Monthly Archives: Februari 2009

Alter-modern

 Ongeveer een week geleden bracht ik met mijn vrouw een bezoekje aan Londen. Vanuit Newbold is het niet ver. Maar aangezien de trein van Bracknell naar London Waterloo bij nagenoeg elke lantaarnpaal stopt ben toch ruim een uur onderweg. En je hebt, als je je 42 pond op het mottige stationnetje van Bracknell voor twee kaartjes neertelt, het gevoel alsof je in je eentje de Britse financiële crisis moet oplossen. Maar het is toch altijd weer even leuk om de Houses of Parliament en de Westminster Abbey en andere monumentale historische gebouwen van The City te zien opdoemen.

Dit keer was ons doel het Tate Britain Museum, waar een schat aan Engelse schilderkunst uit voorbije eeuwen valt te aanschouwen. We werden aangetrokken door twee speciale tentoonstellingen (kassa: 26 pond). De eerste was gewijd aan Anthonie van Dijk, de beroemde Vlaamse schilder uit het begin van de zeventiende eeuw, die in Engelse vooral naam kreeg als de hofschilder van Koning Karel I. Het was meer dan de moeite en het entreegeld waard. De mensen die hij op het doek heeft afgebeeld zijn verbluffend levensecht en stralen op de een of andere sublieme manier voornaamheid en macht uit.

De tweede tentoonstelling was van een heel andere aard en heeft de naam Alter-Modern meegekregen. Het doel is via het werk van ruim 20 hedendaagse kunstenaars van over de gehele wereld een beeld te geven van de post-postmoderne kunst. Ik was er vooral in geïnteresseerd omdat ik op Newbold een cursus van twee weken gaf over postmodernisme (officieel getiteld: Approaches to the Contemporary Mind). Het was interessant, maar zelden heb ik iets gezien dat zo ontmoedigde. De zalen met schilderijen, foto’s, installaties en videobeelden) waren een opeenhoping van het meest negatieve, soms vulgaire, maar vrijwel zonder uitzondering zinloze, dat de menselijke geest kan verzinnen. Over de vraag in hoeverre het tentoongestelde het etiket ‘kunst’ waard was kan je eindeloos twisten. Maar je kunt niet aan de conclusie ontkomen dat, als dit inderdaad de postmoderne visie op het bestaan tot uitdrukking brengt, de wereld de christelijke boodschap heel hard nodig heeft.

De tentoonstelling bevestigde op markante manier wat ik uitgebreid in mijn lessen aan de orde had gesteld. Een van de kenmerken van de postmoderne kijk op het leven is de teloorgang van het optimisme van vroeger tijden. En in een wereld van uitzichtloos pessimisme is een alternatief dat hoop biedt relevanter dan ooit!

Inmiddels ligt onze excursie naar het Verenigd Koninkrijk weer achter ons. Ik schrijf deze regels vanuit de business lounge op de Stena Britannica, nog twee uur varen van Hoek van Holland verwijderd. Maar het thema van het postmodernisme kan ik nog even niet helemaal achter me laten, want er zijn ruim 15 research papers van mijn studenten die gelezen en beoordeeld moeten worden!

 

De wereld is klein

 Hoe groot is de kans dat je in een gemeenschap van zo’n zestien miljoen mensen binnen een paar dagen allerlei personen tegenkomt die al al eens eerder hebt ontmoet? Die kans is niet zo erg groot. Maar dat wordt anders als je in het kerkelijk apparaat hebt gewerkt of als je naar veel internationale vergaderingen bent geweest.

Dat ervaar ik deze week weer eens. Ik ben twee weken op Newbold College om er les te geven aan de theologische studenten. Zoals altijd is het een heel bevredigende klus. Het is daarnaast leuk te zien dat er weer een aantal Nederlandse studenten op Newbold zijn! Het is altijd een aangename verrassing als er in de eetzaal plotseling iemand opdoemt die je in het Nederlands groet.

Deze week vindt er op Newbold ook een vergadering plaats van een twintigtal mensen van over de gehele wereld die zich bezighouden met het coördineren van kerkelijk vrijwilligerswerk. Daarbij gaat het vooral om het recruteren van studenten en andere jongeren die een jaartje naar het Verre Oosten willen komen om les te geven aan de taal-scholen die de kerk in een aantal landen heeft, waar Engels-als-tweede-taal wordt onderwezen.

Vanmorgen zag ik onder de deelnemers aan deze vergadering plotseling iemand bij wie ik ooit in Zuid-Afrika logeerde en die destijds de directeur was het het uitgevershuis in Kaapstad. Ik was bijna vergeten dat ik ooit een ‘call’ kreeg om hem in die functie op te volgen (iets wat we in de hoogtijdagen van de apartheid niet zo’n geslaagd idee vonden!). Het was een ongekende verrassing hem weer te spreken. Even later schoof bij het ontbijt een vrouw aan aan onze tafel die ons eraan herinnerde dat zij ooit in Abidjan in Ivoorkust bij ons thuis op bezoek was geweest.

Vanavond heb ik een uurtje zitten praten met de coördinator van het adventistisch onderwijs in Azië. Hij probeerde me niet alleen te charteren voor een paar weekjes lesgeven in Thailand, maar er bleken ook een paar wederzijdse goede kennissen te zijn. Hij vertelde dat hij Olav Frederik uit Utrecht goed kent en ook Kai Arasola, een Fin die nu in zijn divisie werkt en die ik in mijn divisiejaren goed leerde kennen.

In het gastenverblijf van Newbold (‘the Lodge’) verblijft ook iemand anders uit Azië, die ik ooit op Andrews onder mijn gehoor had toen ik werkte aan het Mission Institutie aldaar en betrokken was bij cursussen voor aankomende zendelingen!

Wie weet kom ik de komende dagen nog anderen tegen die ik ooit eerder ontmoette of die mensen blijken te kennen die ook tot mijn kennissen- of vriendenkring behoren. (Ik noem gemakshalve het meisje uit Albanie maar even niet dat nu op Ndewbold studeert en ooit kennelijk onder mijn gehoor was in Tirana, en de student uit Estland die mij weet te vertellen waar ik een paar jaar geleden in Talliin over preekte.)  Inderdaad, het adventwereldje is klein! Of misschien toch ook niet. Misschien moet ik mezelf gewoon gelukkig prijzen dat ik een ongelooflijk interessant bestaan heb gehad en heel veel mensen heb leren kennen terwijl ik voor de kerk werkte. En misschien waardeer ik het nog onvoldoende dat dit interessante bestaan kennelijk nog niet definitief ten einde is gekomen!

 

Mr. Bruinsma, I presume

 

Ik ga me niet met de beroemde David Livingstone vergelijken, maar twee weken geleden had ik een ervaring die een beetje leek op wat hij ooit meemaakte. In 1871 was grote ongerustheid ontstaan over het lot van de avontuurlijk zendeling/ontdekkingsreiziger, toen hij in hartje Afrika spoorloos leek te zijn verdwenen. Eén van de personen die erop uitgestuurd werd om hem te zoeken was een journalist van the New York Herald, Henry Morton Stanley. Het was niet minder dan een wonder dat zij elkaar op 10 november van dat jaar troffen. Bij die gelegenheid sprak Stanley de sindsdien legendarische woorden: “Dr. Livingstone, I presume?” (“Dr. Livingstone, naar ik aanneem?”)

Tijdens mijn recente verblijf in Oeganda (vanwaar ik enkele dagen geleden weer heelhuids ben teruggekeerd) nam ik op een vrije zondag een taxi naar de hoofdstad Kampala. Onder ‘taxi’ moet in dit geval een gammel minibusje worden verstaan waarin 14 personen opeengepropt worden vervoerd. Nadat we een kwartiertje onderweg waren, stapte iemand in, die precies achter mij een plek wist te vinden. Nauwelijks waren we weer in beweging gekomen of hij klopte mij op mijn schouder. Verbaasd (of was het lichtelijk geïrriteerd?) keek ik achter mij. “Are you mr. Bruinsma,” vroeg hij.

Dat was de laatste vraag die ik had verwacht. Dat men mij hier en daar in de Nederlandse Adventkerk herkent is een ervaringsfeit waarmee ik vertrouwd ben. Maar dat iemand ergens in een Afrikaans land in een busje stapt en mij herkent, was toch wel heel apart. Hij loste het raadsel voor me op. Hij stelde zich voor als mr. Mwakipunda. Toen ik eind jaren tachtig in Afrika werkte en kerkelijke uitgevers-activiteiten coördineerde had ik ooit een een twintigtal Afrikaanse schrijvers gevraagd samen een bijbels dagboek te schrijven, dat ik vervolgens had geredigeerd. Het verscheen in 1989 in Kenia onder de titel: Living Water: A daily appointment with our Creator. Mr. Mwakipunda was een van de twintig schrijvers. Hij is nu docent aan de Bugema Universiteit. Hij woont op een paar kilometer afstand van de universiteit en was daarom op een andere plek ingestapt dan ik.

Het was even verrassend als plezierig na zoveel jaren iemand tegen te komen voor wie ik ooit iets had betekend. Het was voor hem een van de hoogtepunten van zijn bestaan geworden, zei hij, dat hij aan dat project had mogen meewerken. Zichzelf ‘in print’ te zien gaf hem nog steeds enorme voldoening. En ik vond het toch ook wel heel bijzonder na zoveel jaren weer aan een project herinnerd te worden waarin ik destijds heel wat energie had gestoken!

 

Een zendeling van de koude grond?

Jaren geleden las ik een boek geschreven door Dominique la Pierre. Ik ben de titel vergeten en weet niet of het thuis nog ergens in mijn boekenkast staat. Ik las het toen ik in Afrika woonde en misschien komt het daarom in mijn gedachten, nu ik opnieuw in Afrika verblijf. Het is een aangrijpend boek over het werk van Moeder Teresa en haar staf in de sloppen van Calcutta. Vooral de persoon van een jonge Canadese arts die Moeder Teresa ter zijde stond fascineerde me. Ik kon me onmogelijk identificeren met Moeder Teresa. Zoveel toewijding en een zo volledig wegcijferen van zichzelf lag ten enen male buiten mijn bereik. Zoiets vergt dat je een soort heilige bent geworden en dat stadium zal ik voorlopig wel niet bereiken. In die Canadese arts herkende ik daarentegen iets van mijzelf. Hij kon het een paar weken achtereen volhouden met de ellende van de allerarmsten te worden geconfronteerd en er ook midden in te wonen, zolang hij maar eens in de zoveel tijd even een weekend kon vluchten naar een luxe hotel. Hij had dat regelmatig even nodig om bij te tanken, weer even de luxe van de wereld waaruit hij afkomstig was te proeven; in een gemakkelijke stoel een fijn boek te lezen en vooral weer eens een heerlijke douche te kunnen nemen.

Zo was het ook voor mij toen ik van eind 1984 tot medio 1991 in West-Afrika woonde. Ik kon me redelijk goed aanpassen aan een heel ander leven dan ik tevoren gewend was geweest. Maar ik kwam op adem als we af en toe eens in een goed restaurant konden gaan eten, of als ik op reis kon gaan en een paar nachten ergens in een fijn hotel kon logeren en van wat luxe kon genieten!

Zo’n soort gevoel heb ik nu eigenlijk ook. Ik ben nu bijna drie weken in Oeganda om aan de Bugema Universiteit les te geven. Het leven is er behoorlijk sober (om een positief woord te gebruiken). Ik ben toe aan een paar nachten in mijn eigen bed en wil wel weer eens iets anders dan rijst met bonen voor de middag- en avondmaaltijd en een paar dikke sneden brood zonder boter of margarine bij het ontbijt. (Waarom de boter of margarine ontbreekt is mij een raadsel gebleven.) Het is een boeiende, inspirerende ervaring. Het is fijn iets concreets te kunnen bijdragen. Maar ik ben toch uiteindelijk een zendeling van de koude grond en ben er niet voor weggelegd dit soort dingen voor langere perioden te doen!

Terwijl ik dit schrijf wordt er op de deur van het gastenverblijf geklopt. Een student komt me iets vragen. Het gaat dit keer niet om geld, hoewel . . .? Hij wil graag mijn e-mail adres hebben en er is weinig fantasie voor nodig om te gissen waar hij dat mogelijk voor wil gebruiken. Ik heb een half uurtje met hem zitten praten. Hij is veertig jaar, is getrouwd en heeft een paar kinderen. Hij is sinds twaalf jaar predikant in een district in westelijk Oeganda. Hij vertelt dat hij de zorg heeft over 16 gemeenten met in totaal ongeveer 1800 leden. Ik vraag hem of hij daarbij assistentie heeft. Nee, hij moet het zien te rooien met de ouderlingen. Hij heeft nu de kans gekregen twee jaar te studeren, maar ik begrijp wel tussen de regels door dat het heel lastig is met zijn gezin in die periode rond te komen. Aan zijn toewijding hoef ik niet te twijfelen—dat straalt van alle kanten van hem af.

Tja, dan lijkt het verlangen naar een avondje thuis gezellig televisie kijken en de wens weer eens een lekker bad te kunnen nemen toch tamelijk banaal. Voor ik me schuldig ga voelen denk ik echter opnieuw aan de Canadese arts. Hij zat niet zo in elkaar als Moeder Teresa, Maar ook hij deed een goed werk en hoefde zich voor zijn regelmatig opduikend verlangen naar het ‘gewone’ leven bepaald niet te schamen. En misschien is het dus wel niet zo erg dat ik een zendeling van de koude grond ben die niet zo geschikt is voor een langdurig, primitief bestaan en kan ik over enkele dagen zonder schuldgevoel weer in het vliegtuig richtig Schiphol stappen.

 

Bericht uit (af en toe ) donker Afrika

 Bugema, donerdag 29 jan.

Toen ik gisteren rond zes uur opstond wachtte me een onaangename verassing. Toen ik de avond daarvoor naar bed ging was er geen stroom. Halverwege de nacht werd de stroomvoorziening hersteld, met als gevolg dat enkele lichten waren gaan branden. Het schijnt de tijd van het jaar te zijn dat op termieten lijkende insecten op een sterke lichtbron afkomen. Kennelijk hebben zij licht nodig bij hun laatste levensfase. Ze laten hun vleugels vallen en gaan nog korte tijd als een vleugelloos insect van ca. 1,5 centimeter lengte verder, alvorens ze de geest geven. Ik heb ze niet geteld, maar de vloer van het halletje naar de badkamer en de badkamer was bezaaid met vleugels en honderden stervende insecten. Het tafereel begon zich ook naar mijn slaapkamer te verplaatsen. Met weerzin maakte ik de douchebak zo goed mogelijk schoon om mij met het uiterst povere straaltje water enigszins te verfrissen en na te denken over een plan van aanpak. Gelukkig kwam de buurman, een van oorsprong Ethiopische docent, vrij snel poolshoogte nemen en was hij behulpzaam bij het opruimen van de boel.

Terwijl ik dit stukje zit te schrijven floept plotseling de elektriciteit weer aan. Tenminste gemiddeld tweemaal daags val de stroom plotseling voor een paar uur uit. Het is dus zaak de batterij van de laptop steeds op peil te houden. Ik ben blij dat er weer stroom is, want ik was er aan toe even een kop thee te gaan zetten. Mijn AEG waterkokertje dat me al op heel veel tochten heeft vergezeld doet ook nu weer uitstekende dienst! Maar het is bepaald onplezierig als ik een paar uur lang niet in staat ben warm vocht met de gewenste smaak te brouwen.

Gistermiddag was ik graag even naar Kampala gegaan. (Ik wilde o.a. even naar een internetcafé, want hier op het universiteitsterrein is de verbinding teleurstellend en kan ik grotere bestanden niet binnenbrengen. Als een vriend in Engeland dan ook een geïllustreerd grapje stuurt van 2.5 Mb is dat helaas niet leuk maar rampzalig! En ik had verder het plan een hamburgerrestaurant te vinden als onderbreking van de dagelijkse rijst.) Maar door de regen van die ochtend was de eerste twintig kilometer van de weg naar de hoofdstad voor enige tijd onbegaanbaar geworden en moest dat plan worden afgeblazen.

Ja, zo zou ik zonder moeite nog wel een paar dingen kunnen noemen die het leven van een gastdocent hier aan Bugema University af en toe enigszins bemoeilijken. Maar de andere kant van het avontuur schenkt heel veel voldoening. Elke morgen van 7 tot 9 uur geef ik Kerkgeschiedenis (vanaf de Reformatie tot heden) aan een groep van 65 3e-jaars theologiestudenten en van 11-13 uur Kerkelijke Organisatie en Leidinggeven aan een groep van zo’n 45 studenten uit dezelfde jaargang. De meesten volgen beide onderwerpen. Aangezien ik het meeste voorbereidende werk hier doe zijn de dagen dus best goed gevuld. Het wordt eind volgende week nog een hele toer om in een kleine twee dagen alle examens na te kijken! Nee, echt vakantie is het niet.

Tussen de bedrijven door werk ik zoveel mogelijk een de vertaling van een boek van Jon Paulien dat de Nederlandse Adventkerk in de loop van 2009 hoopt uit te geven. De tv (ja, er staat een toestel in het gastenverblijf) zal me daarbij niet afleiden, want die kan maar één kanaal ontvangen en de uitzendingen zijn meesttijds in het Luganda (een plaatselijk taal). Morgen is het alweer vrijdag. Op zaterdag is het de bedoeling dat ik zowel om 8 uur als om 11 uur preek. De kerk met ca. 800 zitplaatsen is bij beide diensten geheel gevuld. Ik hoef me dus niet te vervelen.

En wie weet is komende zondag de weg naar de buitenwereld begaanbaar. Ik denk dat ik het openbaar transport zal beproeven en me zal toevertrouwen aan een overvol minibusje dat er ongeveer anderhalf uur over doet om Kampala te bereiken. Het plan is om dan eerst maar eens even koffie te gaan drinken in het Sheraton hotel en een recente krant te kopen. Wie weet gaat dat lukken!

PS. Het plan om thee te gaan zetten heb ik even moeten uitstellen wat er is tijdelijk even geen water! Ik had kunnen weten dat dit kon gebeuren. De met water gevulde teil in de badkamer staat er uiteindelijk niet voor niets.

PS 2 – Het is gelukt. Ik zit achter een kop heerlijke capuchino in het Sheraton Hotel. Zojuist heb ik voor ongeveer 10 dollar een uur internet  access (wireless) gekocht. Vandaar dat ook dit bericht op deze site is terechtgtekomen.