie in die je geeft aan de tien procent observatie. Hetzelfde geldt voor verschillende stromingen binnen de kerk. Dat maakt het gesprek tussen hen zo moeilijk. We ziften wat we zien, horen en lezen. We pikken vooral op wat in het plaatje past dat we al hebben en interpreteren dit vervolgens binnen het kader van wat we al (denken) te weten. ‘Liberalen’ beschuldigen vaak hun meer conservatieve geloofsgenoten ervan dat zij op deze manier te werk gaan. Maar ook ‘liberalen’ moeten toegeven dat zij, als ze eerlijk zijn, heel dikwijls met hetzelfde euvel tobben.

Natuurlijk kun je dit niet in even sterke mate op elk individu toepassen en zal lang niet iedereen precies in zo’n 10-90 stramien passen. En er zijn gelukkig heel wat mensen die hun uiterste best doen om zo objectief mogelijk te zijn. Maar het besef dat veel observatie wordt gekleurd door onze (vaak onbewuste) selectie van wat we tot ons nemen, voordat we er onze door allerlei zaken gekleurde interpretatie op loslaten, zou ons moeten aansporen om wat minder dogmatisch te zijn in wat we vaak beweren, wat opener te staan voor de visie van anderen, wat vaker te twijfelen aan ons eigen gelijk en wat meer ruimte te bieden voor elkaars meningen.

 

Grenzen aan onze macht

 

Ik had tot deze week nog nooit een boek van Amos Oz gelezen. Hij is een veel geprezen en veel vertaalde joodse auteur, maar om de een of andere reden kwam ik er nooit toe een boek van hem te kopen of uit de bibliotheek mee te nemen. Totdat enkele weken geleden een vriend van mij me het boek Judas gaf. Hij had het dubbel—hij had een exemplaar gekocht en er daarna ook een gekregen.

Het kostte me even moeite er goed ‘in te komen’, maar na zo’n twintig of dertig bladzijden had het boek me te pakken. Prachtig geschreven en kundig vertaald. Maar, bovendien een onvoorspelbaar en boeiend verhaal.  Een joodse student Sjmoeël Asj, die in Jeruzalem woont, breekt zijn studie om persoonlijk redenen af. Om na het faillissement van zijn ouders in zijn onderhoud te kunnen voorzien, gaat hij in op een advertentie waarin iemand—tegen een bescheiden loon, maar met kost en inwoning—wordt gevraagd om een oude, nauwelijks nog mobiele, man (Gershom Wald) ’s avond gezelschap te houden en met hem te praten. Een even onbenaderbare als ondoorgrondelijke huisgenote (Atalja Abarbanel) heeft Sjmoeël al snel in haar greep. Politieke thema’s spelen continue een belangrijke rol, maar ook het thema waarover Sjmoeël ooit een scriptie wilde schrijven blijft door zijn hoofd spoken en een gespreksonderwerp vormen. Dat betreft de persoon van Judas, de discipel van Jezus, die volgens Sjmoeël een heel andere rol speelde dan die hem door de christenen wordt toegedacht.

Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik Amos Oz eerder had moeten ontdekken en ik ga zeker ook naar zijn eerdere boeken kijken.  In deze blog ga ik nu verder niet in op de plot van deze laatste roman van Oz  (Judas), maar wil ik een aantal regels citeren waardoor ik me erg aangesproken voelde. Op bladzijde 137 zitten we midden in een intense discussie van Sjmoeël Asj en Gershom Wald, waarin op een gegeven moment de vraag aan orde komt of er grenzen zijn aan de macht—politieke maar ook andere soorten macht.  Dit is dan wat Sjmoeël zegt: ‘De waarheid is dat alle macht ter wereld een vijand niet in een vriend kan veranderen. Hij kan een vijand in een slaaf veranderen, maar niet in een kameraad. Met alle macht ter wereld kun je een fanaticus niet veranderen in een tolerant iemand. En met alle macht ter wereld kun je een wraakzuchtige niet veranderen in een vriend.’

In de geschiedenis en in de wereld om ons heen, maar ook in onze persoonlijke ervaring, is de waarheid van deze woorden telkens weer opnieuw duidelijk gebleken. Wanneer mensen als vijanden of als concurrenten tegenover elkaar staan, blijft vriendschap en samenwerking meestal buiten bereik. Ook in een geloofsgemeenschap zien we dit maar al te vaak. Als meningen ver uit elkaar zijn gegroeid en er een toestand van polarisatie is ontstaan, waarbij ‘broeders’ en ‘zusters’ totaal van elkaar zijn vervreemd, resulteert een patstelling die niet kan worden doorbroken. Geen kerkelijke macht, van welk niveau ook, kan daar iets aan veranderen. We raken hier aan de grenzen van de menselijke macht.

Maar het goede nieuws is dat er geen grenzen zijn aan de macht van de Heer in wie wij geloven. Hij heeft de macht om mensen bij elkaar te brengen. Zijn Geest kan verzoenen en eenheid brengen. Dat is een kernpunt van het christelijk geloof. En daarom blijft er reden tot hoop en optimisme als partijen tegenover elkaar staan en elkaar geen duimbreed ruimte gunnen. Mijn antwoord aan Sjmoeël Asj is dan ook:  Je hebt het fout. Er is wel degelijk een Macht die een fanatiekeling kan veranderen in een tolerant mens en die een vijand in een vriend kan veranderen! Maar we moeten die Macht wel in ons persoonlijke en collectieve bestaan willen toelaten. Een andere weg is er niet. En dat geldt voor ons allemaal.