Monthly Archives: Oktober 2017

Hervorming: een nieuwe manier van denken

Op 31 oktober, nu vijfhonderd jaar geleden, nagelde Luther zijn 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg. Hij was niet de eerste, noch de laatste, kerkhervormer, maar torent boven de meesten van hen uit als een reus.

De kerk in Luthers dagen was hoognodig toe aan hervorming. Veel adventisten zullen vandaag de dag echter zeggen dat Luther niet radicaal genoeg was. En sommigen zullen daaraan toevoegen dat de christenheid nog steeds veel reformatie nodig heeft, en dat dit ook geldt voor de Adventkerk. De beroemde theoloog Karl Barth zei (mogelijk ontleende hij zijn woorden aan de kerkvader Augustinus) dat de kerk altijd weer hervormd moet worden:  Ecclesia semper reformanda. Kerkelijke organisaties, zowel als alle individuele leden, moeten altijd bereid zijn kritisch naar zichzelf te kijken en, zo nodig, te veranderen.

Luther zal altijd worden herinnerd vanwege zijn nadruk op de drie zogenaamde sola’s: Sola Fide, Sola Gratia, en Sola Scriptura (alleen door geloof, alleen door genade, met de Bijbel als onze enige basis). En een andere (Duitse) term die essentieel was voor Luther is:  ‘Was zum Christum treibet’ (wat ons naar Christus drijft).

Zevendedags Adventisten zeggen dikwijls vol trots dat zij erfgenamen zijn van de Reformatie. Nu de christenheid dit jaar herdenkt dat Luther vijfhonderd jaar geleden naar buiten trad met zijn kritiek op de kerk, doen adventisten er goed aan na te gaan of zij wel recht doen aan de belangrijkste aspecten van Luthers werk. Officieel lijkt alles in orde. We belijden dat we gered worden door geloof en uit genade alleen. En onze Fundamentele Geloofspunten maken duidelijk dat we alleen als ‘waarheid’ aanvaarden wat wij in de Bijbel vinden. Christus moet in het centrum staan van onze theologie, ons geloof en onze geloofspraktijk. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we, wat dit betreft, nog wel voor een aantal uitdagingen staan.

In de eerste plaats geldt dit ten aanzien van het sola fide en het sola gratia. Er was altijd de verleiding om te benadrukken wat ons eigen aandeel is in onze redding. Problemen als wetticisme en perfectionisme waren nooit ver weg. We kunnen er geen aanspraak op maken dat we erfgenamen zijn van de Reformatie tenzij het sola fide en sola gratia bepalend zijn voor ons denken en onze manier van leven.

Maar veel adventisten hebben ook nog steeds moeite met het beginsel van Sola Scriptura. De officiële leer zegt dat de Bijbel ‘de gezaghebbende en onfeilbare openbaring is van Gods wil.’ Maar de praktijk is vaak heel anders. Voor velen hebben de boeken van Ellen G. White hetzelfde gezag als de Bijbel en sommigen hebben zelfs meer aandacht voor wat zij heeft geschreven dan voor de Bijbel. Ik heb heel wat preken gehoord, zelfs van de hoogste leiders van de kerk, waarin veel meer citaten van Ellen White voorkwamen dan Bijbelteksten.

Ongetwijfeld speelt Ellen White een belangrijke rol in het adventisme. Haar boeken waren, en zijn, een belangrijke inspiratiebron. Maar we mogen nooit het belangrijkste principe van de Reformatie uit het oog verliezen Sola Scriptura -  wat we geloven berust uitsluitend op de Bijbel.

Was zum Christum treibet–Luther benadrukte voortdurend de rol van de Bijbel. Hij vertaalde de Bijbel voor het Duitse volk.  Hij herhaalde steeds dat we in onze omgang met de Bijbel altijd op Christus moeten zien en moeten nagaan wat ons tot Christus ‘drijft.’ In theorie zijn adventisten het daarmee volledig eens. Maar in de praktijk schort daar vaak het een en ander aan. Is Christus werkelijk het centrum van al onze geloofspunten? ‘Drijft’ onze manier van theologiseren en van hoe we de Bijbel lezen ons steeds verder naar Christus toe? Christus zei dat Hij de Waarheid is. Met andere woorden: we komen alleen bij de Waarheid uit in een relatie met Christus. Onze leerstellingen, onze geloofspraktijk (en zelfs onze policies/regelgeving) moeten ons naar Christus ‘drijven.’ Is dat het geval?  ‘Drijven’ we mensen dichter naar God door de manier waarop we over hem spreken? Door onze kerkdiensten? Door de manier waarop we ons geloof uitleven? Door de manier waarop we de dingen in de kerk organiseren?

Nadenkend over de betekenis van ‘hervorming’, moest ik denken aan Romeinen 12:2: ‘Doe niet zoals de mensen die zonder God leven, maar leef als nieuwe mensen. Want God geeft jullie de wijsheid om zijn wil te kennen. Daardoor weten jullie wat goed en volmaakt is, en waar God blij mee is’ (Bijbel in Gewone Taal).

Reformatie heeft niet alleen te maken met gedragsverandering of correcties in leerstellingen, hoewel dat er natuurlijk wel mee te maken heeft. Wat we nodig hebben is een innerlijke verandering, een transformatie in de manier van ons denken, een nieuwe instelling die onszelf en anderen dichterbij Christus ‘drijft.’

 

Is dit nog wel mijn kerk?

Net zoals duizenden andere adventisten, verspreid over de hele wereld, volgde ik op maandag 9 oktober gespannen het verloop van de vergadering van het wereldbestuur van de Adventkerk. Het bestuur besprak het inmiddels beroemd (berucht?) geworden veertien bladzijden tellende document met een voorstel over strafmaatregelen voor kerkelijke leiders uit unies die zich niet aan de regels van de Generale Conferentie houden. Maar ik volgde een en ander niet alleen gespannen maar ook met gestaag toenemende verbazing en afschuw. Heftiger dan ooit tevoren vroeg ik mij af: Is dit nog wel mijn kerk?

Ik ga geen analyse geven van het document. Dat is al door vele anderen gedaan en van allerlei kanten is al commentaar geleverd op de manipulatieve manier waarop het document zijn weg vond naar de algemene vergadering en op de vooringenomen manier waarop de vergadering werd geleid.

Maar ik dank God voor al degenen die zich tegen dit voorstel keerden: voor de 184 personen die aangaven dat dit document van tafel moest en weer terug moest naar de tekentafel. Ik dank God voor mensen als Jan Paulsen, Dan Jackson, Brad Kemp, Thomas Mueller en anderen. Ik dank God voor de penningmeester van de Generale Conferentie die er geen twijfel over liet bestaan dat hij faliekant tegen de visie op de vrouw in het ambt van voorzitter Wilson is. Ik dank God voor een man als Thomas Lemon, een vice-voorzitter van de Generale Conferentie, die overduidelijk was in zijn verwijzing naar autoritaire tendensen in de top van de kerk. Mensen zoals zij zorgen ervoor dat ik niet opschuif naar de uitgang van de kerk.

Maar het zijn niet alleen mensen als welke ik zojuist noemde die me helpen om de kerk trouw te blijven. Sabbat j.l. had ik het voorrecht te preken tijdens de jaarlijkse dag voor 55-plussers. De voorbereidingscommissie had mij gevraagd te preken over het onderwerp:  Heeft geloven zin? Toen ik halverwege augustus aan deze preek begon te werken, aan de keukentafel in het huis van mijn zoon in Zweden, vroeg ik mij af wat ik met dit thema moest beginnen. Maar geleidelijk aan begon de preek in mijn gedachten vorm te krijgen. Het bleek afgelopen sabbat dat wat ik zei voor veel toehoorders betekenis had. Dat maakte ik tenminste op uit het ongewoon grote aantal positieve opmerkingen die ik na de preek kreeg. Maar het sterke gevoel van saamhorigheid tijdens deze dag en de warme sfeer deed mij stilstaan bij iets wat ik te midden van alle politieke gedoe aan de kerkelijke top soms bijna vergeet, namelijk dat de kerk niet zonder meer vereenzelvigd moet worden met de organisatie die vanuit Silver Spring wordt geleid. De kerk bestaat eerst en vooral uit de mensen aan de basis, die in al hun verscheidenheid hun geloof zo goed mogelijk in praktijk proberen te brengen vanuit de plaatselijke of regionale gemeenschap waarvan zij deel uitmaken. Dat is in de eerste plaats de kerk die mij na aan het hart ligt. Natuurlijk neemt dat niet weg dat er overkoepelende organen nodig zijn en dat we alle invloed waarover we beschikken moeten gebruiken om te bevorderen dat deze organisaties de wereldkerk dienen in plaats van over ze te heersen. Bij dit alles moeten we nooit vergeten dat het nieuwtestamentische concept van de kerk bestaat uit een gemeenschap van ‘zondige heiligen’ in een bepaalde geografische locatie. Dat is waar het kerk-zijn gestalte krijgt. En het doet me deugd vast te stellen dat dit heel vaak een positieve gestalte is. En daarom blijft er alle reden voor mij om de kerk trouw te blijven!

 

Bang voor zondagswetten?

Ik woon in een plaats met zo’n 20.000 inwoners. Een aanzienlijk deel van de mensen die naar de kerk gaan behoren tot kerken van het meer behoudende gereformeerde type. Zeewolde is geen onderdeel van de Veluwse Bible Belt, maar we grenzen eraan en merken de invloed ervan. Voor veel plaatsgenoten is zondagviering nog steeds heel belangrijk en de plaatselijke politiek moet voorzichtig manoeuvreren bij het bepalen van wat al dan niet op zondag is toegestaan. Maar net als in andere delen van het land willen ook steeds meer van mijn plaatsgenoten op zondag kunnen winkelen. Tot nu toe is er op dat gebied in onze woonplaats nog niet veel mogelijk. Maar vorige week kreeg in een enquête van het gemeentehuis met vragen over het eventuele verruiming van winkelen op zondag. Ook hier zijn de zaken dus in beweging.

Als ik zo bezie wat er de laatste tientallen jaren in Nederland (en ook in andere Europese landen) op het gebied van zondagviering is gebeurd, kun je je moeilijk voorstellen dat er een moment komt waarop de autoriteiten zondagviering bij wet zullen afdwingen en degenen die dwarsliggen zullen gaan vervolgen. Maar het idee dat de zondagviering ooit wettelijk zal worden voorgeschreven is nog steeds springlevend bij heel wat zevendedags adventisten. Een paar dagen geleden zag ik een post op Facebook waarin werd gezegd dat Donald Trump een verklaring heeft getekend waarin (in het kader van het weer-groot-maken-van-Amerika) wordt voorgeschreven dat alle Amerikanen de zondag moeten gaan vieren, op straffe van arrestatie en tien jaar dwangarbeid. Nu is het inmiddels wel duidelijk dat, zodra we ergens de naam van President Trump tegenkomen, we verwachten dat we met ‘fake’ nieuws te maken krijgen. Maar toch is het een stuk realiteit dat sommige mensen kennelijk zo intens met dit onderwerp bezig zijn dat ze ertoe overgaan dit soort nonsens te produceren. En als je je soms afvraagt of er nog veel adventisten zijn die zich over het onderwerp van de zondagswetten druk maken, neem dan maar even een paar minuten om te googlen!

Tijdens de vorige week in Silver Spring (VS) gehouden jaarvergaderingen van het wereldbestuur van de Adventkerk kregen alle 300-plus aanwezigen een exemplaar van een compilatie van uitspraken van Ellen White, getiteld Last Day Events. Een van de langste hoofstukken van het boek is gewijd aan Sunday Laws!

Ellen White schreef tegen de achtergrond van het einde van de negentiende eeuw. Destijds waren er sterke krachten die strikte zondagswetten wilden. Een aantal Amerikaanse staten namen inderdaad zondagswetten aan die tot gevolg hadden dat een aanzienlijk aantal sabbatvierders werden gearresteerd, gevangenisstraf kregen en/of een boete moesten betalen. Ook tegenwoordig zijn er nog steeds personen en organisaties die zondagviering graag verplicht zouden willen stellen. Maar die hebben betrekkelijk weinig invloed.

Al met al is een wijde kloof ontstaan tussen de traditionele adventistische uitleg van bepaalde profetieën en de werkelijkheid om ons heen. Het is eenvoudigweg geen geloofwaardige veronderstelling meer dat in de toekomst zondagviering op wereldwijde schaal door de overheid zal worden afgedwongen, met vervolging van sabbatvierders als gevolg. En het is belangrijk dat te erkennen. Als er een ernstige dissonantie ontstaat tussen de werkelijkheid en bepaalde profetische interpretaties, raken velen alle interesse en vertrouwen kwijt in alles wat met bijbelse profetie te maken heeft.

Adventisten hebben heel wat belangrijke dingen te zeggen over de betekenis van het vieren van de bijbelse rustdag op een betekenisvolle wijze. Het is een belangrijke en aantrekkelijke boodschap in een tijd waarin veel mensen het steeds moeilijker vinden om in hun drukke bestaan tijden van ‘rust’ in hun leven in te bouwen. Laten we alles doen wat we kunnen om anderen te overtuigen van de zegeningen van de Sabbat, zonder mensen te belasten met theorieën die steeds minder geloofwaardig zijn.

 

Een andere kijk op geschiedenis

Ik ben een fan van de in 2011 overleden historicus A.Th. van Deurssen.  Vooral zijn boek Een Dorp in de Polder (1994) fascineerde mij.

In Een Dorp in de Polder schrijft van Deurssen over het dagelijks leven van gewone mensen in het 17e eeuwse Graft, een klein plaatsje niet ver van Alkmaar. Ik woonde in mijn jeugd er ongeveer 10 kilometer vandaan.  Ik had destijds geen idee van de roemrijke geschiedenis van dit plaatsje, dat in de zeventiende eeuw een flink aandeel had in de vaderlandse walvisvaart.

Het toeval wil dat heel veel bronnen uit die periode in Graft bewaard zijn gebleven, zodat van Deurssen voldoende materiaal had om ons een goed idee te geven van hoe het dagelijks leven in Graft er destijds moet hebben uitgezien. Het bijzondere is eigenlijk dat je, als je het boek hebt gelezen, niet alleen veel weet van de lotgevallen van een aantal families in het Graft van de Gouden Eeuw, maar dat je vooral ook een veel beter algemeen beeld hebt gekregen van die periode van de vaderlandse geschiedenis dan je vaak krijgt in de klassieke geschiedenisboeken.

Er zijn wel meer historici die het op deze wijze aanpakken. Een beroemd voorbeeld is de studie van Emmanuel le Roy Ladurie, die enkele tientallen jaren geleden in zijn boek Montaillou een gedetailleerde beschrijving gaf van wat de Inquisitie aanrichtte in een veertiende-eeuws dorpje in de Pyreneeën. De inwoners van het dorp werden ervan verdacht dat zij aanhangers waren van de door de Kerk gehate beweging van de Katharen (ook wel bekend als Albigenzen).  Hoewel het boek in zekere zin een stukje geschiedenis presenteert op de vierkante millimeter, heb je toch na lezing ervan een heel goed totaalbeeld gekregen van de Katharen—wat ze dachten, wat hen motiveerde en hoe ze behandeld werden. [Helaas ben ik het boek kwijtgeraakt. Ik heb het ooit uitgeleend aan de Nederlandse ambassadeur in Yaoundé, Kameroen (waar ik destijds woonde), maar heb het nooit teruggekregen!)

Geschiedenisboeken beperken zich vaak tot een beschrijving van de rol van de belangrijkste leiders en van hun grote daden (of het gebrek daaraan). Maar het leven van de gewone mensen blijft gewoonlijk sterk onderbelicht en daardoor krijg je maar een heel eenzijdig en beperkt beeld van hoe het in feite was. Dat geldt ook voor de kerkgeschiedenis. Als we ons, bijvoorbeeld, bezighouden met de geschiedenis van de kerkhervorming van de zestiende eeuw, gaat het meestal vooral over Luther en Calvijn en hun directe medewerkers, maar horen we weinig over hoe de gewone mensen het allemaal ervoeren en hoe de dorpspastoor van katholiek geestelijk tot ‘gereformeerde’ dominee evolueerde.

Wie over de geschiedenis van het adventisme schrijft, legt meestal ook de nadruk op de belangrijke leiders—de ‘pioniers’ van het eerste uur en de voorzitters van de Generale Conferentie die na hen kwamen—en de belangrijkste bijeenkomsten (zoals de conferenties van 1888 en 1901). Maar dat geeft slechts een heel eenzijdige blik op de geschiedenis.

De geschiedenis van de Adventkerk in Nederland wordt ook niet samengevat in de fotogalerij van unievoorzitters die op de benedenetage van het landelijk kantoor te vinden is (hoewel het me deugd doet dat mijn foto er tussen hangt). Je zou, als je de geschiedenis van de Adventkerk in Nederland zou willen beschrijven, misschien een plaatselijke gemeente moeten nemen en moeten nagaan wat er in zo’n gemeente allemaal is gebeurd en welke processen er hebben gespeeld. Hoe functioneerde die gemeente in de jaren 1950? Hoe zag de eredienst er daar vijftig geleden uit? En dertig jaar geleden? En nu? Welke familiebanden waren er en hoe beïnvloedde dat de gang van zaken in die gemeente? Hoe evangeliseerde men door de jaren heen vanuit die gemeente? Wat laten de notulen van de vergaderingen van het gemeentebestuur (nu meestal als ‘kerkenraad’ aangeduid) zien ten aanzien van disciplinaire maatregelen? Enz., enz. Dat zou een pakkend beeld kunnen geven van de eigenlijke geschiedenis van het adventisme in Nederland. Laten we hopen dat het niet al te land duurt voordat iemand  zo’n soort boek schrijft.