Monthly Archives: Mei 2010

Verdwenen kerken

Gisteren was ik met het reisgezelschap dat ik onder mijn hoede heb in de Aya Sofia in Istanboel. Ooit gebouwd als kerk, werd het gebouw na de vestiging van de islam in deze streken tot een moskee, om vervolgens in de vorige eeuw tijd de status van museum te hebben gekregen. Christelijke zowel als islamitische elementen vormen een boeiende mix in dit gigantische gebouw.

 

Tijdens de komende week zullen we op een aantal plaatsen in het westen van het Aziatische deel van Turkije de resten zien van een aantal basilieken waar, ooit eeuwen na de periode van de Constantijn, enorme aantallen christenen de erediensten konden bezoeken. Er waren in de vierde en volgende eeuwen belangrijke christelijke centra in Klein Azië, maar die tijd is voorbij. Wie nu naar christenen zoekt in Turkije zal slechts hier en daar kleine groepen kunnen ontdekken. [Ik heb het van hieruit niet kunnen checken, maar het zou me verbazen als er in totaal meer dan vijftig adventisten in Turkije wonen.]

 

Turkije is niet de enige plek in de wereld waar het christendom ooit vaste voet had en waar het geleidelijk aan helemaal of bijna helemaal verdwenen is. Denk bijvoorbeeld ook aan delen van de kust van Noord-Afrika. In de eerste eeuw waren er bloeiende christelijke centra. De grote Augustinus woonde en werkte er—en was geruime tijd bisschop van de kerk in de stad Hippo, in het tegenwoordige Tunesië.

 

Hoe komt het dat de kerk in sommige streken heeft moeten afhaken? Natuurlijk is de opmars van de islam een belangrijke factor. Maar dingen gebeuren zelden als gevolg van één enkele factor en meestal is er een complex van redenen aan te wijzen.  Volgens zendingsdeskundigen is de ontkerstening van Noord-Afrika vooral ook te wijten aan het feit dat het christendom voor een groot deel in de Romeins-georiënteerde bovenlaag van de maatschappij was bleven steken en niet echt doorgedrongen was tot de ‘man in the street’, de oorspronkelijke Berberbevolking. Het verdwijnen van de Romeinse overheersing luidde de doodsklok in voor het christendom, dat door de oorspronkelijke bevolking als ‘vreemd’ werd ervaren en als te weinig relevant voor hun situatie.

 

In West-Europa maken wij momenteel een sterke achteruitgang mee van de christelijke religie.  Wat ooit in Turkije en in Noord-Afrika gebeurde maakt het niet denkbeeldig dat we in Europa door een soortgelijk proces gaan en dat uiteindelijk het christendom ook uit West-Europa zou kunnen verdwijnen als de wereld nog enkele eeuwen bestaat. We zien de invloed van de kerk verschuiven van het Noorden naar het Zuiden. Het christendom wint aan kracht in de zich ontwikkelende landen in Afrika and Zuid- en Midden-Amerika en sommige gebieden in Azië. Maar zij verliest enorm veel terrein in de westerse wereld, met West-Europa voorop. Dat proces kan alleen maar gestopt worden als ook ‘the man in the street’ kan worden aangesproken en de christelijke boodschap  relevant blijft.  De kerk kan niet zelfgenoegzaam achterover leunen en denken dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen, maar zal wegen moeten blijven zoeken om antwoord te geven op de vragen en de problemen waarmee mensen in het leven van alledag te maken hebben. Alleen zo kan worden voorkomen dat zich ook in de westerse wereld herhaalt wat ooit in het Nabije Oosten en Noord-Afrika gebeurde.

 

We laten morgen vroeg (zondagmorgen) Istanboel achter ons. Het wordt een lange busreis, met halverwege de dag een stop bij de ruines van het oude Troje. Het verhaal van Heinrich Schliemann, de amateur-archeoloog die in de jaren 1870 de plaats van het oude Troje ontdekte, heeft me altijd enorm geïnspireerd. Vanaf maandag bezoeken we achtereenvolgens de zeven gemeenten. Het wordt een boeiende week.

 

Bidden voor Atlanta

 

Het gebeurt niet elke dag dat ik een e-mail krijg van de 3ABN televisieorganisatie. Kennelijk kom ik in hun database, complete met voornaam, voor, want ik word aangesproken met ‘Dear Reinder.’ 

 

Waarom krijg ik (en misschien wel honderdduizend of meer anderen) zo’n vriendelijke brief van de mensen van 3ABN?  Het is een dringend verzoek om mee te doen aan een wereldwijd gebedsuur. De e-mail boodschap roept iedere adventist op om op 16 juni a.s. om 9 uur ’s morgens CDT (= Central Daylight Time, dat is, als ik het goed heb uitgerekend,  4 uur ’s middags in Nederland) een uur lang voorbede te doen voor het komende wereldcongres van de kerk dat van 23 juni tot 3 juli in de Amerikaanse stad Atlanta wordt gehouden.

Ik lees in de oproep: ‘Kun je je voorstellen hoe de hemel in beweging komt door de gebeden van miljoenen adventistische christenen in meer dan 200 landen, die in uur lang in meer dan duizend talen tot God bidden?’  Even verderop in de boodschap wordt gewezen op het belang van dit komende wereldcongres, ‘dat misschien wel de meest kritieke Generale Conferentie in tientallen jaren mag worden genoemd.’  En waarom dan wel? ‘Vanwege de rol die de nieuw-gekozen leiders zullen spelen in het veilig stellen van de steunpilaren van onze leerstellige fundamenten.’ En als voorbeeld van hoe deze pilaren dreigen te worden aangetast wordt verwezen naar de recente, heftige discussie over schepping versus evolutie. Die discussie wordt omschreven als ‘een oorlog die gevoerd wordt tegen Gods gemeente in de eindtijd.’

 

Nou, dat doet wel een paar vragen bij mij rijzen. Mag ik er een paar noemen? [Ik ga er even vanuit dat de lezers weten dat 3ABN (Three Angels’ Broadcasting Network) een wereldwijde televisieorganisatie is, die op elk uur van de dag via een reeks van satellieten televisieprogramma’s uitzendt. Deze organisatie is door adventistische privépersonen opgezet en heeft geen formele banden met de kerk.]

 

In de eerste plaats zet ik vraagtekens bij de ‘theologie van het gebed’ die uit deze e-mail blijkt.  Luistert God extra intens als grote aantallen mensen allemaal op hetzelfde moment bidden?  Maakt het bij hem veel minder indruk als we individueel, verspreid over de dag en over de komende weken, het wereldcongres in onze gebeden gedenken? Jezus zei ooit dat de hemelse Vader geen mus van het dak laat vallen zonder dat hij het ziet. Denken de 3ABN mensen wellicht dat er gelijktijdig tenminste een miljoen mussen van dak moeten vallen voordat God er notie van neemt?

 

Voorts vraag ik mij af welke verborgen agenda precies de zorg van de 3ABN ten aanzien van de leerstellige zuiverheid van de kerk bepaalt. Ik denk niet dat 3ABN onderwerpen als ‘de vrouw in het ambt’ met leerstellige zuiverheid associeert.  Ik heb genoeg 3ABN televisieprogramma’s gezien om te weten dat hun vertaling van de adventistische versie van het christelijk geloof behoorlijk verschilt van de mijne.  Mijn zorg is niet in de eerste plaats het soort leerstellige zuiverheid waarbij ieders theologische opvatting continu langs de lat van de door de 3ABN gewenste orthodoxie wordt gelegd. Mijn zorg gaat eerder uit naar grotere tolerantie en het zoeken naar grotere relevantie van wat adventisten aan de wereld willen doorgeven.

 

De verwijzing naar de discussie over schepping en evolutie, waarbij La Sierra University in Californië al maanden in de schijnwerpers staat, doet vrezen dat zorg voor leerstellige zuiverheid in de ogen van 3ABN niet via de weg van open dialoog moet gaan, maar via dictaten en dwang van de kant van hen die zeker wat ‘de waarheid’ tot in elk detail is. Dat is een methodiek die mij tegen de borst stuit en, naar ik vrees, velen van de kerk zal vervreemden.

 

Zeker, ik zal bidden voor het komende wereldcongres. Maar ik doe het toch liever op mijn eigen manier en vanuit andere motieven–zonder uit te rekenen hoe laat het op dat moment is in Central Daylight Time.

Sea the truth

 

Vanmorgen was ik al vrij vroeg op pad. Ik moest om kwart voor tien in het Tuschinski theater zijn in de Reguliersbreestraat in Amsterdam. Omdat dit betekende dat ik in de morgenspits via de A6 uit de Flevopolder naar de A1 bij Muiden moest zien te komen, leek het wijzer om per openbaar vervoer te gaan. Zo kon ik immers ook de parkeerproblemen in de hoofdstad vermijden.  Tot mijn vreugde kan ik melden dat ik nu de geheimen van de OV-chipkaart volledig heb doorgrond en dus reisde ik vlekkeloos met dit stukje plastic met bus, trein en tram naar mijn bestemming. Ik was er zelfs vroeg genoeg om nog even op het nabijgelegen Rembrandtplein een kop koffie te halen.

 

Wat had ik op een woensdagmorgen te zoeken in de prachtige vermaakstempel in de Reguliersbreestraat? Ik had een uitnodiging gekregen voor de première van een nieuwe documentaire die in opdracht van het wetenschappelijk bureau van de Partij voor de Dieren was gemaakt. Ik was nieuwsgierig genoeg (en ook voldoende gemotiveerd door het onderwerp) om gehoor te geven aan de invitatie—temeer daar ik al lange tijd niet meer in Tuschinski was geweest.

 

De film die ruim een uur (schat ik) duurde boeide van begin tot einde. Het is een bijzonder effectief en overtuigend verhaal over de invloed van de mens op de vaak erbarmelijke toestand van de zeeën en oceanen van onze planeet. Naast prachtige onderwater-opnamen van al het moois dat er nog is, waren er afschuwelijke beelden van de bergen rotzooi die zonder ophouden in de zee worden gekieperd en schokkende informatie over het gif dat via de vissen die wij consumeren uiteindelijk in ons lichaam belandt. Daarnaast een dramatische confrontatie met de wereldwijde overbevissing.  Enzovoort.

 

De film was in zekere zin een echo van wat ik het afgelopen weekend tijdens een kerkelijk evenement in Huis ter Heide hoorde. Veel Nederlandse adventisten waren vier dagen samengekomen om gemotiveerd en getraind te worden in het doorgeven van hun geloof. Het thema van de bijeenkomst was ‘zout’.  Dat had alles te maken met het feit dat Jezus ooit zijn volgelingen de opdracht gaf om,  als ‘zout’,  smaak te geven aan de wereld waarin zij leven.

 

Ds. Rudy Dingjan, de coördinator van het evenement, hield op vrijdagmorgen een verhaal waarin hij benadrukte dat christenen de opdracht hebben om de wereld met hun ‘zout’ te conserveren. Dat betekent, zei hij, dat we ook een specifieke verantwoordelijkheid hebben voor de wereld en alle natuurlijke hulpbronnen.  Hij had het niet speciaal over de zorg voor de zee, maar eigenlijk sloot wat hij zei naadloos aan op de inhoud van de film die ik vanmorgen zag.

 

Nergens in de film viel het woordje ‘God’ of werd er gezinspeeld op een bijzondere taak voor christenen. Dat lag natuurlijk ook niet voor de hand. Maar christenen die altijd het thema van rentmeesterschap hoog in hun vaandel hadden (of dat althans beweerden te hebben) zouden de film moeten zien. Zorg voor de aarde en de zee is namelijk geen exclusieve hobby voor milieuactivisten van allerlei snit. Het hoort in de eerste plaats bij de opdracht die we ooit van God aan het begin van alles hebben gekregen. Adventisten moeten in feite, nu het er in zoveel opzichten met onze wereld zo troosteloos voorstaat, hun leer van het rentmeesterschap uit de mottenballen halen en vanuit hun geloof in de God die de hemel en aarde (en de zee!) schiep een goed voorbeeld geven van goed beheer van onze planeet.  In Tuschinski was vanmorgen de gemiddelde leeftijd van de genodigden hooguit 35. De thematiek spreekt kennelijk vooral jongeren aan. Ook in de Adventkerk zijn er ongetwijfeld veel jongeren die in actie willen komen als hen de uitdaging wat duidelijker dan nu veelal gebeurt wordt voorgehouden.

 

‘Crazy Like Us’ en Ellen White

 

Ik kan terugzien zien op een gevarieerd en welbesteed weekend. Na op zaterdagmorgen te hebben gepreekt in de Adventgemeente Amsterdam-Zuidoost en later op de dag een familiebezoek te hebben gebracht in de omgeving van Woerden, hebben mijn vrouw en ik op zondag het onlangs als een werk van Vincent van Gogh geïdentificeerde schilderij, en een expositie van werken van de eigenzinnige schilderes Marte Röling, in Museum de Fundatie in Zwolle bewonderd.

 

Maar tussen de bedrijven door heb ik het grootste deel van een boek gelezen dat al een aantal maanden op het stapeltje van te-lezen-boeken naast de bank lag: Crazy Like Us, van de hand van de Amerikaanse publicist Ethan Watters (Uitgegeven door Free Press, 2010). In dit intrigerende boek laat de schrijver op goed gedocumenteerde en uiterst overtuigende wijze zien hoe bepaalde psychische aandoeningen en de daarbij behorende ziektebeelden vanuit het Westen (en vooral vanuit Amerika, en onder druk van de farmaceutische industrie) naar heel andere culturen worden geëxporteerd. Hij behandelt vier treffende voorbeelden: De plotselinge opkomst van Anorexia in Hongkong; de enorme energie die na de tsunami vanuit het westen gestopt werd in pogingen de bevolking van Sri Lanka te overtuigen van de enorme gevaren van het posttraumatische stress syndroom; de westerse invloed op de veranderende patronen van schizofrenie in Zanzibar; en de mega-marketing van western-style depressies in Japan. Een van de belangrijkste elementen uit het betoog van Watters is dat er een merkwaardig maar onmiskenbaar proces plaatsvindt. (1) Een ziekte wordt onder westerse druk officieel erkend; de in het Westen gangbare symptomen worden daarna vaak uitvergroot en andere symptomen raken op de achtergrond. (2) Patiënten gaan goeddeels onbewust het soort psychosomatische reactie  en het soort gedrag vertonen dat nu min en meer door de artsen wordt verwacht en dat daarom serieus zal worden genomen.

 

Onwillekeurig moest ik denken aan de visioenen van Ellen White. Ik heb me vaak afgevraagd hoe de lichamelijke kenmerken van haar visionaire toestand moeten worden geïnterpreteerd. Opmerkelijk genoeg verdwenen deze kenmerken toen zij wat ouder werd en toen ook haar rol in de kerk veranderde. Een aantal jaren geleden hoorde ik bij toeval een lezing van een Amerikaanse kerkhistorica met een methodistisch achtergrond. Zij legde uit de verschijnselen die we bij Ellen White tegenkomen tamelijk gewoon waren in het 19e eeuwse Amerikaanse methodisme. Later schreef ze er een boek over dat heel uitvoerig verslag doet van de profetische gave bij vrouwen in die tijd in het Noordoosten van de VS (Ann Taves, Fits, Tances and Visions; Princeton University Press, 1999). Daarbij is het goed te weten dat Ellen White van huis uit methodiste was; dat het adventisme in die regio ontstond en dat het vroege adventisme heel veel methodistische invloeden onderging. Van profetessen werd kennelijk in dat milieu verwacht dat hun gave met allerlei specifieke lichamelijke verschijnselen gepaard ging.

 

Zou het kunnen dat op de een of andere manier ook spirituele uitingen samenhangen met culturele omstandigheden (waarmee overigens niets negatiefs is gezegd over de onderliggende realiteit van het feit dat God zich op allerlei manieren kan openbaren). En zou dit, bijvoorbeeld, ook kunnen verklaren waarom dromen in sommige gebieden en bij sommige bevolkingsgroepen zo anders functioneren dan bij ons in het Westen?

 

Er blijven zeker heel wat vragen, maar Ethan Watters heeft me wel nieuwsgierig gemaakt en me geïnspireerd meer over dit onderwerp te gaan lezen. Te oordelen naar de literatuurverwijzingen aan het einde van het boek zal het niet moeilijk zijn andere boeken over deze thematiek te vinden.

 

Alleen

 

Mijn vrouw en ik waren de afgelopen dagen in een klein plaatsje in de buurt van Parijs. We zijn daar in de loop der jaren heel wat keertjes geweest om een bevriend echtpaar te bezoeken dat we ooit, kort na onze aankomst in Kameroen, leerden kennen. Ze waren Nederlandse expatriates. Hun huis stond voor ons open en ze hadden heel veel Afrikaanse ervaring die ze graag met ons nieuwelingen deelden. We bleven in contact, ook nadat zij in Frankrijk waren gaan wonen en wij naar diverse landen gingen en uiteindelijk weer in het vaderland terechtkwamen.

 

Zo’n twee jaar geleden overleed de man na een lange en moeilijke ziekteperiode. Nu is ze alleen. Toen we vanmorgen wegreden zwaaide ze ons in haar eentje uit.

 

Het waren een paar gezellige dagen, maar de gedachte dat zij nu alleen was hing op de een of andere manier, vaak ook onuitgesproken, in de lucht. In de grote tuin staan de bomen en planten die hij heeft gekozen en geplant. In huis staan overal dingen die aan hem herinneren. In al onze gezamenlijke herinneringen speelt hij een belangrijke rol.

 

Toen hij nog leefde zat hij ’s morgens, ook als wij op bezoek kwamen, meestal als eerste beneden in de kamer. En voordat onze vrouwen verschenen kwam ik gewoonlijk en dan zaten we over van alles en nog wat te praten—soms over politiek, soms over godsdienst, soms over ons werk en over onszelf. Nu kwam ik, vroege vogel als ik ben, als eerste uit bed, opende de luiken en liet de Senseo zijn werk doen. Ik zit daar een uurtje alleen, maar had het gevoel dat hij elk moment kon binnenkomen.

 

Ik moest er steeds aan denken de afgelopen dagen. Dit onbarmhartige drama—dat iemand zijn partner kwijtraakt—voltrekt zich overal om je heen. Ik heb het de afgelopen jaren herhaaldelijk in mijn vrienden- en kennissenkring gezien. Ik heb het ook in mijn eigen familie meegemaakt. Mijn moeder was pas midden-veertig toen mijn vader stierf. Als kind wist ik dat dit erg verdrietig was voor haar, maar ik snap nu veel beter wat dat voor haar moet hebben betekend. Mijn oudste zus was ongeveer even oud toen haar man verongelukte.

 

De realiteit van het leven is dat je niet altijd bij elkaar blijft. Vroeger op later blijf je zelf alleen achter of valt dat lot aan je partner ten deel. Aangezien vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen is de kans dus groter dat er meer vrouwen alleen achterblijven dan mannen. Maar het leven is vaak grilliger dan de statistieken aangeven.

 

Al met al biedt deze blog een weinig opwekkende boodschap. Het is nu de bedoeling alle lezers in mineurstemming te brengen. Want het is niet nodig om, als je als 65-plussers nog samen bent en nog redelijk gezond bent, voortdurende met dit pessimistische toekomstbeeld bezig te zijn. Maar er af en toe bij stil te staan is wel een goed idee. Een beetje extra aandacht voor mensen die alleen zijn mag best een behoorlijke prioriteit hebben. En af en toe is het goed om jezelf, als je je partner nog hebt, eraan te herinneren dat je het nooit als vanzelfsprekend mag gaan beschouwen dat je niet bij het grote aantal mensen om je heen hoort die na lang samen te zijn geweest nu alleen verder moeten.