Monthly Archives: Oktober 2020

Sigve Tonstad

Hij is geen intieme vriend, maar ik ken hem goed genoeg om te zeggen dat hij een buitengewoon plezierig en inspirerend mens is. En inmiddels heb ik genoeg gelezen van wat hij heeft geschreven om te concluderen dat hij een creatief en knap academicus is. Ik ontmoette hem voor het eerst toen ik in het Verenigd Koninkrijk woonde en voor het Europese regionale kantoor van de kerk werkte. Ik kwam hem af en toe tegen tijdens mijn bezoeken aan zijn thuisland Noorwegen. In die tijd werkte hij als arts en tevens als predikant in Oslo. Jaren later had ik het genoegen om ongeveer een week bij hem thuis, in de buurt van Loma Linda University, te logere. Daar was hij nog steeds actief in zijn oorspronkelijke vakgebied van de geneeskunde, maar het grootste deel van zijn tijd werkte hij nu als theologieprofessor in theologische faculteit van de Loma Linda University. Hij had intussen zijn doctoraat in de theologie behaald aan de St. Andrews University in Schotland. Sindsdien hebben we elkaar af en toe ontmoet. Hij is een van de denkers in de Adventkerk voor wie ik grote bewondering koester. Ik heb het over Sigve Tonstad.

Sigve heeft een aantal knappe boeken geschreven. Zijn meest opmerkelijke publicaties zijn een boek over de sabbat (The Lost Meaning of the Seventh Day) en een commentaar op het Boek Romeinen (The Letter to the Romans: Paul among the Ecologists). Maar hij schrijft ook artikelen (met name in het tijdschrift Spectrum) en is actief op Facebook, waar hij regelmatig gedichten publiceert.

Toen ik in 2009 (samen met de inmiddels overleden Borge Schantz) een Festschrift voor de toenmalige voorzitter van de Generale Conferentie, dr. Jan Paulsen, verzorgde, nodigde ik Sigve ook uit om een hoofdstuk bij te dragen. Hij reageerde met een verrassend en heel oorspromnkelijk artikel, getiteld “The Nimble Foot” (de wendbare voet). Daarin vertelde hij het verhaal van de voetbalclub van de Noorse stad Trondheim, met slechts 180.000 inwoners, die zelfs enkele topclubs in Europa wist te verslaan, zoals bijvoorbeeld A.C. Milan. Hun succes was voor een groot deel te danken aan hun unieke teamgeest en de vastberadenheid om andere leden van het team te helpen om uit te blinken. Dit artikel zou verplichte leesstof moeten zijn voor iedereen die een leiderschapscursus volgt of aan een leiderschapsseminar deelneemt!

Het schrijven van deze blog over Sigve Tonstad is het resultaat van het lezen van zijn laatste boek Revelation, dat is gepubliceerd in de Paideia Commentary Series (Baker Academic, 2019). Het lag al enige tijd op mijn stapeltje “te lezen” boeken. Maar te beginnen met het van kaft tot kaftlezen van een bijbelcommentaar vergt meestal enige vastberadenheid. Toen ik echter eenmaal begonnen was, bleef ik haast als vanzelf verder lezen.

Veel adventisten zullen zich afvragen of Tonstad een adventistisch-commentaar heeft geschreven. Ik geloof van wel. Hij laat zien hoe het grote-strijd-thema de rode draad is die door dit gehele bijbelboek loopt. Hij volgt niet één van de traditionele benaderingen voor de interpretatie van de Openbaring, zoals de toepassing op de eerste eeuw, met het Romeinse Rijk als de grote schurk, of de toepassing op het einde van de tijd met een of andere monsterlijke Antichrist als de wereldheerser. En hij vermijdt de visie die de profetieën van de Apocalypse in de loop van de geschiedenis in vervulling ziet gaan, en die het pausdom in een sinistere “beestachtige” rol plaatst. Dat is zeker een breuk met de adventistische traditie. Daarmee bewandelt hij een pad waar veel van zijn wetenschappelijke collega’s in de kerk nog steeds bang voor zijn. Het openlijk ontkennen van de historicistische benadering van de Openbaring levert problemen op voor adventistische theologen die in een adventistische academische omgeving willen werken, ook al hebben velen van hen hun twijfels over de geldigheid van veel aspecten van de traditionele uitkeg van de profetieën van Daniël en de Openbaring.

Tonstad heeft de moed gehad om de Openbaring met nieuwe ogen te gaan lezen. Het boek dat hij heeft geschreven getuigt op elke bladzijde van het feit dat hij veel heeft gelezen in de relevante literatuur. Na een zorgvuldige afweging van de verschillende standpunten komt hij met zijn eigen interpretaties. Ik heb niet in alle gevallen voldoende expertise om te beoordelen of het standpunt van Tonstad volledig verdedigbaar is. Ik juich echter elke poging van een adventistische wetenschapper toe die bereid is om dit deel van de Bijbel, dat zo belangrijk is voor onze geloofsgemeenschap, met een frisse blik te bekijken.

We kunnen alleen maar hopen dat dit deel van de Bijbel tot ons zal blijven spreken als we ons er op een nieuwe en creatieve manier mee bezig durven te houden. Met dit nieuwe commentaar, waar het kosmische conflict tussen Goed en Kwaad als een rode draad doorheen loopt, heeft Sigve Tonstad een grote bijdrage geleverd aan het adventistische denken over het laatste bijbelboek. Veel theologen en kerkleiders in het conservatieve deel van de kerk zullen de conclusies van Tonstad niet kunnen waarderen, maar het zal ongetwijfeld veel anderen helpen om een nieuwe betekenis te vinden in de Apocalyps. Dit was zeker mijn ervaring. Ik hoop dat het veel geloofsgenoten zal stimuleren om met een frisse blik naar oude opvattingen en tradities te kijken en een nieuw inzicht te krijgen dat relevant is voor hun geestelijke pelgrimage in de eenentwintigste eeuw.

Urk

Weet je waarom mensen in Urk geen Ikea meubels kopen? Omdat ze niet mogen vloeken tijdens het monteren. Die grap las ik in een uitvoerige recensie van een recent boek over Urk, geschreven door de Belgische journalist Matthias M. R. Declercq, en getiteld: De Ontdekking van Urk. Ik heb het nog niet gelezen, maar ik heb het op mijn lijstje van te lezen boeken gezet (evenals de dikke biografie van Hans Wiegel die deze maand verscheen.) Het feit dat er in het boek over Urk een grap voorkomt wil niet zeggen dat het geen serieus boek zou zijn—integendeel.

Zoals bekend (althans bij de Nederlandse lezers van mijn blog) is Urk een enclave in de Noordoostpolder. Voordat deze polder droogviel (in 1942) was Urk een eiland in het IJsselmeer. Vóór 1932, toen er nog geen Afsluitdijk was, hadden de Urker vissers een rechtstreekse verbinding met de Noordzee. Nog steeds heeft Urk de grootste Nederlandse vissersvloot, maar de meeste schepen vissen ver weg en komen slechts af en toe naar Urk.
De naam Urk komt al in middeleeuwse documenten voor. Later was het een tijdlang eigendom van de stad Amsterdam. Met zijn 21.000 inwoners is Urk een zelfstandige gemeente in Nederlands nieuwste provincie: Flevoland. De plaats staat bekend om zijn streng protestants-christelijke kerken van zo’n 25 verschillende denominaties en zijn gesloten karakter. Maar tegenwoordig haalt Urk ook nogal eens de pers vanwege het wangedrag van de (vaak op alcohol en drugs beluste) jeugd.

Af en toe kom ik in Urk. Het is zo’n drie kwartier rijden van waar ik woon. Als wij met gasten een ritje willen maken, gaan we nog wel eens richting Noordoostpolder en bezoeken we het andere voormalige eiland Schokland en vervolgens het vijftien kilometer verder gelegen Urk. Schokland is een interessant klein openlucht museum, met voortreffelijke koffie en taart in het gezellige restaurant. In Urk kun je leuk wandelen door de smalle straatjes, langs de historische werf met botters en, natuurlijk, het monument voor de 368 vissers die in de loop van de geschiedenis op zee zijn gebleven.

Je zou kunnen zeggen dat ik wel een redelijk beeld heb van hoe en wat Urk is, maar ik kan niet beweren dat ik Urk en de Urkers echt ken. Dat geldt nu wel voor Matthias Declercq. In 2009 werd hij door zijn Vlaamse krant een dagje naar Urk gestuurd om een verslag te maken van een geruchtmakende moordzaak. Dat bezoek fascineerde hem zo dat hij besloot er nog eens naar toe te gaan om Urk wat grondiger te ontdekken. Tien jaar later kwam het er eindelijk van, maar toen bleef hij er een half jaar. Hij huurde er woonruimte in het oude dorp en nam op alle mogelijke manieren aan het leven deel. In de boekaankondiging lees ik: “Declercq woont als vreemdeling in het hart van het dorp en gaat mee vissen, bidden en drinken. Stap voor stap openbaart zich de werkelijkheid. Declercq observeert een minzaam en godvrezend volk, maar ontdekt ook een schimmige en tragische wereld, met jeugdige baldadigheid, visfraude en drugs. Een wereld waarin niks is wat het lijkt. Declercq is er in deze persoonlijke queeste in geslaagd de identiteit bloot te leggen van ‘s lands schijnbaar meest gesloten en onbegrepen gemeenschap.” Ik zal het boek moeten lezen voordat ik weet of ik met deze karakterisering kan instemmen.

De meesten van ons hebben vaak vrij snel een mening klaar over een bevolkingsgroep, een land of een religie en dikwijls is die kennis heel oppervlakkig. Declerq herinnert ons eraan dat je pas “ontdekt” hoe een cultuur, plaats, land, etnische groepering or religieuze groepering in elkaar zit, als je je er echt in verdiept. Bij voorkeur betekent dat “verdiepen” een langdurige persoonlijke kennismaking, met intense gesprekken en deelnemen aan allerlei activiteiten. Pas dan kun je je een gedegen oordeel vormen. Natuurlijk is zo’n uitgebreide “ontdekking” niet altijd mogelijk. Je kunt vaak niet ergens zes maanden heen gaan, zoals Declercq deed. Dat houdt dan wel in dat je voorzichtig moet zijn met het vellen van een definitief oordeel zolang je kennis oppervlakkig is.

Ik erger mij dikwijls aan mensen die heel weinig moeite hebben gedaan om erachter te komen wat mijn kerk gelooft en hoe mijn kerk over allerlei theologische en maatschappelijke dingen denkt. Toch verkondigen zij zonder terughoudendheid hun mening. Ze hebben echter pas het recht om hun oordeel te geven als zij zich er meer dan oppervlakkig in hebben verdiept. Maar–eerlijk is eerlijk—mensen in mijn kerk moeten ook niet meteen een mening hebben over andersgelovigen als zij nooit de dialoog met hen zijn aangegaan en op ontdekkingstocht zijn gegaan!

Apostelkind

Tot een week geleden wist ik hoegenaamd niets over het Apostolisch Genootschap. Ik had geen idee hoe deze geloofsrichting was ontstaan, wat “apostolischen” geloven en hoe ze in het leven staan. Maar daar is verandering in gekomen door het lezen van het boek Apostelkind door Renske Doorenspleet. De onheilspellende ondertitel van haar boek geeft precies aan waarover het gaat: In de greep van een gesloten gemeenschap. De schrijfster, een politicologe die nu en Engeland woont, nam zo’n twintig jaar geleiden afscheid van de geloofsgemeenschap waarin zij was opgevoed en waaraan zij trouw had beloofd. Geleidelijk aan begon zij zich daar zo bekneld voelen dat zij steeds meer innerlijk afstand begon te nemen van het apostolische gedachtengoed, totdat zij uiteindelijk de knoop doorhakte en vertrok. Maar pas vele jaren later was zij in staat om terug te kijken en haar ervaringen op papier te zetten.

Vaak zitten boeken die door ex-leden van religieuze gemeenschappen zijn geschreven vol bitterheid en wrok over wat zij in hun kerk of groepering hebben meegemaakt. Vaak doen ze daarin een oproep aan anderen om diezelfde stap te zetten en zich te bevrijden uit het geestelijke dwangbuis dat hen lange tijd gevangen hield. Soms richten ze een stichting op om lotgenoten bij te staan die ook willen vertrekken. Dat is duidelijk niet de bedoeling van Renske Doorenspleet. Maar je proef wel steeds de spijt en verwondering: Hoe heb ik het binnen deze club zo lang kunnen uithouden?

In Nederland telt het Apostolisch Genootschap ongeveer 30.000 leden. Merkwaardig genoeg zijn zij heel lang bijna volledig onder de radar gebleven. Zij kwamen niet in de publiciteit door seksuele of financiële schandalen. Een enkele keer hoorden we de naam “apostolisch”, zoals bijvoorbeeld in verband met Volkert van der Graaf, de moordenaar van Pim Fortuin. Volkert was apostolisch.

Het beeld dat in Apostelkind wordt geschetst is benauwend. De Nederlandse tak wordt geleid door een apostel, aan wie (in elk geval tot recentelijk) een soort semi-goddelijke status werd toegekend. Hij wordt bijgestaan door een fijn-vertakt netwerk van mannen en (tegenwoordig ook) vrouwen die een reeks nauwkeurig voorgeschreven taken stipt uitvoeren. Het woord van de apostel is wet en zijn weekbrieven hebben meer gezag dan de Bijbel. Hoewel christelijk van origine, is in het Genootschap van het christelijk geloofsgoed weinig overgebleven. De hoop op een hiernamaals is volledige losgelaten. Apostolische moeten zó leven dat zij een soort zuurdesem in de wereld worden, waardoor de maatschappij steeds beter kan worden. Hoe dat dan kan gebeuren als de leden van het genootschap nauwelijks met hun ideeën naar buiten treden is mij, ook na het lezen van dit boek, een raadsel gebleven.

Wat mij wellicht het meeste trof was dat apostolischen in twee volstrekt gescheiden werelden leven—-de wereld binnen het genootschap en de wereld daarbuiten. Die twee werelden raken elkaar niet of nauwelijks. Renske Doorenspleet beschrijft uitgebreid hoe intens haar wereld binnen het genootschap was, maar hoe zij dat leven verborgen probeerde te houden voor haar vriendinnen en in haar bestaan van alledag—-en hoe dat eigenlijk voor alle volgelingen van de apostel gold. Dat roept—-althans bij mij—-de vraag op hoeveel waarde een dergelijke religie kan hebben. Als je een ideaal gevonden hebt waarin je heel veel emotie, tijd en energie (en ook veel geld!) investeert, dan ligt het toch voor de hand dat je dat met anderen wilt delen? En dan mag je toch ook verwachten dat je wordt aangespoord om anderen te bewegen dat ideaal te gaan volgen! En hoe dat ideaal vorm krijgt moet toch ook beïnvloed worden door wat er zoal in de maatschappij speelt en door wat de leden van een genootschap in hun leven van alle dag meemaken! Dit geldt overigens niet alleen voor leden van het Apostolisch Genootschap maar voor elke geloofsgemeenschap. Het leven binnen een geloofsgemeenschap en het leven daarbuiten zijn, als het goed is, communicerende vaten. Het geloofsgoed en de geloofspraktijk van een groepering moet betekenis hebben voor het dagelijks leven. Maar omgekeerd moeten de ervaringen in het leven buiten de groep ook mee worden genomen “naar binnen”, zodat het in de geloofsgemeenschap blijft gaan over dingen die er voor de leden in hun dagelijks bestaan echt toe doen.

Dank aan Renske Doorenspleet voor haar boek dat dit punt zo duidelijk illustreert.

(Renske Doorenspleet, Het Apostelkind: In de greep van een gesloten genootschap, Uitgeverij Balans, 2020. Paperback, € 22,90.)

Heeft Ellen White het laatste woord?

Het is een traditie geworden om tijdens een Generale Conferentie van de Adventkerk de afgevaardigden te vragen in te stemmen met een verklaring over het vertrouwen van de kerk in Ellen G. White. Het is de bedoeling dat dit ook in mei a.s. gebeurt, wanneer de wereldkerk haar (uitgestelde) wereldcongres in Indianapolis houdt (mogelijk, in ieder geval gedeeltelijk, virtueel). Men kan zich afvragen waarom dit vijfjaarlijkse ritueel, van het formeel benadrukken van het blijvende vertrouwen van de kerk in de persoon en het werk van Ellen White, nodig is. Is dit een teken dat kerkleiders zich zorgen maken dat het vertrouwen in de rol van Ellen White geleidelijk erodeert, en dat er zorgen zijn over de wereldwijde verspreiding van, en de interesse in, haar uitgebreide oeuvre?

Er zijn een paar regels in dit nieuwe Statement of Confidence in the Writings of Ellen G. White die mij erg storen en die in feite een paar ernstige interne tegenstrijdigheden lijken te bevatten: Wij geloven dat de geschriften van Ellen G. White geïnspireerd zijn door de Heilige Geest en gefocust zijn op Christus en de Bijbel. In plaats van de Bijbel te vervangen, benadrukken zij het normatieve karakter van de Schrift en corrigeren zij onjuiste interpretaties die aan de Schrift worden opgelegd en die berusten op traditie, cultuur, louter menselijke wijsheid en persoonlijke ervaring. Ze helpen ons ook om de menselijke neiging te overwinnen om uit de Bijbel te aanvaarden waarmee me instemmen en te verdraaien of te negeren wat we niet prettig vinden.

De gedachte dat de artikelen en boeken van Ellen G. White geïnspireerd zijn heeft door de jaren heen tot veel discussie geleid, omdat er nog veel vragen zijn over hoe haar “inspiratie” zou moeten worden gedefinieerd. Recent onderzoek heeft aangetoond dat de ontstaansgeschiedenis van veel van wat mevrouw White schreef niet zo recht-toe-recht-aan is als de meeste lezers lang hebben aangenomen. Laten we deze kwestie echter voorlopig maar overslaan. Het is goed om in deze verklaring te lezen dat de geschriften van mevrouw White de Bijbel niet vervangen en het normatieve karakter van de Heilige Schrift benadrukken. Wat volgt lijkt echter in tegenspraak met deze “normatieve” status van de Bijbel. Want, zo wordt ons verteld, de geschriften van Ellen White “corrigeren onjuiste interpretaties.” Ik kan dit maar op één manier lezen: de “norm” voor het interpreteren van de Bijbel is te vinden in wat Ellen White heeft geschreven. Dit verheft in feite het gezag van Ellen White tot een niveau dat zelfs dat van de bijbelse profeten overtreft. Is dit echt wat ik als zevendedags adventist moet geloven?

Niet alleen is deze opvatting op zijn minst zeer twijfelachtig, maar wat gezegd wordt roept ook enkele andere belangrijke vragen op. Een daarvan is hoe we bepalen wat Ellen eigenlijk dacht en zei over tal van zaken. Zelf heeft ze herhaaldelijk gezegd dat men niet mag verwachten dat ze een kant-en-klaar antwoord heeft op de dogmatische onderwerpen waar de andere leiders mee worstelen. Over verschillende kwesties veranderde ze van gedachten met het verstrijken van de tijd. Haar denken ontwikkelde zich en rijpte naarmate ze ouder werd. Bovendien leefde zij niet in een tijdloos vacuüm, maar maakte ze deel uit van de 19e eeuwse Amerikaanse cultuur en droeg ze veel, o.a. methodistische, bagage met zich mee. Wie zal dus bepalen wat de “juiste interpretaties” van Ellen White zijn en hoe deze in de huidige context moeten worden toegepast? Is dit de taak van de theologen van de kerk of van de bestuurders van de kerk? Ik vrees dat de bestuurders van de kerk (vaak geen theologische experts) zich in toenemende mate zien als de beschermers van de gezonde leer, en dat zij soms tegen de meerderheidsopvattingen van de prominente theologen van de kerk ingaan.

Wij kunnen slechts hopen dat deze verklaring niet wordt aangenomen tijdens het komende wereldcongres van de kerk. Het zou waarschijnlijk te veel gevraagd zijn om te hopen dat het document zonder meer wordt afgewezen. Maar misschien kan het op zijn minst worden doorverwezen naar een commissie voor verdere studie! (Ook dat is een eerbiedwaardige adventistische traditie!)