Monthly Archives: December 2008

De geraniums in 2009?

 

Wie gepensioneerd is komt gemakkelijk, zegt men, achter de spreekwoordelijke geraniums terecht. In 2008 is het me aardig gelukt deze met een Griekse naam getooide plantenfamilie (geranos=ooievaarsbek) te ontwijken. En ik hoop vurig dat dit ook in het nieuwe jaar het geval zal zijn.

Je weet van te voren nooit of je al je plannen zult kunnen uitvoeren, maar dat betekent niet dat je geen plannen mag of moet maken.

Er staan voor het nieuwe jaar allereerst een paar meer-weekse activiteiten op het programma. Ik heb beloofd vanaf medio januari ruim drie weken les te geven aan de Bugema-universiteit in Oeganda. En tegen eind februari staat een intensief lesprogramma van twee weken aan Newbold College in Engeland op het programma. In mei hoop ik een groep van ruim 30 reislustigen te begeleiden tijdens een 16-daagse reis naar het Westen van de Verenigde Staten.

Verder zal er nog wel wat gereisd worden in 2009, want ik verwacht dat er nog wel wat uitnodigingen van hier en daar zullen opduiken. En mijn vrouw en ik zullen zeker proberen een paar keer naar Zweden te gaan om na te gaan of er goed voor onze kleindochter wordt gezorgd!

Wat mijn activiteiten in Nederland betreft zijn er natuurlijk de regelmatige preekbeurten hier en daar in het land en ander geestelijk sprokkelwerk. Daarnaast is de afspraak tussen de Nederlandse Unie en mij dat ik het equivalent van twee dagen per week aan een aantal kerkelijke uitgaven werk. Er staan voor 2009 een paar boeken op het programma om vertaald te worden en ik hoop ook een coördinerende rol te spelen bij het tot stand komen van enkele publicaties van eigen bodem. Zowel ds. Rudy Dingjan en ds. Cherrel Francisca hebben zich aan dit creatieve proces gewaagd en zij kunnen erop rekenen regelmatig te worden opgepord!

Ik hoop zelf ook binnenkort weer aan een nieuw schrijfproject in het Engels te beginnen, nu ik een paar dagen geleden een stevig manuscript naar de Review and Herald Publishing Association heb verzonden waar in het afgelopen jaar vele uren in zijn verdwenen. Er zoeven al wat ideeën voor een nieuw boek rond in mijn emeritus-brein, maar het schrijfproject dat nu eerst de voorrang krijgt heeft te maken met een al enige tijd geleden gedane belofte: Een ESDA-cursus over de Openbaring van Johannes. De eerste vier (van de circa 15) lessen staan inmiddels op de harde schijf.

Tja, dat is wel zo’n beetje het grotere werk. Als me nog voldoende inspiratie rest wil ik proberen mijn wekelijkse blog wat uit te bouwen. Ik kijk naar de technische mogelijkheden om deze site twee-talig te maken (Nederlands en Engels).

En . . . in de hoek van mijn werkkamer staat een bescheiden werkbank met knulselspullen die in 2008 onaangeroerd zijn gebleven. Tot de goede voornemens voor 2009 behoort (naast meer lichaamsbeweging) het afbouwen van een houten scheepsmodel dat ik al een reeks van jaren onderhanden heb! Als het af is, zal ik een foto publiceren op deze website! Ik denk niet dat u op de achtergrond geraniums zult zien.

 

Geluk

We wensen elkaar een gelukkig kerstfeest en over een paar dagen horen we weer overal het “gelukkig nieuwjaar” in alle toonaarden Maar, geluk, wat is dat eigenlijk? Het woord heeft in elk geval geleden onder een enorme inflatie.

Geluk is voor veel mensen vooral het winnen van een flink bedrag in de Staatsloterij of in de Postcode Loterij. Als geluk zo wordt gedefinieerd, dan heb ik nooit veel geluk gehad. Ik heb jarenlang trouw een staatslot gekocht, maar doe dat niet langer, want het brengt me geen geluk. Eén keer, zo’n twintig jaar geleden, heb ik 500 gulden gewonnen, maar verder is het geluk beperkt gebleven tot hooguit de eigen inleg.

Heeft geluk vooral te maken met materiële voorspoed? Er bestaat misschien wel een zekere samenhang. Maar uit enquêtes blijkt dat rijkdom lang niet altijd tot geluksgevoel leidt. Vaak kunnen grote financiële zorgen daarentegen ons geluk wel danig verstoren.

Ik vraag het me wel eens af: Ben ik echt gelukkig? Aan de ene kant zijn er heel veel dingen die de schaal naar de positieve kant doen doorslaan. Ik ben al meer dan veertig jaar gelukkig getrouwd met dezelfde partner. Ik heb twee volwassen kinderen die hun plek hebben gevonden in het leven en met wie wij een goede band hebben. We hebben een fijn appartement gevonden. Ik heb mijn leven lang werk kunnen doen waarin ik mijn idealisme, mijn energie en heel veel creativiteit kwijt kon. Ik ben nog redelijk gezond en vitaal. Ik word ook nu nog steeds behoorlijk vaak uitgenodigd om aan een of andere programma of evenement een bijdrage te levmee te werken. Als ik wat schrijf wordt dat meestal wel ergens gepubliceerd. En het geeft me een goed gevoel dat zelfs mijn weblog dagelijks gemiddeld door bijna 100 mensen wordt bezocht!

Maar, aan de andere kant zijn er ook wel dingen die mijn geluk temperen. Er zijn best af en toe tegenvallers. En als je 66 bent, ben je fysiek toch wat beperkter dan zo’n 20 jaar daarvoor. Ik zou ook best mijn kleindochtertje in Zweden wat vaker dan twee of drie keer per jaar willen zien. En er zijn uiteraard ook wel dingen die buiten mijn financiële bereik liggen. Ik zou liever in een C5 rijden dan in mijn huidige C3. En niet alle reis-wensen kunnen in vervulling gaan. En, vaker dan vroeger lijkt het wel, word ik ook met ellende geconfronteerd in familie- of vriendenkring. En de echte onverbiddelijke bestseller heb ik ook nog niet geschreven.

Ja, ben ik gelukkig? Ik stelde mijzelf vanmorgen nog weer eens die vraag, terwijl ik vanuit de gezellige warmte, net na zonsopgang (half tien), naar buiten keek, naar de vreedzame sneeuw, en terwijl mijn schoondochter en zoon druk bezig zijn met de voorbereidingen van Julafton (vandaag, de dag vóór Kerst, waarop de Zweden hun kerstmaaltijd hebben en waarna het vervolgens pakjesavond is).

Ben ik echt gelukkig? Het is een vraag die heel veel mensen zich door de eeuwen heen hebben gesteld. Thuis heb ik een boek met de intrigerende titel: A History of Happiness. Het vertelt hoe geluk in de loop van tijd steeds met andere dingen werd geassocieerd.

Geluk heeft, denk ik, toch vooral te maken met liefde. Zijn er mensen van wie je kunt houden? En van wie je weet dat ze ook van jou houden? En wellicht vooral ook met tevredenheid en dankbaarheid en met de ervaring dat je toch tevreden en dankbaar kunt zijn, ook als niet alles altijd meezit en er best nog wat te wensen overblijft.

En geluk heeft toch, denk ik, vooral ook te maken met de religieuze dimensie in je leven. Een gelukkig kerstfeest is niet denkbaar zonder het Kerstkind en echt gelukkig wordt het nieuwe jaar niet als geloof en het vertrouwen in God daarin geen plaats krijgt.

Met dat in gedachten wens ik alle lezers van deze blog veel geluk: een gelukkig kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar.

 

Gebakken lucht?

 Een collega-emeritus verwees gewoonlijk naar iemand die heel veel woorden nodig had om heel weinig te zeggen als een verkoper van “gebakken lucht.” Ik kan me veel goede dingen herinneren uit de tijd dat wij samenwerkten, maar uitgerekend deze uitdrukking van Karel van Oossanen schoot me vandaag weer eens te binnen.

Er is geen nieuwsprogramma op de televisie of het gaat over de credietcrisis en over de gevolgen daarvan voor de reële economie. Ik heb er, eerlijk gezegd persoonlijk nog niets van gemerkt, behalve dan het positieve effect aan de pomp als ik nu nog maar 94,9 cent voor een liter Diesel betaal. Dat is toch gauw 20 euro minder voor een volle tank dan een half jaar geleden. En veel te vrezen voor 2009 heb ik ook niet, want ik werk niet voor een bedrijf dat een beroep moet doen op de Donner-regeling. Ja, het zou wel eens moeilijk kunnen worden als de inkomsten van de kerk plotseling zouden opdrogen, maar daar ben ik niet zo bang voor, want de uniepenningmeester heeft ons zojuist laten weten dat in de eerste acht maanden van dit jaar de kerkelijke inkomsten met ongeveer zeven procent zijn gestegen in vergelijking tot de eerste acht maanden van 2007. Eigenlijk ben ik nog niemand tegengekomen die zelf al iets van de crisis merkt. En voor minister Bos heeft het allemaal ook niet zo beroerd uitgepakt, want hij is, dank zij de crisis de populairste politicus van 2008 geworden!

Is die crisis die nu de wereld in de ban houdt eigenlijk alleen maar “gebakken lucht”? Er worden in ieder geval wel de nodige luchtbellen doorgeprikt. Het is natuurlijk heel vervelend als je je huis op dit moment probeert te verkopen, nu de huizenprijzen zakken. Maar zou het op de wat langere termijn toch niet goed zijn als de luchtbel van de als maar stijgende huizenprijzen even wat wordt doorgeprikt en straks ook starters weer een redelijke kans hebben op de woningmarkt? En is het zo’n verschrikkelijke ramp als er af en toe eens een jaartje is waarin de economie met 1 procent krimpt en meer mensen een jaartje langer met hun auto doen?

Als leek kan ik niet aan de indruk ontkomen dat veel banken in de penarie zijn gekomen omdat zij in “gebakken lucht” handelden, d.w.z. grove winsten wilden maken met allerlei dubieuze financiële producten, waarbij zelfs bankdirecties niet precies wisten hoe groot de risico’s waren als er om de een of andere reden iets mis zou gaan. De bonussen van de hoge heren waren in elk geval van een concretere substantie dan de luchtbellen die ze aan elkaar doorverkochten.

Nu blijkt dat in de VS een meneer Bernard Madoff—iemand met een gerespecteerd bank-verleden—erin is geslaagd om allerlei banken en beleggingsfondsen op te lichten voor niet minder dan vijftig miljard dollar. En dat is, ook al wordt de dollar steeds minder waard, toch nog altijd meer dan een slordige dertig miljard euro. Je vraagt je af, hoe het Madoff lukte zoveel “gebakken lucht” te verkopen.

De debacles in de wereldwijde bank- en beleggingswereld hebben natuurlijk grote gevolgen voor de wereldwijde economie. Veel mensen zullen het slachtoffer worden doordat ze hun baan kwijtraken. Voor anderen bestaat het gevaar dat ze hun spaargeld zomaar zien wegsmelten. Dat is erg. Maar dat veel steenrijke mensen wat minder rijk worden, dat lijkt me niet zo’n ramp. En dat het totaal uit de hand gelopen bonussysteem op de helling gaat is alleen maar goed. Dat huizen wat goedkoper worden heeft nadelen, maar ook voordelen. Dat er wat minder auto’s worden verkocht helpt ons de doelstellingen voor de CO2 uitstoot te realiseren. Dat er veel luchtbellen worden doorgeprikt en, om een verwant idioom te gebruiken—veel zeepbellen uit elkaar spatten, kan op de lange duur alleen maar positieve gevolgen hebben.

En als alles het allemaal tot gevolg heeft dat er hier en daar wat mensen tot wat bezinning komen en gaan beseffen dat een groot stuk van hun leven uit “gebakken lucht” bestaat, dan heeft deze crisis bij alle narigheid iets heel positiefs gebracht. En als er hier en daar wat mensen minder materialistisch ingesteld raken en een stukje van hun hebzucht kwijtraken is dat pure winst.

 

1:107.500.000.000

 Het maandblad Quest vroeg onlangs aan Peter Grünveld, een knappe bol die verbonden is aan het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam, eens uit te rekenen hoeveel mensen er ooit op aarde hebben geleefd.

Hoe hij het precies heeft aangepakt bij zijn cijferwerk weet ik niet, maar Grünveld kwam tot de conclusie dat er tussen 160.000 v. Chr. en 2008 in totaal een slordige 107 miljard mensen op onze aarde hebben geleefd. Van die ruim 107 miljard leven er rond de 6,5 miljard op dit moment, dus ongeveer 6 procent van het totaal. Dat is dus een behoorlijk percentage als je het totaal over een periode van meer dan 160.000 jaar uitsmeert. Of het allemaal klopt laat ik maar aan anderen over, en zeker de vraag of er 160.000 jaar geleden al mensen op onze planeet rondliepen. [Ik probeer het me voor te stellen hoeveel mensen dat bij elkaar zijn. Als een flink deel van zo'n mensenmassa het eeuwige leven krijgt, dan wordt het behoorlijk dringen op de nieuwe aarde, zou je zeggen! Maar, in de Openbaring van Jezus staat gelukkig dat er dan geen zee meer zal zijn, dus misschien valt dat ruimtegebrek wel mee.]

Maar meestal tellen we mensen toch in kleinere eenheden. Vanmorgen leidde ik een afscheidsdienst, waarna we de overledene naar zijn laatste rustplaats brachten. Bij zo’n gebeurtenis treft het je: er is een aula bomvol mensen, maar het gaat om die ene unieke mens die er niet meer is.

Het beeld dat in de Bijbel van God wordt gegeven is, dat Hij gewend is met mensenmassa’s om te gaan: Hij houdt van “schares” die niemand tellen kan—ook Peter Grünveld niet. Maar tegelijkertijd is er ook de nadruk dat Hij elk mens individueel door en door kent. In de sublieme beeldspraak die we van Jezus gewend zijn, wordt ons verteld dat zelfs de haren op ons hoofd zijn geteld.

Ooit waren er ruim een eeuw geleden een aantal adventisten die bij hoog en bij laag beweerden dat het onbijbels is je baard af te scheren. Immers als elke haar op je hoofd zo belangrijk is dat hij door God is geteld, hoe zouden wij daar dan achteloos mee om kunnen springen door ze bij honderden of duizenden bruut te verwijderen. Die gedachte werd, zoals viel te verwachten, al snel bij de verzameling van religieuze curiosa bijgezet, want zo was die uitspraak over het tellen van onze haren natuurlijk niet bedoeld.

Het gaat er in die woorden om dat we er goed van doordrongen zijn dat elke mens telt en dat elke mens uniek is en recht heeft op medemenselijkheid. Op een heel bijzondere manier worden we daarbij bepaald als we afscheid nemen van één unieke mens. Mensen tellen kun je als gewoon mens zonder wiskundeknobbel maar beter niet doen via ingewikkelde rekenmodellen, bij miljarden tegelijk. Laten we maar simpelweg een heel ander model hanteren: één voor één. Want dan is er kans dat we de mensen echt “zien” en mede-mensen kunnen zijn.

 

De toekomst van de kerk

 

Ik heb het afgelopen jaar, tussen allerlei andere bezigheden door, hard gewerkt aan een boek over een “theologie van de kerk.” Wat zijn de kenmerken die maken dat je van een “kerk” kunt spreken? Wat zegt de Bijbel over het wezen van de kerk? Over de manier waarop die georganiseerd moet zijn? Over kerkelijk discipline? Wat is de relatie tussen de Adventkerk en de kerken om haar heen? Enz. Wie nieuwsgierig is wat er precies in dat boek zal staan moet nog even geduld hebben. Het is de bedoeling dat het in het Engels bij een adventistische uitgeverij in de VS verschijnt en het proces tussen de aflevering van een manuscript (hopelijk in januari) en het moment waarop het boek te koop is vergt, zo leert de praktijk, minimaal een jaar en vaak langer. Als er iets frustrerend is voor een auteur dan is het dat!

De afgelopen weken heb ik intensief gewerkt aan het hoofdstuk over de toekomst van de kerk—de Christelijke kerk in het algemeen en “onze” kerk in het bijzonder. Het was misschien wel het moeilijkste hoofdstuk om te schrijven.

Wie over de kerk van de toekomst spreekt vanuit een adventistisch perspectief heeft natuurlijk te maken met wat in het Engels de remnant heet—waarvoor we in het Nederlands alleen een paar heel ongelukkige termen hebben. (Ik ben wat dat betreft blij dat ik het boek in het Engels schrijf.) Wij hebben het, afgaande op diverse vertalingen van Openbaring 12:17, in ons Nederlands adventistisch jargon over “de rest,” “de overigen” of “het overblijfsel.”

Bij het bestuderen van de beschikbare literatuur van adventistische huize werd ik getroffen door twee dingen. In de eerste plaats frappeert het mij (die conclusie schoot mij te binnen tijdens een fikse wandeling) dat het katholieke standpunt en het adventistische standpunt ten aanzien van hun kerk nogal veel gelijkenis vertoont. Beiden zien hun kerk als heel speciaal, met een van Godswege geschonken waarheid en opdracht in de wereld, en hebben er flink moeite mee om aan andere christenen eenzelfde status toe te kennen! Maar datzelfde geldt natuurlijk ook nog wel voor een aantal andere kerkgenootschappen.

Maar het trof mij ook dat er, vooral bij recente adventistische theologen, veel meer terughoudendheid bestaat om zonder meer op de Adventkerk het etiket te plakken van Gods kerk die als enige voldoet aan de beschrijving van de “overigen.” (En dat ontdekte ik ook in een aantal uitspraken van mevr. White.) Er zijn in feite vier visies: (1) Het traditionele standpunt dat eenvoudigweg zegt: adventisten vormen de “rest.” (2) De contouren van Gods gemeente zijn onzichtbaar, en dus is het waarschijnlijk maar een betrekkelijk kleine groep van adventisten die er echt bij hoort. (3) Gods getrouwen zijn overal te vinden en pas in de allerlaatste fase van de geschiedenis zal blijken wie helemaal aan Gods kant staat. (4) Het is belangrijker om ervoor te zorgen dat je als minderheid een profetisch geluid laat horen in de wereld dan dat je precies kunt aangeven waar de grenzen lopen van die minderheid.

Een tendens die tegenwoordig vrij breed bespeurbaar is, is om minder het accent te leggen op wie nu precies dit “overblijfsel” vormen, maar veel meer op wat haar kenmerken zijn en wat haar taak is. Daarom moeten adventisten , zo gaat die redenatie verder, minder druk zijn met de vraag in welke mate “de overigen” samenvallen met hun eigen kerk, maar meer met het besef dat er een boodschap is die gebracht moet worden aan allen die uiteindelijk tot de godsgetrouwen gaan behoren.

In die laatste richting gaat het in het hoofdstuk waaraan ik momenteel de laatste hand leg. Ik hoop dat het t.z.t. iets voor velen mag betekenen. Voor mij is het buitengewoon zegenrijk geweest dat ik “gedwongen” was dieper over deze materie na te denken dan ik ooit gedaan had.