Monthly Archives: April 2012

Ipswich en koninginnedag

De afgelopen week werd de routine van de afgelopen maanden, waarin het reizen hoofdzakelijk richting België ging, even doorbroken. Zoals ik in mijn vorige blog meldde, verbleef ik een aantal dagen in Florence (of Firenze). Donderdagavond was ik, zij het wat later dan gepland, weer terug op de thuisbasis in Zeewolde. Na een nachtje slapen in mijn eigen bed, vertrok ik vrijdagmorgen echter weer, ditmaal met de dagboot van Hoek van Holland naar Harwich. Op zaterdag (gisteren) moest ik in Ipswich zijn, waar eenentwintig gemeenten van de Adventkerk in East Anglia (verenigd in ‘area 8’) een ‘day of followship’ hielden—zeg maar: een districtsdag. Ik had daar de preek op zaterdagmorgen en een tweetal presentaties gedurende de rest van het programma.

Tot mijn verrassing bleek ik de predikant die mij van de terminal in Harwich kwam halen (ik had mijn auto in Hoek van Holland laten staan) te kennen. Ik had zijn naam vergeten, maar toen deze zwarte predikant zich voorstelde als Sam Ouadjo, herinnerde ik mij dat hij ooit zo’n twintig jaar geleden mijn Nissan had gekocht, toen ik vanuit Abidjan in Ivoorkust naar de VS verhuisde. Als iemand daar in goed vertrouwen een auto van je heeft gekocht, hoop je maar dat de koper van je voertuig niet onverhoopt al snel pech kreeg en met het idee is blijven rondlopen dat die Nederlander hem een lelijke poets heeft gebakken. Maar nee, de auto bleek jarenlang probleemloos de familie Ouadjo over de Afrikaanse wegen te hebben vervoerd! Nu is ds. Ouadjo de predikant van een tweetal gemeenten in ‘area 8’ en de coördinator van de kerkelijke werkzaamheden in dat district.

Een ‘day of fellowship’ in het Verenigd Koninkrijk heeft tegenwoordig een heel speciaal karakter. Het aandeel van de mensen met ongeveer dezelfde huidkleur als ik is misschien tien procent. Naast mensen die oorspronkelijk uit het Caribisch gebied komen, zijn er ook steeds meer aanwezigen van Afrikaanse afkomst. Onder de tien of twaalf aanwezige predikanten telde ik één blanke collega, van Zuid-Afrikaanse afkomst, een jonge collega van Braziliaanse origine, en één autochtone Britse emeritus predikant.

Het programma begon, zoals ik al verwachtte, niet op tijd. Zoals gewoonlijk was de ‘Mayor’ van de stad Ipswich, met zijn nogal protserige ambtsketen, samen met de ‘Mayoress’, van de partij. Het is een ceremoniële job, die men gedurende een jaar bekleedt, en de belangrijkste taak is om alle mogelijke bijeenkomsten van de burgers bij te wonen en er een speech van maximaal vijf minuten te houden. Die kunst bleek de Mayor redelijk te beheersen. De scouts van een aantal Adventgemeenten uit de regio marcheerden in gelid de zaal binnen, voorafgegaan door hun drumband. Ik volgde met de Mayor en de Mayoress. De leider van de scouts van Zuid-Engeland begeleidde ons in vol ornaat, getooid met meer insignes dan ik ooit op één uniform had gezien. Maar zijn aanzienlijke lichaamsomvang bood dan ook meer ruimte dan gemiddeld voor dit doel beschikbaar is.

De sfeer van de dag was geweldig. Ik werd buitengewoon warm ontvangen en wat ik zei werd duidelijk op prijs gesteld. Misschien hadden mijn ‘fans’ hun werk goed gedaan. Een bejaarde dame in een Afrikaans gewaad kwam enthousiast naar me toe. ‘Ik heb u al een paar keer eerder gehoord’, zei ze. ‘En ik heb iedereen gezegd dat ze moesten komen, omdat u altijd iets te zeggen hebt dat ons prikkelt en uitdaagt.’ Tja, met zulke supporters kan het niet meer stuk.

Maar ik kon de vraag niet van me afzetten hoe het toekomstig Adventisme in Engeland eruit zal zien. Ds. Ouadjo ver telde me met enorm enthousiasme dat hij zich met zijn gemeenten vooral wil gaan richten op de autochtone Britse bevolking. Hij vertelde over de activiteiten voor dakloze blanken in Ipswich en over de concrete kerkgroei-resultaten die dat al begint op te leveren. Maar hoe het staat met het contact met de Britten in andere sociale strata bleef uitermate vaag. Is er ook zicht op dat de kerk hen kan bereiken? Het aantal Britse adventisten zal wel blijven groeien, maar kan het ooit weer een wat getrouwere weerspiegeling van de bevolking te zien laten geven?

Intussen ben ik weer thuis in Zeewolde, klaar voor de Koninginnedag van morgen. Mijn vrouw en ik zijn van plan morgen tijdig op de vrijmarkt te zijn. De ervaring leert dat er gewoonlijk heel wat, haast smetteloos nieuwe, kinderboeken in de aanbieding zijn. We hopen met een voorraadje thuis te komen, zodat we binnenkort weer het nodige mee kunnen nemen naar Zweden. Want het blijft de bedoeling dat wij zelf niet alleen ons Zweeds verder verbeteren, maar dat onze kleinkinderen ook een bodempje Nederlands meekrijgen!

Villa Aurora

Toen de Italiaanse Adventkerk in de jaren veertig van de vorige eeuw het complex Villa Aurora kocht telde de kerk nauwelijks duizend leden. Hoe was het mogelijk dat men het aandurfde om dit omvangrijke stuk onroerend goed aan te schaffen aan de rand van de stad Florence? Het hoofdgebouw is een in Renaissancestijl gebouwde villa, die in de veertiende eeuw in opdracht van een van de leden van de beroemde Medici-familie werd gebouwd. Andere gebouwen eromheen zijn van latere datum. Het gebouw met klaslokalen stamt van na de tijd dat de Adventkerk Villa Aurora in haar bezit kreeg en er een onderwijsinstituut, met o.a. een predikantenopleiding, vestigde.

Ik heb het genoegen om deze week hier een aantal dagen les te geven aan een groep Italiaanse en Amerikaanse studenten. Zij volgen een seminar dat ik hier geef over het verschijnsel van het postmodernisme en over hoe dat de christelijke kerk—en in het bijzonder ook de Adventkerk—beïnvloedt. Aanstonds zal ik weer de wandeling door de olijfboomgaard maken, enkele honderden meters de helling af, naar het lokaal waar de lessen worden gegeven.

Gisteren ben ik naar Florence gevlogen. Sinds ik hier op de campus van het Instituto Avventista Villa Aurora ben gearriveerd, laat de gedachte me niet los dat het toch wel heel bijzonder is dat een handjevol adventisten het destijds aandurfde om dit gebouwencomplex aan te schaffen. Ik weet niet hoeveel miljoenen lira’s men er destijds voor heeft moeten neertellen, maar het project vereiste ongetwijfeld grote offers.

Wat dat betreft waren de Italiaanse adventisten niet de enigen die in het verleden voorname gebouwen kochten, soms in het hart van een belangrijke stad. Al snel nadat het adventisme zich aan het einde van de negentiende schoorvoetend in Zwitserland had gevestigd, werd een prominent pand in de stad Bazel gekocht. Toen er nog maar een paar handjesvol adventisten in Noorwegen waren, schafte men een prestigieus pand in hartje Oslo aan. In Zweden werd een landgoed met een kasteelachtige gebouw—Ekebyholm—iets ten Noorden van Stockholm, omgeven met een groot stuk grond, verworven. Andere voorbeelden zijn er te over. Trouwens voor een kleine geloofsgemeenschap is ook het gebouw aan de Ernest Allardstraat in het centrum van Brussel tamelijk opmerkelijk. En wat te denken van de aankoop van het destijds meer dan 50 hectares tellende landgoed Oud Zandbergen dat de Nederlandse Adventkerk in 1947 in eigendom verwierf. Ik vermoed dat de kerk toen nog nauwelijks tweeduizend leden telde. Zeker er kwam geld uit het buitenland, maar er werden ook enorme offers gebracht door de kerkleden in Nederland.

Ik verbaas mij er steeds weer over dat de leiders van die tijd dergelijke grootse projecten aandurfden en dat de leden hen niet van overmoed beschuldigden, maar hen juist prezen om hun vooruitziende blik en geloofsvertrouwen. Wat dat betreft zijn de tijden veranderd!

Ik pleit er niet voor dat de leiders van de kerk zich onverhoopt in ‘wilde’ avonturen zulllen storten, ‘in het geloof’ dat op de een of andere manier het geld wel op de kerkelijke bankrekening verschijnt. Maar iets meer moed om nieuwe projecten, waarbij moet worden geïnvesteerd in menskracht en fondsen, zou, denk ik, welkom zijn. Maar dat moet dan natuurlijk wel gepaard gaan met enthousiasme bij de achterban en met de bereidheid om er offers voor te brengen van de kant van de kerkleden.

***
Ik heb inmiddels mijn lessen van vandaag en de onvermijdelijke pasta-maaltijd achter de rug en ga straks nog wat aan een boekmanuscript werken. Gelukkig heeft men in een van de bijgebouwen een uitstekend gastenverblijf ingericht. Er staat een comfortabele fauteuil en er is zelfs een waterkoker met een voorraadje theezakjes. Mijn geliefde Earl Grey is helaas niet aanwezig tussen de diverse soort groene thee en rooibosthee, maar uit voorzorg heb ik altijd een eigen voorraadje bij me. Met een kopje thee ga ik nu eerst nog even de nieuwsuitzending van acht uur van de NOS via het internet bekijken, om van de laatste politieke ontwikkelingen rond het kabinet Rutte kennis te nemen. De trouwe lezer van mijn blog zal wel begrijpen dat het mij niet verdriet dat de merkwaardige gedoogconstructie ten einde is gekomen! Maar het blijft spannend, ook als je het vanuit Florence volgt.

Pas op voor de moslims

Deze week staan de moslims in Nederland weer eens extra in de schijnwerper, nu de Turkse president Abdullah Gül en zijn vrouw Hayrünissa een staatsbezoek van drie dagen aan ons land brengen. Natuurlijk was dat weer een voor de hand liggende gelegenheid voor onze politicus met het gebleekte haar om een paar hatelijke teksten de Twitter-wereld in te sturen. Daarin noemde hij Gül ‘een christen-pester en Koerden-mepper.’ Het is een vorm van goedkoop gescheld dat helaas bij velen een warm onthaal vindt.

Het is niet alleen bij de PVV dat we nogal wat ongenuanceerde kreten horen over de islam en iedereen die daarmee geassocieerd zou kunnen worden. Ook in veel christelijke kringen—en ook binnen de kerk waartoe ik zelf behoor—is er te vaak sprake van bedenkelijke vormen van islamofobie.

Enkele dagen geleden kreeg ik weer eens een you-tube filmpje toegestuurd waarin met een stortvloed aan statistische gegevens wordt duidelijk gemaakt dat binnen enkele tientallen jaren Europa in meerderheid islamitisch zal zijn. Het bewijs voor die stelling wordt geleverd door allerlei geboortecijfers zonder enige reserves naar de toekomst te extrapoleren. Men gaat er dan vanuit dat moslimgezinnen ook in de toekomst heel snel blijven groeien, terwijl de autochtone bevolking in West-Europa juist verder zal krimpen. Men vergeet dan gemakshalve dat alles erop wijst dat bij volgende generaties ook bij immigranten het aantal kinderen per gezin sterk afneemt en al vrij snel op het gemiddelde niveau van de autochtonen belandt. Bovendien wordt een ander element als regel niet vermeld. Natuurlijk zijn er (te) veel ‘extreme’ of ‘radicale’ moslims. Maar bij de moslims in het westen begint zich op grote schaal een verschijnsel voor te doen dat het christendom ook in hevige mate heeft ervaren: een wijdverbreide secularisatie, waardoor de islam in de toekomst een heel ander profiel zal vertonen. Zeker, ‘radicale’ moslims kunnen een bedreiging zijn, maar de meeste moslims zijn dat niet!

Toch zijn veel christenen ernstig verontrust door de (naar wat velen zien als de) agressieve opmars van de moslims. Want wat te denken van het voornemen van een groep salafistische moslims in Duitsland om 25 miljoen gratis exemplaren van de Koran uit te delen? (Inmiddels is een begin gemaakt met de uitvoering van dat plan.) En wat te denken van een ander bericht dat vorige week via een tv-programma van de EO wereldkundig werd gemaakt: het initiatief van een groep moslim jongeren om aan straatevangelie te gaan doen—en dan nog wel uitgerekend in het oerconservatief-christelijke Urk? Zijn dat soort dingen geen levensgevaarlijke signalen dat de islam bezig is met een grootscheeps offensief waartegen onze zgn. ‘jood-christelijke’ cultuur het straks moet afleggen?

Ja, aan dat soort berichten moeten we wel even wennen. Maar laat ons eerlijk zijn: christenen doen toch ook aan allerlei vormen van publieke geloofsverkondiging, ondanks het feit dat heel veel mensen zich daar hevig aan storen? Waarom zouden moslims dat dan niet mogen? En worden zevende-dags adventisten niet opgeroepen om wereldwijd meer dan honderd miljoen exemplaar van het boek De Grote Strijd te verspreiden? Is dat niet net zo agressief als het uitdelen van miljoenen exemplaren van de Koran? Waarom zou het een wel mogen en het ander niet?

Er zijn heel wat dingen in de wereld van de islam die niet deugen. Als het bericht waar is dat in Egypte honderden jonge christenmeisjes worden ontvoerd en gedwongen worden om zich tot de islam te bekeren, dan moet daar door de internationale wereld met kracht tegen worden geprotesteerd. En als christenen in allerlei moslimlanden niet de vrijheid hebben om een kerkgebouw te stichten of vrij hun geloof te belijden, dan is dat op geen enkele manier te billijken. Maar de kritiek moet wel eerlijk blijven en we moeten er als christenen voor oppassen dat we geen paniek zaaien en niet achter elke boom een radicale moslim vermoeden.

Niemand weet hoe de toekomst er precies uit zal zien en hoe allerlei invloeden en machten zich zullen ontwikkelen. We kunnen ons maar beter niet verliezen in allerlei speculaties over wat er allemaal kan komen. We kunnen onze geestelijke energie veel beter besteden in onze pogingen het evangelie zou goed mogelijk uit te leven in het bestaan van elke dag. En wie weet hoeveel moslims er dan zullen zijn die zich daardoor aangetrokken voelen.

Pasen

Ik heb dit jaar maar weinig echt Paasgevoel gehad. Het bleef eigenlijk vooral beperkt tot Nederland Zingt op de morgen van de Tweede Paasdag en een opname door de BBC van een paasdienst in de kapel van het beroemde King’s College. Verder ging Pasen 2012 nogal ongemerkt aan mij voorbij.

Op vrijdag reden mijn vrouw en ik naar het Belgische Namen en zaten we een flink deel van de dag is het drukke vakantieverkeer. ’s Avonds was er in het sobere Ibis-hotel niets dat aan de Goede Vrijdag deed herinneren, of aan het naderende Pasen. Op zaterdagmorgen hield ik in de Adventgemeente in Namen een Paaspreek, maar het werd geen echte Paasdienst met traditionele Paasliederen en de speciale ambiance die je bij Pasen verwacht. Bovendien was de verwarming in de kerk defect en bij een buitentemperatuur van rond de tien graden was het binnen verre van behaaglijk. Maar over de hartelijke ontvangst hadden we niets te klagen.

Op zondag waren we in Resteigne, zo’n 50 kilometer ten zuiden van Namen, in een kasteeltje waar we voor een huwelijkssluiting waren uitgenodigd. In Nederland kijken we misschien wat vreemd aan tegen een huwelijksvoltrekking op eerste Paasdag, maar in België is dat kennelijk niet ongewoon. Het werd een heel plezierige dag, met een prima mix van ernstige dingen die je bij een christelijke huwelijksceremonie hoopt te vinden en gezellige vrolijkheid die ook onmisbaar is bij een dergelijke gelegenheid. We reden tegen de avond weer weg uit Resteigne toen het nog volop licht was en konden dus nog volop genieten van het vriendelijke Ardennenlandschap en de tocht door Zuid-Limburg, richting Eindhoven en verder.

Maar wat misschien vooral ook afdeed aan mijn Paasgevoel was het boek dat ik bezig ben te lezen. Toevallig zag ik onlangs een televisie-interview van Jacobine van Geel met Adam Johnson, de schrijver van The Orphan Master’s Son. Deze Johnson is een Amerikaan die erin is geslaagd een roman te schrijven over het leven in Noord-Korea. Hij is een aantal keren in Noord-Korea geweest, maar heeft verder via allerlei andere wegen jarenlang informatie verzameld over dit land dat nog steeds potdicht zit. In het programma van Jacobine van Geel vertelde hij over de voorbereidingen tot het schrijven van dit boek. Mijn nieuwsgierigheid was geprikkeld met als resultaat dat Bol.com een dag of vijf later een pakje kwam bezorgen met dit boek.

Je wordt absoluut niet vrolijk van dit boek. De schildering van hoe een land afgesloten kan worden van de buitenwereld en hoe de bevolking onwetend kan worden gehouden, door propaganda wordt gebrainwashed en tot een collectieve verering van de Geliefde Leider wordt gemanipuleerd, is beklemmend. Dit is een verschrikkelijke wereld, van leugen, intimidatie en geweld. Maar toch leven er ook daar mensen met (vooral heimelijke) ambities en een diep verlangen naar vrijheid. En ook in deze zogenaamd meest democratische maatschappij ter wereld, waar zelfs de huwelijkspartners in veel gevallen ‘eerlijk’ door de staat worden verdeeld, hebben mensen elkaar lief en wordt er getreurd en gelachen.

Op godsdienst rust in Noord-Korea een loodzwaar taboe. Kim Jong-un is de god die ‘verrees’ toen zijn pa Kim Jong-il overleed. Als er ergens behoefte is aan de boodschap van Pasen, dan is het wel in deze kille stalinistische wereld. De enige echte hoop voor dit land is dat de Heer van Pasen ooit ook in deze kille godvergeten maatschappij herrijst.