Monthly Archives: December 2013

Relaties

 

Volgens het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) zijn er in Nederland steeds meer mensen zonder een vaste relatie. Veel mensen beginnen er niet aan—uit weloverwogen keuze of omdat het leven nu eenmaal zo gelopen is. Maar voor heel veel anderen komt dat omdat hun relatie  op de klippen is gelopen. Recente gegevens laten zien dat er op dit moment meer duurzame relaties worden beëindigd dan er worden begonnen. Daarbij zijn de cijfers voor echtscheidingen, zowel als die van mensen die uiteen gaan na geruime tijd te hebben samengewoond, inbegrepen. In veel andere westerse landen is de situatie vergelijkbaar of ligt het percentage scheidingen nog iets hoger dan in Nederland.

Wij hebben in onze familiekring en onder buren, vrienden en goede bekenden deze trend volop bevestigd gezien in het afgelopen jaar. Het leek wel een soort besmettelijke ziekte die zich onstuimig uitbreidde. Het is heel verdrietig dat steeds weer mee te maken.

Maar regelmatig staan er ook berichten in ons plaatselijk krantje dat de burgemeester op bezoek is geweest bij mensen die hun 50-jarig of 60-jarig huwelijk vieren. En ook in kringen waar dat tamelijk weinig voorkomt, zoals in de wereld van de showbiz, blijken er toch ook mensen te zijn die hun partner trouw blijven. Zo las ik bijvoorbeeld deze week op een nieuws-website dat Dolly Parton binnenkort haar gouden bruiloft viert!

Mijn vrouw en ik moeten daar nog een jaartje op wachten, maar ook het feit dat we nu 49 jaar samen zijn is een kleine mijlpaal. En dat was de afgelopen week het geval.

Je staat er op zo’n moment toch weer eens even extra bij stil dat het niet vanzelfsprekend is dat jouw relatie wel stand heeft gehouden, terwijl dat bij zo velen om je heen niet het geval was. Er zijn natuurlijk, als je wat ouder wordt, ook regelmatig  mensen om je heen die hun maatje kwijtraken, omdat dit leven nu eenmaal eindig is Maar je vraagt je vooral af: Waarom kon het bij ons wel goed gaan en bij anderen niet? Ik besef dat daar geen simpel antwoord op te geven is, zo in de trant van: ‘Wij zijn nu eenmaal betere partners van en voor elkaar geweest dan de meeste mensen die hun relatie hebben zien stranden.’ In plaats van kritiek te leveren op anderen (‘Mensen geven het tegenwoordig wel erg snel op’ of: ‘Veel mensen hebben helaas totaal onrealistische verwachtingen’, enz.) overheerst vooral het gevoel van dankbaarheid. Dankbaarheid voor het feit dat we er alle twee nog zijn en samen aan ons vijftigste huwelijksjaar mogen beginnen. Ik hoop van harte dat we dat vijftigste jaar vol mogen maken en dat er t.z.t. ook nog tenminste een zestigste huwelijksdag komt—en niet alleen omdat we de burgemeester dan twee keer op bezoek krijgen.

De kersttoespraak van Koning Willem Alexander benadrukte terecht de belangrijkheid van relaties. Hij was daarbij heel concreet, over zijn eigen familie en over specifieke situaties in het land. Paus Franciscus sprak vooral over vrede in de wereld. Hoewel vrede stichten vaak een heel ingewikkeld proces is, is het duidelijk dat het herstel van goede relaties een basisvoorwaarde is.

Confucius, een denker in het oude China, in de zesde eeuw voor Christus, zei ooit: Als je de wereld wilt veranderen, moet je eerst het land waarin je woont veranderen; als je het land waarin je woont wilt veranderen, moet je eerst je stad of dorp veranderen; als je je stad wilt veranderen, zul je eerst je eigen familie moeten veranderen; als je je familie wilt veranderen, moet je eerst jezelf veranderen en dat gebeurt pas als je je hart hebt verandert.

Het lijkt me een mooi citaat om daarmee dit laatste blog van 2013 te besluiten. Als je je relatie ten goede wilt veranderen, zul je ook vooral eerst aan jezelf moeten werken! En daarbij gaat het meer dan een oppervlakkige, cosmetische verandering.

En aangezien ik nogal vaak over de kerk schrijf, kan ik het niet laten om hieraan nog iets toe te voegen: Als je de wereld wilt veranderen, moet je de christelijke kerk veranderen; en als je de christelijke kerk wilt veranderen moet je de kerkgemeenschap waartoe je behoort veranderen; en als je de christengemeenschap waartoe je behoort wilt veranderen, moet je jezelf veranderen. Dat is uitdaging nummer één voor alle mensen die ook in 2014 christen willen zijn. Vroeger hing er in menige woonkamer een wandbordje: Verander de wereld, begin bij jezelf. Het is een eeuwenoud gezegde, maar het geldt nog steeds.

 

Toch weer een blog . . .

 

De toekomst van deze blogs hing deze week enige tijd aan een zijden draad. Na mijn blog van vorige week ontving ik een aantal zeer negatieve reacties—een paar kwamen als commentaar binnen op deze site maar de meeste via e-mail—van mensen die weer eens twijfelden aan mijn goede bedoelingen en zich afvroegen of ik niet beter mijn kerk zou kunnen verlaten. Zo in de trant van: Opgeruimd staat netjes! Ik kan wel zeggen dat het mij niet deert, maar dat doet het toch wel—ook al is het vaak nogal voorspelbaar van welke kanten deze geluiden komen.

Maar daar staan heel andere reacties tegenover. In een e-mail schreef iemand mij: ‘Ik moet je bekennen dat ik verschrikkelijk blij ben met je laatste schrijfsel over al dan niet bidden voor de paus. Ik heb het nl. zo moeilijk gehad met het lesboekje van het bijna afgelopen kwartaal. Ik kon er geen kant mee op en heb het dan maar verticaal laten vallen. Het is waarschijnlijk de druppel die de emmer heeft doen overlopen. We lopen mijlen achter en op die manier is het aantrekken van nieuwe leden een utopie. . . .  Ik wou je alleen maar feliciteren met dat stukje dat me een hart onder de riem is. Wel bedankt!’

Het lezen van dit soort reacties (en trouwens ook wat ik hoor als ik wekelijks in allerlei gemeenten kom) geeft me de stellige indruk dat er meer lezers zijn die mijn blogs op prijs stellen dan dat er criticasters zijn die zich eraan ergeren

Maar toch was er ook nog wel een andere reden om me af te vragen of het zinvol is met dit wekelijkse ritueel door te gaan. Ik doe dit nu bijna tien jaar. Ik schreef aanvankelijk vooral over de dingen die ik meemaak als kerkelijke functionaris en daarna als een ‘verse’ emeritus die nog op veel plaatsen kwam en nog bij veel dingen betrokken was. Hoewel ik nog steeds volle dagen actief ben, sta ik geleidelijk aan toch wat verder af van het kerkelijk bedrijf en ben ik toch ook wel aanzienlijk minder op reis. Het meeste wat ik doe beperkt zich vooral tot schrijf- en vertaalprojecten (thuis) en hier en daar het geven van seminars en cursussen. En daarover valt toch wel wat minder te vertellen.

De laatste paar jaar zijn mijn blogs dus geleidelijk aan wat beschouwelijker geworden en ik vraag wel eens af (o.a. deze afgelopen week) of het nuttig is om ermee door te gaan. Een en ander afwegende kom ik echter tot de conclusie dat ik nog maar even doorga, zolang er nog vele honderden mensen zijn die  steeds de moeite nemen enkele minuten voor het lezen van mijn wekelijkse oprispingen uit te trekken.

Veel nieuws over de afgelopen week valt er niet te melden. Natuurlijk was ik enorm onder indruk (afgelopen zondag) van de begrafenisdienst van Nelson Mandela, het rolmodel van alle rolmodellen. Ik was ook blij enkele projecten te kunnen afronden. Gisteren drukte ik op de knop van mijn ‘mail’ om het manuscript van een boek naar de Duitse adventistische uitgeverij te sturen. Zo’n moment is er een van enorme voldoening en opluchting. Het wordt een boek van ca. 200 bladzijden. Het wordt nu vertaald naar het Duits. Volgens de planning zal het in mei 2015 verschijnen. Trouwens, ik hoop in 2014 een aantal malen aan Duitse evenementen bij te dragen. Maar voorlopig ben ik vooral ook druk met voorbereidingen voor een kwartaal lesgeven (april, mei, juni) aan de Loma Linda Universiteit in Californië. In januari hoop ik de laatste hand te leggen aan een hertaling van het boek Christ’s Object Lessons. Mijn werktitel is: ‘De gelijkenissen van Jezus: Verhalen waarmee je thuis kunt komen.’

Het nieuws vanuit de kerk was de afgelopen week in hoofdzaak positief.  In de Nederlandse Adventkerk begint het digitaal communiceren met de achterban nu behoorlijk op stoom te komen. Ik moet bekennen dat ik tot voor kort nogal sceptisch stond tegenover de voornemens om het kerkblad in belangrijke mate digitaal te  maken. Het is nog steeds, denk ik, een enorme uitdaging (die niet moet worden onderschat) om grote aantallen leden (vooral van mijn generatie en nog ouder) te helpen de digitale sprong te maken. Maar wat ik de afgelopen week tijdens een redactievergadering van het project heb gezien, heeft me wel overtuigd dat het wat moois kan worden. Trouwens de nieuwe aanpak van de nieuwsvoorziening op de landelijke website van de kerk is ook een aanzienlijke verbetering. Het wordt nu de moeite waard om elke dag even te kijken!

Vanuit de wereldkerk werd de afgelopen week gemeld dat de kerk per eind september j.l.  officieel meer dan 18 miljoen leden heeft. Dagelijks worden wereldwijd ruim 3.000 personen gedoopt. De groei is weliswaar de afgelopen jaren langzamer geweest dan daarvoor, maar dat was voor een groot deel te danken aan het feit dat we ook weer veel leden kwijtraken en aan een flinke schoonmaakbeurt van de ledenlijsten in veel landen. Zo werden bijvoorbeeld in Zuid-Amerika meer dan een miljoen namen geschrapt van mensen die nog ten onrechte geregistreerd stonden. De groei vertoont wereldwijd grote verschillen, maar het voelt toch goed om bij een nog steeds groeiende beweging te horen.

Voor een opzienbarend bericht moesten we de alternatieve kerkelijke media raadplegen, want helaas grossieren de officiële kerkelijke bladen, zoals de Adventist Review, vooral in verhalen met een hoog hallelujah-gehalte. In de staat Maryland (VS) werd een zekere ds. Brett Hadley, leraar in bijbelvakken en geestelijk verzorger van een adventistische middelbare school in de staat Maryland, ontslagen. Hij had een rol gespeeld bij het huwelijk van twee vrouwen. Een van hen was zijn stiefdochter. Hij functioneerde bij die gelegenheid als ambtenaar van de burgerlijke stand  en was er niet bij betrokken in zijn hoedanigheid als predikant. Er was geen sprake van een inzegening. Toch was de conferentie die zijn werkgever is van mening dat ds. Hadley niet gehandhaafd kon worden. In de persverklaring onderstreepte men dat men deze maatregel vooral had genomen omdat de betrokkene aanvankelijk desgevraagd nogal mistig was geweest over zijn aandeel in dit gebeuren.

Het bericht heeft veel stof doen opwaaien. Op de website van Spectrum kwamen al snel zo’n 1.000 reacties binnen. Velen constateerden dat gewoonlijk zelfs veel grotere boosdoeners niet op een dergelijke, hardhandige manier worden aangepakt. Sommigen reageerden verheugd, omdat de kerk nu eindelijk eens stelling durft te nemen! Maar er waren meer stemmen van mensen die niet konden begrijpen dat de kerk op deze kille manier heeft gereageerd. In de officiële kerkelijke pers zullen we over deze kwestie naar alle waarschijnlijkheid niets lezen. Dat komt de geloofswaardigheid ervan niet ten goede. Ik vermoed dat dit homo-muisje nog wel eens een flink staartje zou zal hebben.

Ik schrijf deze blog in Staphorst (of all places) in restaurant Waanders, mijn vaste koffiestop als ik naar het Noorden rijd. Ik ben op weg naar Meppel voor een bespreking over het oecumenische 10-Verhalen project, waarin ook de Meppeler Adventkerk participeert en waarvoor ik een boekje schrijf.

Thuis staat de kerstboom er prachtig bij. Wij hopen een rustige, sfeervolle kerst te beleven. Een deel van de tijd zal ik besteden aan het veel geprezen boek van Martin Bossenbroek over de Boerenoorlog. Maar Kerstfeest blijft toch voor mij vooral ook een spiritueel gebeuren waarbij ik op een speciale manier beleef dat de Heer  bereid was de wereld–ook mijn wereld–binnen te stappen! En dat is tenslotte belangrijker dan alle mooie boeken en alle blogs bij elkaar.

 

Bidden voor de paus?

 

De paus heeft in adventistische kringen nooit een erg goede pers gehad.  Aanvankelijk viel het nogal mee. In de dagen van William Miller, de voorloper van de Adventbeweging, werden vooral de andere Protestantse kerken als de boosdoeners gezien. Katholieken waren toen nog niet erg talrijk in de VS en de paus was vooral een historische figuur, ver weg. Maar toen de immigratie uit katholieke landen naar Amerika miljoenen aanhangers van ‘Rome’ naar dit van oudsher protestantse gebied voerde, werden katholieken steeds meer als een enorm gevaar beschouwd.

Naarmate de klassieke adventistische uitleg van de profetieën van de boeken Daniël en Openbaring vaste vorm kreeg, werd het beeld van de katholieke kerk—en met name van de leiding daarvan—in veel Protestantse kringen steeds negatiever. Er was geen twijfel: het ‘beest’ en ‘de kleine hoorn’ stonden voor het katholicisme, en meer specifiek voor de pauselijke macht. Bij de meeste Protestanten is die gedachte inmiddels al lang verleden tijd, maar het adventisme heeft er nog geen afstand van gedaan.

Toch praten in veel gebieden in de wereld adventisten niet meer zo graag over deze profetische traditie. Velen zitten er nogal mee in hun maag. In onze postmoderne westerse wereld is het bepaald niet ‘sexy’ om af te geven op andere geloofsovertuigingen. Maar de afgelopen weken werden de kerkleden, die trouw de wekelijkse bijbelstudie bezoeken die (gewoonlijk) aan de eredienst voorafgaat, weer eens met hun neus gedrukt op de officiële kerkelijke uitleg van de profetieën van het Daniëlboek. De ‘kleine hoorn’ heeft allerlei snode dingen gedaan ten koste van Gods ‘heiligdom’, benadrukte de bijbelstudiegids. Maar dat is gelukkig maar tijdelijk, want na verloop van tijd komt het met dat ‘hemelse heiligdom’ weer in orde. Volgens de traditionele profetieverklaarders zijn er voldoende aanknopingspunten om uit te rekenen dat dit proces sinds het midden van de negentiende eeuw in een beslissende fase is gekomen.

Ik heb de laatste paar weken bij bezoeken aan een aantal verschillende gemeenten in de bijbelstudieperiode wel gemerkt hoe veel aanwezigen dat allemaal toch wel wat lastig en ingewikkeld vinden en vooral willen weten waar het nu in hoofdzaak om gaat, zonder verder te praten over die katholieke boosdoeners en met al te veel ingewikkeld rekenwerk opgezadeld te worden.  In het pas uitgegeven boek over deze materie van Jean Claude Verrecchia, dat ook in het Nederlands verscheen (Waar woont God: een zoektocht langs altaren, tenten, tempels en andere plaatsen van aanbidding) wordt met enige voorzichtigheid aangegeven dat de traditionele standpunten wel aan enige revisie toe zijn.

Eerlijk gezegd heeft de huidige paus het ons niet gemakkelijker gemaakt. Eerst leek het erop dat hij juist de bange vermoedens die we uit vroeger tijden hadden geërfd zou bevestigen. Een Zuid-Amerikaanse jezuïet die tot paus werd gekozen kon immers alleen maar betekenen dat ‘Rome’ nu weer eens haar ware gezicht zou laten zien! Maar Paus Franciscus blijkt een enorme verrassing. Hij blijkt een beter idee te hebben van wat er in de wereld leeft en van wat gelovige mensen echt nodig hebben dan zijn voorgangers. Nee, we zien (nog) geen signalen dat hij de katholieke leerstukken die onze protestantse afkeuring krijgen of zelfs onze afkeer wekken, wil intrekken.  (De leer, zelfs op kleine punten, aanpassen—is trouwens voor een kerk altijd een heel moeilijk proces. Wij weten daar in onze eigen kerk ook alles van! Meestal moet de tijd zijn werk doen.)  Maar we zien wel dat de paus ruimte wil scheppen en niet langer vooral de nadruk wil leggen op wat niet kan en niet mag.

Voorspellingen doen is moeilijk, vooral als het de toekomst betreft, heeft Mark Twain ooit gezegd. Maar op zijn minst is meer voorzichtigheid op zijn  plaats als we specifieke historische toepassingen willen maken. Het verleden laat zien dat we wat dat betreft al de nodige keren de plank behoorlijk mis hebben geslagen.

Gelukkig hangt onze eeuwige redding er niet af of we precies weten wie of wat met ‘de kleine hoorn’ wordt voorgesteld en wat de verschillende profetische tijdaanduidingen betekenen—hoe interessant het misschien ook mag zijn om daar studie van te maken.

Misschien is zo langzamerhand de tijd gekomen dat we niet ons uiterste best blijven doen om de Katholieke Kerk in een bedenkelijk daglicht te plaatsen en de paus als de boeman par excellence te beschouwen.  Dit is niet langer de tijd van de Inquisitie en van de Borgia’s, of zelfs van het eerste Vaticaanse Concilie—ook al kan er in de Katholieke Kerk nog veel worden veranderd (en verbeterd). Wellicht is echter zo langzamerhand het moment gekomen om de paus niet in de eerste plaats alleen maar te veroordelen maar om voorbede voor hem te doen.

 

Armoede

 

In zijn roman, waarvan de titel vertaald in het Nederlands, luidt: Het Oog van het Luipaard, is de Zweed Hans Olofson de hoofdpersoon Het boek is geschreven door Henning Mankell die vooral bekend is vanwege zijn Wallander politieserie.  Olofson is na een nogal gecompliceerde jeugd naar Afrika vertrokken voor een kort verblijf, maar woont daar uiteindelijk 19 jaar. Hij werkt in Zambia op een boerderij van een Engelse vrouw, die, wanneer zij vertrekt, hem de kans geeft het bedrijf over te nemen. Blanke boeren zijn echter steeds minder welkom en uiteindelijk geeft hij, na heel veel geweld te hebben geïncasseerd, de strijd op keert weer terug naar Zweden.

Het is een boeiend, maar tragisch verhaal, dat vooral de lezers zal raken die ooit zelf als expat in Afrika hebben gewoond. Hoewel ik zelf eigenlijk nooit een zo hevige rassenhaat heb meegemaakt in West-Afrika, waar ik bijna zeven jaar woonde, is er veel in het boek dat ik herken. Trouwens, ook het Oost-Afrikaanse Zambia, waar het verhaal zich afspeelt, heb ik meerdere keren bezocht en dus herken ik veel van de plaatsen waarover Mankell schrijft.

Naast Hans Olofson zijn er heel wat personen die een belangrijke rol spelen, maar ik denk vooral aan Joyce Lufuma en haar twee tienerdochters Majorie en Peggy. De man van Joyce was een van de 200 arbeiders die bij Hans in dienst zijn. Hij kwam door een ongeluk om het leven en Olofson—die zijn personeel veel beter behandelt dan de meeste andere blanke boeren—trekt zich het lot van dit gezin aan en zorgt er o.a. voor dat de twee meisjes een goede opleiding kunnen krijgen. Hans Olofson krijgt grote bewondering voor de manier waarop Joyce en haar gezin aan al hun problemen het hoofd bieden.  Hij komt hen regelmatig in hun hut—want veel meer is hun huis niet—bezoeken. Als hij zichzelf vergelijkt met Joyce en haar dochters concludeert hij, dat hij—de rijke blanke boer—in feite veel armer is dan dit gezin dat over een  innerlijk rijkdom beschikt die hij niet heeft.

Een van de boodschappen van deze meesterlijke roman is dat begrippen als armoede en rijkdom erg relatief zijn. Daaraan moest ik deze week ook denken bij het bericht van het Sociaal-Cultureel Planbureau dat in Nederland 1,2 miljoen mensen onder de armoedegrens leven.  Daarbij moeten we echter wel bedenken hoe ‘armoede’ wordt gedefinieerd. Arm zijn in Nederland betekent leven van een minimuminkomen. De televisieverslaggever die het bericht voorlas legde uit dat je in zo’n armoede-situatie geen geld hebt om nieuwe meubels en om regelmatig andere kleding te kopen. Daarbij ben je ook soms op voorzieningen zoals de voedselbank aangewezen en zit het er niet in om af en toe op vakantie te gaan.

Ik wil geen moment suggereren dat de inkomensongelijkheid in Nederland geen onverteerbare zaak is. Het is schandalig dat in een van de rijkste landen van de wereld mensen op voedselbanken aangewezen zijn. Maar niettemin moeten we begrippen als armoede en rijkdom toch ook in hun betrekkelijkheid zien.  Ik ben rijk als ik mijn situatie vergelijk met die van de meeste éénouder-gezinnen die van een uitkering moeten leven, of in vergelijking met andere ouderen die alleen hun AOW hebben. Maar ik ben arm als ik kijk naar de ruim 154.000 miljonairs die Nederland telt. Volgens de armoede-norm die het SCP hanteert was het gezin waarin ik opgroeide straatarm—ook als je het plaatst in de context van de jaren ‘50 van de vorige eeuw. Wij hadden net genoeg te eten, maar niet genoeg om ook beleg te hebben op elke boterham. Ik moet bekennen dat ik een beetje jaloers was op mijn buurjongen die een grote meccanodoos had, maar toch heb ik me toen nooit echt arm gevoeld.

Er is nog steeds alle aanleiding om te blijven protesteren tegen de armoede in de wereld. En we kunnen ook geen genoegen nemen met het feit dat zoveel mensen in Nederland niet mogen delen in de algemene welvaart. Maar tegelijk zouden veel meer mensen, net als Hans Olofson, moeten beseffen dat echte rijkdom niet in de eerste plaats afhangt van de grootte van je huis en van de hoogte van je banksaldo.