Monthly Archives: April 2015

Parallel

Voor wie van biografieën en autobiografieën houdt van geestelijke leiders valt er weer het een en ander te beleven. Het derde deel van Hans Küng’s memoires is zojuist verschenen in een Nederlandse vertaling bij Uitgeverij Ten Have.  Je moet er wel 59,95 euro voor neertellen, ‘maar dan heb je ook wat,’ want het boek telt 752 bladzijden.

Hans Küng, de beroemde, maar omstreden, katholieke theoloog is al op gevorderde leeftijd en was, toen hij deel twee afhad, bang dat hij misschien niet in staat zou zijn dit derde deel, dat de titel Doorleefde Menselijkheid heeft meegekregen, te voltooien. Het bestrijkt de periode van zijn leven vanaf 1980, toen de Katholieke Kerk hem zijn leerbevoegdheid ontnam. Maar dat heeft hem, zoals op de achterzijde van het boek staat, niet monddood gemaakt. Hij is sindsdien vooral actief geweest op het terrein van de dialoog tussen de wereldgodsdiensten en heeft behalve zijn uitvoerige memoires nog een reeks van andere boeiende boeken geschreven. Ik heb daar verschillende van gelezen en ook de eerste twee delen van zijn autobiografie. Die waren fascinerend, en het zal dan ook niet lang duren voordat ik dit derde deel zal aanschaffen. Ik ben vooral ook benieuwd naar de laatste hoofdstukken waarin hij ingaat op: Was het ’t waard? Hoe zal ik sterven? En wat komt daarna?’

Maar nu ben ik eerst bezig met de biografie van de Nederlandse emeritus-kardinaal Ad Simonis, van de hand van historicus Ton Crijnen (Kardinaal Simonis: Kerkleider in de Branding; Uitgave: Valkhof Press, 2014; 592 blz.; 39,95 euro) Simonis was, net als Küng, ook een omstreden man, maar dan van een heel andere snit. Waar Küng naar vernieuwing van het katholicisme streefde, was Simonis een man van de traditie. In het gedeelte van het boek dat ik de afgelopen paar dagen heb gelezen komt de kardinaal vooral naar voren als een nogal tragische figuur—een man met een onwrikbare roeping en met vaste principes, maar niet in staat om zijn tijd en de veranderingen in zijn kerk te begrijpen. Hij zal, vrees ik, vooral de geschiedenis ingaan als de man die over het seksueel misbruik in de Katholieke Kerk in 2010 tijdens een interview met Pauw de ongelukkig woorden uitsprak: ‘Wir haben es nicht gewusst’!

Maar de biograaf schetst ook het beeld van een eenvoudige en hartelijke man. Dat is ook de herinnering die mij is bijgebleven van een heel prettig bezoek dat ik in 1995, met twee collega’s, bij hem bracht in zijn huis aan de Utrechtse Maliebaan, en tijde van het wereldcongres van de Adventkerk in Utrecht.

Dit soort biografieën en autobiografieën van geestelijke leiders, met name vanuit de katholieke traditie, interesseert me enorm. Er is in hun leven en vooral in hun functioneren binnen hun kerk heel veel dat gevoelens van herkenning oproept en mij er altijd weer bij bepaalt in hoeveel opzichten—vooral qua structuur en omgaan met problemen—mijn kerk lijkt op de kerk van Rome—ondanks de traditioneel-sterke adventistische antigevoelens jegens het katholicisme.

In een paragraaf op een van de eerste bladzijden van het boek (in het Ter Inleiding) trof mij meteen een uitspraak over Simonis die mij deed denken aan een parallel tussen hem en de hoogste leiding van mijn kerk. Over Simonis wordt gezegd dat hij slecht overweg kon met de progressieve 8 Mei-beweging in zijn kerk. Hij slaagde er niet in deze beweging te zien als het ‘andere gezicht van zijn kerk’ maar zag deze liberale beweging vooral als ‘het gezicht van een andere kerk’. Simonis streefde tijdens zijn ambtsbediening niet naar diversiteit in zijn kerk—niet naar eenheid in verscheidenheid. Hij wilde vasthouden aan een traditionele visie die door velen in zijn kerk niet meer als relevant werd ervaren en keerde zich tegen alles wat van die traditie afweek. Het is niet moeilijk een zelfde tragische situatie te ontwaren bij (althans een deel van) de huidige leiding van de Adventistische wereldkerk.

 

Vergelijking

 

Ik heb een redelijk goed overzicht van wat er op het gebied van predikantenopleidingen en –opleiders in de Adventkerk in Europa zoal bestaat. Een paar weken geleden bezocht ik een congres van adventistische theologiedocenten van de verschillende Europese instituten, waaraan zo’n tachtig personen—voor een groot deel met een voltooide academische opleiding en een doctorstitel—deelnamen. Het congres werd op Newbold (UK) gehouden, waar, naast de bachelor studenten zo’n 70 à 80 studenten werken aan hun masters graad in de theologie.  Deze afgelopen week was ik enkele dagen in Collonges, in Frankrijk, net over de Zwitserse grens en vlak bij Genève, waar een Franstalige predikantenopleiding van ongeveer dezelfde omvang is gevestigd. Een Duitstalig instituut, niet ver van Magdeburg, waar ik ook me enige regelmaat kom, heeft ongeveer eenzelfde aantal theologiestudenten. En dan is er verspreid over Europa nog ongeveer een dozijn kleinere opleidingen met gemiddeld 10 à 20 theologiestudenten.

De instituten die voor de theologie-opleidingen voor de Europese Adventkerk moeten zorgen hebben legio problemen. De financiën blijven daarbij voortdurend een enorme zorg. Maar het totaalbeeld is al met al best indrukwekkend, vooral als je bedenkt dat er in Europa minder dan een half miljoen adventisten zijn!

Terwijl ik deze week in Frankrijk was, zag mijn vrouw dat een van de regionale zenders (RTV Utrecht) een documentaire zou uitzenden over de priesteropleiding in het aartsbisdom Utrecht. Ze nam de uitzending, getiteld ‘En toch wil ik priester worden’, voor mij op, er (terecht) van uitgaande dat dit me zou interesseren. De documentaire was gewijd aan het Ariënsinstituut—de officiële priesteropleiding van het aartsbisdom Utrecht.

Het aartsbisdom Utrecht is het grootste van de zeven Nederlandse bisdommen. Het bestrijkt naast de provincie Utrecht ook de provincies Overijssel, Gelderland en Flevoland. In totaal bedraagt het aantal katholieken in dit aartsbisdom ongeveer 700.000. Dat is dus meer dan het totaal aantal adventisten in geheel Europa.

Deze Nederlandse kerkprovincie heeft gestaag nieuwe priesters nodig. De documentaire ‘En toch wil ik priester worden’ liet de kijker kennis maken met het Ariensconvikt waar de theologiestudenten van het aartsbisdom zijn gehuisvest en een deel van hun onderwijs volgen. De meeste colleges worden gevolgd op andere plaatsen, o.a. aan de Utrechtse vestiging van de Theologische Universiteit van Tilburg. Tot mijn verbazing (en eigenlijk ook wel, mijn ontzetting) bedraagt momenteel het totaal aantal theologiestudenten in het aartsbisdom zegge en schrijve dertien jonge mannen. Van hen zijn er vijf afkomstig uit Colombia. Zij zijn naar Nederland gekomen omdat zij daar, gezien het ernstige priestertekort, te zijner tijd hun kerk willen dienen.

Misschien zijn er bij sommige van mijn geloofsgenoten gevoelens van leedvermaak (of nog negatievere gevoelens) bij het zien van een dergelijke documentaire, die bepaald niet het idee geeft van een bruisende, vitale Katholieke Kerk. Ik had dat soort gevoelens niet. De toewijding van de jongens die werden geïnterviewd was indrukwekkend. Je zag jonge mannen, die niet buiten de wereld staan, maar die duidelijk geloven in wat ze doen—jonge mensen met roeping en met een ideaal. Bij mij heerste eerder een gevoel van ontzetting: hoe is het mogelijk dat deze christelijke kerk in Nederland zo snel aftakelt. Hoeveel toekomst is er voor een kerk als men er niet meer in slaagt mensen te rekruteren om in die kerk werkzaam te zijn?

In het traditionele adventistische toekomstscenario is aan het katholicisme een nogal sinistere rol toebedeeld.  Vanuit een Europees—en zeker vanuit een Nederlands—adventistisch perspectief is die visie niet meer erg overtuigend.

Maar laten we intussen vooral dankbaar zijn dat het adventisme—bij alle problemen en controverses die er zijn—er oneindig veel beter voor staat. In plaats van met voldoening achterover te leunen, spoort het ons echter hopelijk aan om ons nog meer op onze missie te concentreren en wegen te vinden om het evangelie te brengen aan mensen in een samenleving die zich steeds verder van kerk en geloof afkeert.

 

Verandering van ‘benedenaf’

 

Ik hoop dat nog veel dingen in ‘de’ kerk zullen veranderen.  En vooral in ‘mijn’ kerk: de Kerk van de Zevende-dags Adventisten. Helaas zie ik de laatste jaren dat we op het hoogste niveau in mijn kerk wel veranderen, maar m.i. meestal niet in positieve zin. Op veel punten zie ik een betreurenswaardige ‘ruk naar rechts’ en een verheerlijking van het verleden, in plaats van een vernieuwend bezig te zijn met de uitdagingen van het heden en van de toekomst. Of dat op korte termijn zal veranderen? De tijd zal het leren.

Maar het lijkt erop dat het veranderen van de kerk steeds meer lokaal gebeurt en dat (zeker in de westerse wereld) de stem van de ‘wereldkerk’ steeds minder gewicht in de schaal legt. Mijn ervaring van vandaag (zaterdag 11 april) is daarvan een kleine, maar veelbetekenende illustratie.

Ik had vandaag een zgn. ‘dubbeldienst’. Dat wil zeggen dat ik op een ochtend twee maal preekte. Na ‘amen’ gezegd te hebben op de ene plaats, spoedde ik mij naar een nabijgelegen gemeente. Ik was in Huis ter Heide, en daar is de afstand tussen de gemeente in het verzorgingscentrum ‘Vredenoord’ en de gemeente Huis ter Heide in de kapel van landgoed ‘Oud Zandbergen’ slechts enkele honderden meters.

Je zou mogen verwachten dat een groep bejaarde bewoners van een verzorgingscentrum voor senioren niet direct de meest vooruitstrevende gemeente oplevert. Toch blijkt dat daar in de loop van de (niet eens zo lange) tijd allerlei vernieuwingen zijn doorgevoerd. Zo is de bijbelstudie (sabbatschool) verhuisd naar de vrijdagavond. Er brandde een kaars vooraan in de kerk en tot mijn vreugde zag ik ook de attributen voor het avondmaal op de tafel naast de kansel. Kleine vernieuwingen misschien, maar daarom niet minder belangrijk. Ze tonen aan dat er nagedacht wordt over hoe men het kerk-zijn wil beleven. Bovendien was er vanmorgen een vrouwelijke ouderling die mij begeleidde. Maar het belangrijkste is: er is een andere sfeer—een sfeer van veel meer openheid dan vroeger. En daardoor worden de diensten ook door een aantal niet-adventistische cliënten bezocht.

De ‘gemeente Huis ter Heide’, waar ik om half twaalf enigszins hijgend aankwam, stond vroeger niet direct bekend om zijn progressiviteit. Ik was er nu al een paar jaar niet geweest om te preken. Wat ik vanmorgen zag verraste mij. De gemiddelde leeftijd van de circa honderd kerkgangers is zeker niet boven de veertig. Een praise-team zorgde voor eigentijdse muziek. Het is een gemeente waar mensen met verschillende etnische achtergrond duidelijk naadloos samen-zijn en waar ook ruimte is voor mensen met een ‘andere’ seksuele geaardheid.  Kortom: ik zag een levende gemeente die de weg heeft gevonden om jongeren vast te houden en die in weinig lijkt op de gemeente die ik van vroeger kende. En ik heb niet de indruk dat het voor deze gemeente vreselijk belangrijk is wat er precies in Silver Spring of in St. Albans gebeurt en wordt besloten!

Ik zou een reeks van andere voorbeelden van veranderde, of veranderende, kerkgemeenten kunnen noemen. Dat geeft hoop voor de toekomst.  En het stemt mij blij dat de bestuurders van de Adventkerk in Nederland voor deze ontwikkeling volop ruimte bieden.  Zij hebben beter begrepen dan veel leiders op hoger niveau dat de vernieuwing van de kerk vanuit de plaatselijke kerken komt. Want laten we nooit vergeten dat dit het model is dat het Nieuwe Testament ons aanreikt. Overkoepelende structuren zijn nodig, maar het zijn niet meer dan hulpmiddelen. De kerk is in de eerste plaats de lokale gemeenschap van gelovigen. In het Nieuwe Testament was de kerk geen kerkgenootschap met een kantoor in Jeruzalem of Antiochië. Het was de plaatselijke kerkgemeenschap in Jeruzalem, in Efeze, in Rome, in Korinte, enzovoort. Misschien moet dat model weer meer nadruk ontvangen om de kerk te veranderen in een levende geloofsgemeenschap waarin steeds meer mensen van onze tijd een geestelijk thuis kunnen vinden!

 

Liberaal – II ?

 

In mijn vorige blog verklaarde ik mij tot een liberale protestant cq. adventist.  Maar ik gaf wel aan dat het er vanaf hangt hoe je dat begrip ‘liberaal’ invult en waarmee je het vergelijkt.

Vandaag—in het Paasweekend—wil ik daarom wel wat toevoegen aan wat ik vorige week schreef.

Dit weekend is het Pasen. Voor een deel van de Nederlandse bevolking is het nog steeds een religieus getint feest. Het Paasverhaal trekt ook nog wel de belangstelling van een grote groep mensen die je niet op Paaszondag in de kerk ziet. Ze kijken en luisteren naar de Matteüs passion, of andere ‘passions.’ Het bleek ook duidelijk uit het feit dat op donderdagavond één op de vijf Nederlanders naar het televisie-Paas-spektakel De Passion keek.  Ik was een van de ca. 3,5  miljoen landgenoten die gefascineerd toekeken hoe in Enschede het verhaal over het lijden en sterven en de opstanding van Jezus op een eigentijdse manier werd vertolkt. Maar voor miljoenen mensen in ons land (en ook in veel andere zgn. christelijke landen) is Pasen vooral een feest waarop we de lente verwelkomen, lekker eten en van een extra vrije dag genieten. Miljoenen jonge—en niet zo jonge—mensen hebben zelfs geen idee waar Pasen over gaat.

Voor heel veel gelovige mensen is het echter niet meer zo zeker of dat mooie, aangrijpende Paasverhaal eigenlijk wel meer is dan dat.  Is het echt zo gebeurd? Dat er een Jezus was, die als gevolg van fanatieke volkswoede—die door geestelijke leiders werd aangewakkerd—een gruwelijke  dood vond, is waarschijnlijk wel waar. Maar dat die dood van Jezus bijna tweeduizend jaar geleden ervoor zorgt dat de verkeerde dingen die ik heb gedaan (en doe) worden weggewist, dan lijkt toch wel eerder fantasie dan werkelijkheid en dat die Jezus na zo’n 36 uur weer uit de dood terugkwam . . .? Ja, dat lijkt toch meer op een sprookje dan op iets dat echt gebeurde. Ook voor veel gelovige mensen is het een brug te ver om dat te kunnen geloven. En veel theologen en predikanten hebben hun geloof in een letterlijke opstanding al lang opgegeven.  Zij noemen zich vaak ‘liberaal’ wat hun geloof betreft. Voor hen staat vast: Liberale christenen geloven niet in een letterlijke verrijzenis van de Heer.

In dit licht bezien ben ik geen liberaal—in weerwil van wat ik vorige week schreef.  Voor mij staat vast: Wat er op Golgotha gebeurde is niet alleen maar een tragische juridische misser, maar het is de finale oplossing voor alles was ik in mijn leven fout heb gedaan en de garantie dat het ooit goed met me zal komen. Voor mij staat vast dat de Paasboodschap waar is: De Heer is waarlijk opgestaan! En ik beaam volmondig wat Paulus zei: Als je niet kunt geloven dat Jezus Christus uit de dood opstond, dan vervalt ook de mogelijkheid dat je ooit een leven na de dood zal krijgen. En, zegt de apostel, dan ben je uiteindelijk een van de meeste beklagenswaardige van alle mensen.

Ben ik dus liberaal?  Ja (zie mijn blog van vorige week). Nee (zie hierboven).  Misschien moeten we toch maar eens gaan nadenken over een alternatief  voor de term ‘liberaal’!