Monthly Archives: Augustus 2021

Een paar gedachten over klimaatverandering

Wie Nederlandse musea bezoekt waar schilderijen te vinden zijn van Hollandse Meesters uit vroeger eeuwen, ontdekt al snel dat heel veel kunstschilders wintertaferelen hebben uitgebeeld, met massa’s schaatsers en allerlei vormen van sneeuw- en ijspret. Terwijl er in ons land nu veel winters voorbijgaan waarin er nauwelijks sneeuw valt en er hooguit enkele dagen op kanalen en sloten kan worden geschaatst, zijn er kennelijk ook tijden geweest waarin men “echte” winters kende. Wie zich een beetje verdiept in de klimaatgeschiedenis ontdekt al snel dat Europa een zogenaamde “kleine ijstijd” kende—-vanaf de vijftiende tot de negentiende eeuw– waarin de gemiddelde temperatuur in onze contreien ongeveer twee graden lager was dan in de periode daarvoor en daarna. En, zoals we ook van de huidige klimaatdiscussie weten, is twee graden verschil voldoende om drastische veranderingen teweeg te brengen.

De “ijstijd” van een paar eeuwen geleden wordt “klein” genoemd, omdat er in het verleden veel grotere ijstijden zijn geweest. Wetenschappers vertellen ons dat er in de afgelopen drie miljoen jaar talloze ijstijden waren. Tijdens twee van die ijstijden bereikte de ijskap ook Nederland. De ijslaag voerde enorm veel rotsachtig materiaal mee. Van grote rotsblokken die in Oost-Nederland achterbleven, toen het ijs door klimaatverandering weer gesmolten was, bouwden vroegere bewoners van de provincie Drenthe de zogenaamde hunebedden, waarvan er 52 bewaard zijn gebleven in deze provincie en twee in de provincie Groningen. Rond 3.000 v. Christus gebruikten de vroegste landbouwers van deze streek de uit Scandinavië afkomstige zwerfkleien om gemeenschappelijke graven—de zgn. hunebedden—mee te bouwen. De “grote” ijstijden van enkele honderdduizenden jaren geleden, die het materiaal voor de hunebedden achterlieten waren dus van een heel andere orde dan de “kleine ijstijd” waarvan we een glimp opvangen bij het bewonderen van de ijspret-schilderijen waarvan het Amsterdamse Rijksmuseum een fraaie selectie bezit. Zie: https://www.hpdetijd.nl/2013-01-20/de-zeven-mooiste-schaatsschilderijen-uit-de-gouden-eeuw/

Ik laat nu even buiten beschouwing dat de “grote” ijstijden moeilijk zijn in te passen in het tijdschema dat de zgn. jonge creationisten hanteren, die voor de schepping en alles daarna hooguit 10.000 jaar uittrekken. Ik ga ervan uit dat we het “in den beginne” van Genesis 1:1 niet kunnen dateren. Maar een bezoekje aan het Hunebedcentrum in Borger in de provincie Drenthe maakt op een aantrekkelijke—en overtuigende—manier duidelijk dat er in de loop van de geschiedenis enorme klimaatveranderingen zijn geweest met heel ingrijpende gevolgen voor de mens.

Dit feit plaatst onze huidige klimaatdiscussie in een bredere context. Sommige klimaatveranderingen in het verleden waren immers veel dramatischer dan wat we nu meemaken. Het plaatst ook de invloed van de mens op het klimaat in een ander daglicht. Hoe groot is die invloed eigenlijk? Zijn er misschien toch ook, wellicht zelfs belangrijkere, factoren die een rol spelen? Hoeveel invloed hadden de primitieve bewoners van de aarde op de veranderingen in het klimaat die zich in hun tijd afspeelden?

Ik ben op dit gebied een volslagen leek, maar volg zo goed mogelijk de berichtgeving over de problematiek van de opwarming van de aarde en de gevolgen daarvan die de experts voorzien. Ik heb vertrouwen in de wetenschap en het lijkt me onverantwoord om onze ogen te sluiten voor de steeds grotere grilligheid van de natuur. Het grote verschil tussen de tijd waarin wij nu leven en de tijd van de Vikingen en de hunebedbouwers en andere mensen uit lang vervlogen tijden is dat de planeet inmiddels veel voller is geworden. Momenteel hebben we 7,7 miljard medemensen. Duizend jaar geleden telde de wereldbevolking naar schatting nog geen 300 miljoen mensen. In de negentiende en twintigste eeuw groeide de wereldbevolking van 1 naar 7 miljard! Daarbij komt dat de miljarden mensen die er in de laatste paar eeuwen bij zijn gekomen de aarde en haar grondstoffen heel andere zijn gaan gebruiken. Dat maakt het (althans voor mij) wel heel aannemelijk dat nu de invloed van de mens op de ontwikkeling van het klimaat zeer aanzienlijk is. Wie uitgaat van de stelling dat de mens in allerlei opzichten processen heeft gestart en bevorderd die o.a. voor versnelde opwarming van de aarde zorgen, moet ook openstaan voor de gedachte dat we met meer dan zeven miljard mensen gezamenlijk iets moeten doen om bepaalde schadelijke processen tegen te gaan. En dat gebeurt deels door politieke wil—nationaal en internationaal—maar ook door individuele actie. Hoeveel het helpt weten we niet, maar niets doen is geen optie, vooral niet voor mensen die zich als rentmeesters van de aarde zien. En dat is zeker het geval voor mensen die in een land wonen waar de meerderheid van de bevolking onder de zeespiegel woont.

Eén miljard boeken

Ik voelde me gefrustreerd en ongelooflijk verdrietig toen ik las over het plan om in de komende jaren een miljard exemplaren van de Great Controversy (de Grote Strijd) van Ellen G. White te verspreiden. De voorzitter van de Generale Conferentie deed de aankondiging op een bijeenkomst van de ASI – de onafhankelijke organisatie van Adventist Services and Industries. Deze organisatie staat bekend om haar conservatieve tendensen, maar heeft onder haar leden nogal wat mensen met diepe zakken, van wie verwacht mag worden dat zij aanzienlijke bedragen zullen doneren voor dit favoriete project van de president.

Het is geen geheim dat Ds Wilson en een aantal mensen om hem heen een speciale band hebben met dit specifieke boek van Ellen White. Haar eigen instructie dat dit boek zo wijd mogelijk verspreid moet worden geeft de marsorders. Je kunt echter wel vragen stellen bij de timing van dit project, minder dan een jaar voordat de leiding van de kerk aan haar (her)verkiezing toe is. Willen zij gezien worden als sterke leiders die gedurfde plannen maken? Maar is dit nu echt het beste wat ze kunnen bedenken om de wereld te laten weten wat de Adventistische boodschap inhoudt?

Het plan om een miljard (gratis, ongevraagde) boeken te verspreiden roept allerlei vragen op. Hoeveel van deze gratis boeken zullen daadwerkelijk op prijs worden gesteld door de ontvangers? Hoeveel zullen er ook echt gelezen worden? (En dan heb ik het niet alleen over de honderden miljoenen analfabeten van deze wereld).

En, willen wij werkelijk dat de hele wereld dit 19e-eeuwse boek leest, dat geschreven werd tegen een achtergrond die totaal verschilt van de wereld van vandaag? Afgezien van het feit dat het boek erg Europees en Amerikaans georiënteerd is, en nauwelijks ingaat op situaties in andere regio’s van de wereld, bevat het ook het soort taal over andere geloofsgemeenschappen (rooms-katholieken in het bijzonder) dat velen tegenwoordig zouden beschouwen als haat zaaiend of beledigend.

Willen we dit project werkelijk lanceren in een tijd waarin, meer dan ooit tevoren, een aanzienlijk percentage van de kerkleden zich afvraagt of Ellen White wel geloofwaardig is als een geïnspireerde hedendaagse profeet? Zal dit plan om een miljard exemplaren uit te delen niet nog meer olie op het vuur gooien? Wat zegt het de kerkleden die ernstige twijfels hebben over het werk van Ellen White, dat alle kwesties rond haar inspiratie totaal worden genegeerd?

Wat zegt het over de rentmeesterschapsprincipes van de kerk om zo’n enorme hoeveelheid boeken te produceren, wat resulteert in een enorme berg afval die op vuilnisbelten over de hele wereld terecht zal komen? Is dat een voorbeeld van een zorgvuldig gebruik van de hulpbronnen van de aarde? Doorgaan met dit plan zal waarschijnlijk ook een vreselijke PR ramp veroorzaken voor de Adventkerk. Dit gevaar zou er wel eens toe kunnen leiden dat veel regionale en nationale afdelingen van de kerk over de hele wereld zeer terughoudend zullen zijn met het promoten van dit onzalige plan. Over rentmeesterschap gesproken: wie de rekening uiteindelijk ook betaalt–is het verantwoord om voor een dergelijk project zoveel geld uit te geven? Als het project zou slagen, zouden er honderden miljoenen dollars mee gemoeid zijn. Miljoenen mensen, die in de marge van hun samenleving proberen te overleven, zouden voedsel en medische hulp kunnen krijgen als deze fondsen voor dat doel beschikbaar zouden worden gesteld. Miljoenen burgers in ontwikkelingslanden zouden ingeënt kunnen worden tegen Covid-19. Als dat zou gebeuren, zou dat mij trots maken op mijn kerk!

Het geeft mij enige troost te denken dat het project naar alle waarschijnlijkheid zal mislukken of niet zal slagen in de mate die de initiatiefnemers voor ogen staat. Het zal moeilijk zijn het project te “verkopen” aan de leiders van veel van de “lagere” organisaties. De Generale Conferentie en andere sponsors kunnen ook te maken krijgen met veel negatieve publiciteit of zelfs met juridische obstakels. Bovendien zijn de logistieke problemen immens. Hoe groot is de kans dat het boek op grote schaal kan worden verspreid in grote delen van Afrika, China, India en de voormalige Sovjetrepublieken, en in de sloppenwijken in de megasteden van Zuid- en Midden-Amerika, enz.?

We moeten veel beter worden in het presenteren van onze boodschap op manieren die wereldwijd relevantie uitstralen, en die antwoorden geven op de vragen en problemen van de eenentwintigste eeuw. Overal brievenbussen volstoppen met een ongevraagd religieus boek uit de 19e eeuw van meer dan 600 pagina’s, dat vooral gericht is op ontwikkelingen in het verleden in Noord-Amerika en Europa, geeft misschien een goed gevoel aan de planners van dit project, maar zal verder weinig uithalen. Het maakt me gefrustreerd en verdrietig!

Waarom ik Steve Daily heb ontvriend

Ik herinner me dat ik Ronald Number’s boek Prophetess of Health: A Study of Ellen White las, kort nadat het in 1976was gepubliceerd. Te zeggen dat het me schokte is een flinke understatement. Hoewel ik om te beginnen al geen toegewijde discipel Ellen G. White was, was ik niet voorbereid op de onthullingen van Numbers over hoe zij het grootste deel van haar “gezondheidsboodschap” had “geleend” van gezondheidshervormers van haar tijd. Het was duidelijk dat ik mijn definitie van inspiratie serieus moest bijstellen, als wat zij schreef het product was van goddelijke openbaring. Numbers’ boek bereidde mij voor op Walter Rea’s boek The White Lie, dat zo’n zes jaar later verscheen, en op andere publicaties die bevestigden dat de profetes van het Adventisme sterk afhankelijk was geweest van andere auteurs, waarbij zij vaak niet alleen losse woorden, maar hele alinea’s of zelfs meer overnam. Maar ook in andere opzichten moest ik mijn beeld van Ellen White bijstellen. Historische studies door Adventistische en niet-Adventistische wetenschappers hebben aangetoond dat zij niet altijd de aardige, vriendelijke dame was die ik ooit dacht dat zij was. Zij was in feite een heel “normaal” persoon, met allerlei tekortkomingen. Ze kon veroordelend, manipulatief en ronduit onaangenaam zijn. En in veel van haar ideeën was zij veel meer Victoriaans en veel meer een kind van haar tijd dan de meeste boeken over haar leven en werk willen toegeven. Op de een of andere manier vond ik dit zowel verontrustend als een opluchting: ze was geen heilige, maar iemand die veel leek op de meesten van ons.

Het recente boek van Steve Daily, Ellen White: A Psychobiography, heeft het beeld dat anderen van haar hebben geschetst verder aangevuld. Het is een belangrijk boek dat niet genegeerd kan worden. Ik had Daily echter niet nodig om mij te vertellen dat Ellen White verre van volmaakt was. Ja, toegegeven, er waren dingen die ik niet over haar wist. Sommige dingen die ze zei en deed waren niet alleen bedenkelijk, of verkeerd, maar zelfs ronduit lelijk. Het boek is (terecht, denk ik) bekritiseerd omdat het eenzijdig en onevenwichtig is, maar Daily’s bevindingen zijn wel zeer gedetailleerd gedocumenteerd. Zoals ik echter in een eerdere blog schreef, vond ik de toon van het boek zeer onaangenaam. Ik herhaal wat ik een paar maanden geleden schreef:

“. . . wat mij vooral verontrustte toen ik het boek las was de agressieve toon en de voortdurend herhaalde beschuldiging dat Ellen White een listige leugenaar en bedriegster was, die zichzelf op zeer dubieuze manieren verrijkte en een “oplichtster” in optima forma was. Ik vraag me af of die karakterisering terecht is. Was zij inderdaad zo’n boosaardig iemand die volhardde in een levenslang project van bedrog? Ik vind het moeilijk dit te geloven. Ik heb de indruk dat het boek een soort agressieve minachting voor het voorwerp van onderzoek tentoonspreidt die (althans volgens mij) verder gaat dan objectieve wetenschap.”

Sinds ik het boek heb gelezen en bovenstaand commentaar schreef, heb ik talloze berichten van dr. Daily op FaceBook gezien over het onderwerp van zijn boek, en ook de reacties van zijn vaste volgers. Voor mij is nu echter het moment gekomen dat ik wil zeggen: “Genoeg is genoeg.” Ik ben me steeds meer gaan afvragen wat Daily bezielt om al die posts te schrijven en de correspondentie erover met veel van zijn volgers gaande te houden. Hij heeft immers de Adventkerk verlaten. Hij heeft zijn eigen onafhankelijke gemeente opgericht. Wat drijft hem om zoveel tijd en energie te blijven steken in zijn verbeten campagne tegen Ellen White? Wat veroorzaakt deze obsessie? Realiseert hij zich niet dat hij in deze fase van zijn campagne niemand meer overtuigt?

In de loop van de tijd is mijn kijk op Ellen White zeker veranderd. Ik ben gaan inzien dat veel van de kritiek van mensen als Numbers, Rea en Daily terecht is. En ik geloof dat het de hoogste tijd is dat de Adventkerk hiermee in het reine komt, ook al is dit voor velen die geïndoctrineerd zijn in de traditionele kijk op Ellen White moeilijk te verkroppen. Hoe langer dit echter wordt uitgesteld, hoe meer schade het zal aanrichten, en hoe gefrustreerder velen zullen zijn wanneer zij uiteindelijk tot de conclusie moeten komen dat de echte Ellen White aanzienlijk verschilt van het beeld dat de White Estate steeds heeft gepropageerd.

Toch ben ik niet bereid om de enorme bijdrage die Ellen G. White heeft geleverd aan het Adventisme volledig overboord te gooien. Uit welke bronnen haar informatie ook mag zijn gekomen en hoe haar geschriften ook tot stand mogen zijn gekomen, en wat haar tekortkomingen en fouten ook mogen zijn geweest, ik kan niet ontkennen dat zij een zeer belangrijke rol heeft gespeeld bij de stichting en groei van de Adventistische wereldkerk. Het valt niet te ontkennen dat zij er in hoge mate toe heeft bijgedragen dat Adventisten een sterke belangstelling ontwikkelden voor gezond leven, onderwijs en het uitgeven van boeken en tijdschriften, met een wereldwijd netwerk van scholen, gezondheidsinstellingen en uitgeverijen tot gevolg.

Ik zou het blijven lezen van sommige boeken van Ellen White niet aanraden, althans niet zonder een zorgvuldige inleiding met informatie over de context waarin ze geschreven of samengesteld zijn. Zij was geen expert op het gebied van geschiedenis of wetenschap, en zij was geen theologe. Veel dingen in haar boeken kunnen historisch betwistbaar of ronduit onjuist zijn en veel beweringen houden geen stand wanneer ze worden getoetst aan de huidige wetenschap. Toch is het een feit dat niet ontkend kan worden – en Steve Daily zou bereid moeten zijn om haar in dit opzicht op zijn minst enig krediet te geven – dat miljoenen mensen geestelijk gezegend zijn door boeken als Steps to Christ, The Desire of Ages en verscheidene andere.

Op basis van deze conclusies heb ik geen verdere belangstelling voor Steve Daily’s voortdurende aanvallen op Ellen White. Hij vecht tegen een versie van Ellen White die ik al lang geleden achter mij heb gelaten. Er zijn zoveel andere dingen waar ik over wil lezen – dingen die mij hopelijk kunnen inspireren bij het voorbereiden van preken en bij mijn schrijfprojecten. De voortdurende FaceBook berichten van Steve Daily inspireren mij niet, maar irriteren me steeds meer. De auteur ontvrienden lijkt de beste manier om er niet langer mee geconfronteerd te worden.

Zie de boekbesprekingen van Alberto M. Timm,
https://adventistbiblicalresearch.org/wp-content/uploads/Reflections-74-April-June-2021.pdf
Jonathan Butler, https://spectrummagazine.org/arts-essays/2021/ellen-g-white-all-or-nothing
And André Reis, https://caa.hcommons.org/deposits/item/hc:40153/

Voor mijn eerdere blog over het boek van Steve Daily, zie mijn blog van 14 maart, http://reinderbruinsma.com/?p=2581

80/20 en 90/9/1

In 1906 introduceerde de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto (1848-1923) het zogenaamde 80/20 principe. Hij stelde vast dat tachtig procent van alle bezittingen in Italië in handen was van twintig procent van de bevolking. Van verschillende kanten kwam het commentaar dat de 80-20 verhouding op heel veel aspecten van het leven toepasbaar is. Ook vandaag de dag is de formule van Pareto nog heel populair. Zo blijken de meeste ondernemers zo ongeveer tachtig procent van hun tijd kwijt te zijn aan problemen bij twintig procent van hun klanten. De meeste mensen (ikzelf beslist inbegrepen) behoren bij de tachtig procent die slechts twintig procent benutten van de software die we op onze computer hebben. In de chemische industrie, zo las ik ergens, veroorzaakt twintig procent van de processen tachtig procent van de kwalijke uitstoot. Natuurlijk gaat het 80/20 principe niet in alle gevallen op, maar de meeste van mijn collega-predikanten zullen instemmen met de observatie dat tachtig procent van de problemen in hun gemeente(n) afkomstig is van niet meer dan twintig procent van de leden.

Ik kende het 80/20 beginsel van Pareto al heel lang, maar kort geleden liep ik tegen een andere bijondere combinatie van getallen op, nl. 90/9/1. Een van de studenten die ik bij hun MA leadership studie begeleid schreef erover in een van zijn opdrachten. De Deense IT-specialist Jakob Nielsen is een expert op het gebied van gebruiksvriendelijkheid van software en websites. In 2006 publiceerde hij een boek over het gebruik van sociale media en daarin lanceerde hij het 90/9/1 principe. Op basis van uitgebreid onderzoek ontdekte hij dat op interactieve websites slechts ongeveer één procent van de lezers met grote regelmaat een post plaatst en negen procent dat zo af en toe doet. Negentig procent van de lezers definieert hij als “lurkers”. Zij bezoeken een site, lezen en overwegen wat ze daarop aantreffen, maar reageren nooit door een opmerking te plaatsen of op de een of andere manier bij te dragen aan een discussie. Hij gaf naderhand te kennen dat de verhouding bij blogs nog iets ongunstiger is en eerder in de richting van 95/4,5/0,5 komt. Dat komt wel aardig overeen bij wat ik ten aanzien van mijn wekelijkse blog constateer. Mijn blogs worden door enkele duizenden personen gelezen, en daarbij is de Nielsen-formule een behoorlijk accurate weergave van het aantal personen dat af en toe, of redelijk vaak, reageert.

Op het eerste gezicht lijkt dit nogal teleurstellend: zoveel “lurkers” en zo weinig mensen die actief participeren. Maar voordat ik me daar al te teleurgesteld bij voel moet ik wel beseffen dat ik zelf ook bij mijn tamelijk actieve gebruik van de sociale media meestal een “lurker” ben. Dat neemt echter niet weg dat ik door mijn gebruik van de sociale media heel veel informatie verzamel en kennis opdoe. En dus mag ik aannemen dat heel wat “lurkers’ die mijn blogs en FaceBook posts lezen ook wel degelijk geïnteresseerd zijn in wat ik schrijf. Het werkstuk van de student, waarnaar ik hierboven verwees, ging over innovatie in het kerkelijk werk, en was toegespitst op het gebruik van de sociale media tijdens de Corona-pandemie. Veel kerkdiensten werden gestreamd, of via andere virtuele kanalen aangeboden. Vaak was daarbij het aantal directe reacties maar relatief klein. Maar hier is de Nielsen-formule ook zeker van toepassing en we mogen aannemen dat veel “lurkers” geestelijk profijt hebben gehad van deze virtuele diensten. En dat moet voldoende reden zijn om ermee door te gaan om naast de fysieke diensten, die nu weer mogelijk zijn, ook virtuele diensten te blijven verzorgen. Het is immers bepaald niet uitgesloten dat sommige “lurkers,” die vóór de Corona-crisis goeddeels van de kerk vervreemd waren, in de toekomst naast het virtuele contact ook weer het fysieke contact zullen opzoeken.