Monthly Archives: Maart 2022

Migranten als zendelingen

Nederland bereidt zich voor op de komst van tenminste 50.000 Oekraïners en mogelijk zelfs het dubbele of een veelvoud daarvan. Intussen blijven ook mensen met andere nationaliteiten naar ons land komen, in de hoop als asielzoeker te worden erkend er hier een nieuw bestaan op te kunnen bouwen. De komst van grote groepen immigranten, en alle daarmee verbonden uitdagingen, is een wereldwijd verschijnsel van alle tijden, en Nederland heeft ook in het verleden keer op keer te maken gehad met de komst van grote aantallen buitenlanders. Een van de grootste groepen die ooit opgevangen moest worden waren de Belgen die tijdens de Eerste Wereldoorlog naar het neutraal gebleven Nederland vluchtten. Hun aantal was meer dan één miljoen, terwijl ons land destijds “slechts” ongeveer vijf miljoen inwoners telde.

Door grootschalige migratie verandert de bevolking van een streek of van een land. Dat is, wat Nederland betreft, al zo sinds de Germaanse stammen tweeduizend jaar geleden via de Rijn naar Nederland “migreerden”. Door de eeuwen heen kwamen allerlei nieuwe groepen naar ons kleine land, onder andere aanzienlijke aantallen joden en hugenoten. In de laatste halve eeuw arriveerden mensen uit de voormalige koloniën (Indonesië, Suriname en de Antillen), naast honderdduizenden gastarbeiders uit Zuid-Europa. Het feit dat er in het dorp waar ik woon twee Poolse supermarkten zijn, geeft ook aan dat het migratie-verschijnsel niet aan onze woonplaats, met ongeveer 22.000 inwoners, voorbij is gegaan.

Ik ben momenteel bezig een recensie te schrijven van een boek waarin migratie een heel belangrijke rol speelt. Daarin wordt benadrukt dat, wereldwijd, migratie de loop van de geschiedenis in sterke mate heeft bepaald. Het gaat de auteur van dit fascinerende, maar tamelijk ingewikkelde en enorm gedetailleerde, boek echter vooral om één bepaald aspect van deze migratie. Zijn stelling is dat de verbreiding van het christendom meer te danken heeft aan migratie dan aan de formele zending of missie van kerken en religieuze organisaties, en aan politieke en militaire factoren. Als mensen–alleen of (meestal) in groepen of als een heel volk–naar een andere streek trekken, nemen zij hun godsdienstige overtuiging met zich mee. In de oudheid waren het vaak christelijke slaven of krijgsgevangenen die ervoor zorgden dat het evangelie terechtkwam op plaatsen waar het niet eerder was doorgedrongen. Voortdurende migratie zorgde ervoor dat het christelijk geloof niet overal dezelfde vorm aannam en dat theologische verschillen zich ook konden verbreidden. Migratie had dus, volgens dit boek, niet alleen gevolgen voor de geografische verspreiding van het christelijk geloof, maar ook voor een groeiende diversiteit in riten en theologische opvattingen.

In Nederland zien we op heel wat plaatsen hoe migratie de godsdienstige samenstelling van een gebied veranderde. De Bijlmer (Zuid-Oost Amsterdam) is daarvan misschien wel het meest frappante voorbeeld. Toen Joop den Uyl als wethouder van Amsterdam de leiding had van de planning voor dit nieuwe stadsdeel, was hij van mening dat er geen grond behoefde te worden gereserveerd voor kerkgebouwen. We stonden immers aan de vooravond van een totaal geseculariseerde wereld, waarin mensen niet meer naar een kerk zouden gaan. Maar nu, zo’n zestig jaar later is deze wijk van Amsterdam de meeste religieuze plek van het gehele land! De migranten die vooral uit Suriname en de Antillen, maar ook uit Afrika, kwamen, hebben daarvoor gezorgd.

Welke religieuze impact de komst van grote aantallen Oekraïners zal hebben is nu nog niet te voorspellen. Mogelijk zal in ieder geval het Grieks-orthodoxe geluid in ons land versterkt worden. Veel zal afhangen van de vraag of veel Oekraïners langdurig of permanent onder ons komen wonen.

Voor de wereldwijde Adventisten-gemeenschap is migratie zonder meer een bepalende factor. In veel landen zijn leden die van buiten de landsgrenzen zijn gekomen in de meerderheid. Dat is met name in de Verenigde Staten het geval en deze tendens zal zich naar alle waarschijnlijkheid voortzetten. In veel Europese landen zou de Adventkerk in ledental zijn gedaald als er geen sprake was geweest van immigratie. Te zeggen dat dit geen problemen met zich meebrengt zou een ontkenning van de feiten zijn, maar de komst van kerkleden uit andere gebieden heeft ervoor gezorgd dat de kerk nog enigszins kon groeien of in elk geval qua ledental stabiel gebleven is. En deze migratie heeft geresulteerd in een grotere diversiteit en op veel plaatsen ook voor een nieuwe vitaliteit van het kerkelijk leven. De stelling van de schrijver van het boek dat ik moet recenseren, dat de groei van de kerk meer te danken heeft aan migratie dan aan institutioneel geregisseerde missionaire acties, gaat in ieder geval sinds geruime tijd ook op voor het adventist in Nederland.

Jehu J. Hanciles, Migration and the Making of Global Christianity (Grand Rapids, MI (USA): Eerdmans, 2021)

De “Happiness Index”

Voor de tiende keer heeft een internationale groep van specialisten een massa gegevens geanalyseerd en op basis daarvan een “world happiness index” samengesteld. Het onlangs verschenen rapport wijst de Finnen aan als de gelukkigste mensen op onze aardbol. Op de tweede, derde en vierde plaats van gelukkigste landen staan Denemarken, Zwitserland en IJsland. Nederland komt daarna op de vijfde plaats.

Ik schrijf deze blog aan de keukentafel van mijn zoon in Zweden–het land dat op de zevende plaats van deze geluks-index staat. Canada komt tot mijn verrassing niet hoger dan de veertiende plek. Het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, België en Frankrijk staan respectievelijk op de nummers 17, 19, 20, en 21. Helemaal onder aan de lijst staat Afghanistan als het minst gelukkige land in de wereld. Rusland komt op de lijst niet hoger dan plaats nr. 74. (Wel moet worden vermeld dat de gegevens werden verzameld voordat Rusland Oekraïne binnenviel.)

De samenstellers keken o.a. naar de gemiddelde leeftijdsverwachting, het peil van de gezondheidzorg, het gemiddelde inkomen van de burgers, hun gevoel van veiligheid, en verder naar een reeks van gegevens die uit het gebruik van de sociale media wordt gedistilleerd. In elk land werd een representatieve groep van enkele duizenden personen ondervraagd. De uitkomst geeft dus in belangrijke mate weer wat de burgers van elk land van hun eigen geluk (of het ontbreken daarvan) vinden.

Dit project laat bij mij heel wat vragen achter. Zijn de Zweden echt een stukje minder gelukkig dan de Hollanders? En zijn onze Belgische buren echt zoveel slechter af dan de Nederlanders? Zijn misschien de mensen in bepaalde landen minder optimistisch gestemd dan in andere, naburige landen? Ik heb in de Coronatijd regelmatig enquêtes ingevuld van het RIVM—de organisatie die alle gegevens van de pandemie bijhield. Een rits vragen gingen ook steeds weer over hoe ik mij voelde. Was ik minder gelukkig dan vóór de pandemie? Voelde ik mij vaak eenzaam, bezorgd, of zelf angstig? Welk rapportcijfer geef ik mijzelf als het op mijn levensgeluk aankomt? Hoe antwoord je op dat soort vragen?

Maar, goed, er zijn dus maar betrekkelijk weinig mensen op aarde die, gemiddeld genomen, gelukkiger zijn dan de Nederlanders. Als je echter naar de praatprogramma’s op de tv kijkt en naar de commentaren van mensen op straat luistert, krijg je niet de indruk dat we zo’n uitermate gelukkig en tevreden volkje zijn. Bij de recente gemeenteraadsverkiezingen nam bijna de helft van de Nederlandse bevolking niet de moeite om naar het stemlokaal te komen. Gevraagd waarom mensen niet gingen stemmen, hoorde je vooral commentaren als: Het maakt helemaal niks uit of je stemt of niet, de politici doen toch wat ze willen. Het zijn zakkenvullers die alleen hun eigen belang in de gaten houden. De politiek is door en door corrupt.

Men beschuldigt de overheid ervan dat een aantal grote problemen in de samenleving niet worden aangepakt. Als je al die meningen hoort, zou je soms denken dat de overgrote meerderheid van de bevolking zo ongeveer op de armoedegrens leeft. Hoe rijm je dat met plaats vijf op de lijst van gelukkigste landen?

Natuurlijk is er een groot verschil tussen collectief geluk en het geluk van de individuele burger. Collectief geluk is een kwestie van statistieken. Ondanks alle geklaag en uitingen van ontevredenheid beseffen de meeste Nederlanders wel dat de samenleving er in hun vaderland veel rooskleuriger voorstaat dan in een heel groot deel van de rest van de wereld. Daarbij mogen we echter niet vergeten dat er voor een flinke groep mensen echt wel wat te klagen valt. Wie van een kleine uitkering of alleen van zijn/haar AOW moet leven heeft het, zeker in deze tijd van torenhoge energierekeningen, vaak heel moeilijk.

De vraag blijft echter: Hoe definieer je geluk? Gezondheid en een redelijke mate van welvaart dragen zeker bij tot ons geluk. Maar er zijn ook heel wat mensen die vinden dat ze best wel gelukkig zijn, ook al zijn ze niet gezond en ook al moeten zij elke euro een paar keer omdraaien voordat ze die uitgeven. Geluk heeft zeker ook te maken met bevredigende relaties met familie, vrienden en andere mensen die deel uitmaken van ons sociale netwerk. Toch zijn niet alle mensen die weinig familie of vrienden hebben ongelukkig. Gelovige mensen zullen als regel zeggen dat hun geloof belangrijk voor ze is en veel bijdraagt tot hun geluk. Er zijn echter ook massa’s ongelovige mensen die zichzelf gelukkig vinden.

Wat is geluk dan? Of je gelukkig bent of niet is een vraag de je uiteindelijke alleen zelf kunt beantwoorden. Bij de meesten van ons zullen aspecten als het ervaren van liefde en van innerlijke vrede, het hebben van waardevolle relaties, het ervaren van tevredenheid en dankbaarheid, een belangrijke rol spelen. Bij velen is diepere zingeving ook van grote –misschien wel van doorslaggevende—betekenis. Met vele anderen vind ik die zingeving met name in het christelijk geloof.

Misschien is het maken van een “happiness index” niet helemaal zonder betekenis. We leven zeker niet in een land waarin alles volmaakt is en de overheid geen steken laat vallen. Maar als we onze samenleving vergelijken met die in de meeste andere landen mogen we onszelf toch wel “gelukkig” prijzen met onze vijfde plaats.

Lutjebroek

Steeds kom weer je tot de ontdekking hoeveel je niet weet. Ook al heb ik me al tientallen jaren verdiept in de Nederlandse kerkgeschiedenis, ik wist niets van de rol van het Noord-Hollandse dorp Lutjebroek in de geschiedenis van het Nederlands katholicisme.

Lutjebroek is een naam die voor veel Nederlanders een bekende klank heeft. De naam is een metafoor geworden voor een super-saaie plaats, waar een doorsnee Nederlander niets te zoeken heeft. Heel wat landgenoten denken zelfs dat het een denkbeeldige plek is die niet echt bestaat. Maar Lutjebroek bestaat wel degelijk. Het is een dorp in de kop van Noord-Holland van zo’n 2200 inwoners, dat nu deel uitmaakt van de gemeente Stede Broeck, tussen Hoorn en Enkhuizen. Ooit woonde ik in mijn jeugd daar zo’n 25 kilometer vandaan.

In het dorp staat een grote neo-gothische kerk, die in 1876-1877 werd gebouwd volgens een ontwerp van de beroemde architect Pierre Cuypers, die veel rooms-katholieke gebouwen op zijn naam heeft staan. [Hij was ook de architect van het Rijksmuseum in Amsterdam.] De Nicolaaskerk wordt nog steeds gebruikt voor katholieke erediensteden en een blik op de website van de parochie geeft aan dat er daar nog volop leven is in de katholieke brouwerij.

Hoe werd mijn aandacht plotseling getrokken door de parochie van de Heilige St. Nicolaas in Lutjebroek? Dat kwam doordat ik enkele dagen geleden een lezing bijwoonde
tijdens de jaarvergadering van de Vereniging voor Nederlandse Kerkgeschiedenis over de Nederlandse zouaven. De zouaven waren leden van een internationaal militair korps dat de paus ondersteunde bij diens laatste krampachtige (maar vergeefse) pogingen in de jaren 1860-1870 om wat nog over was van de Kerkelijk Staat van de ondergang te redden. Het korps van de zouaven bestond uit zo’n 12.000 idealisten, die een enorme loyaliteit aan de “heilige vader” manifesteerden, en hun trouw aan Paus Pius IX desnoods met hun leven wilden bezegelen. Uit Nederland kwamen niet minder dan drieduizend zouaven. Een relatief flink aantal van hen kwam uit enkele katholieke dorpen in Noord-Holland. Uit het kleine Lutjebroek kwamen er zelfs niet minder dan 22. Een van hen, Pieter Jong, sneuvelde in de strijd, en werd de held van Lutjebroek. De straat waarin de grote kerk staat is naar hem genoemd. Verder wordt de herinnering aan de zouaven uit Lutjebroek levend gehouden door de plaatselijke voetbalclub, die nog steeds de naam de Zouaven draagt.

De lezing over de zouaven werd gehouden in een zaal van het kleine Zouavenmuseum in het Brabantse Oudenbosch. De “skyline” van dit kleine Brabantse stadje wordt overheerst door de koepel van de basiliek, die een kopie is van de St. Pieter in Rome. De Nederlandse zouaven verzamelden zich in dit stadje, waarna zij via Brussel naar Italië reisden. Ik wist nauwelijks iets van deze voetnoot in de kerkgeschiedenis, maar die lacune in mijn kennis is nu dus enigszins opgevuld.

Overigens is het veelbetekenend dat er in het overwegend Protestantse Noorden van Nederland (onder andere in Noord-Holland) een aantal van oudsher katholieke enclaves is. Volendam is daar een bekend voorbeeld van. Ik woonde als kind in Noord-Holland in het dorp Schermerhorn waar de meerderheid Protestants was, maar het naastgelegen dorp Ursem was voor 99% katholiek. Een soortgelijke situatie doet zich ook in enkele andere streken van het land voor. De reden gaat terug tot de reformatie en de periode daarna. In Nederland was het optreden van de protestanten tegen de katholieken veelal minder agressief dan in andere Europese landen, met als resultaat dat er hier en daar aanzienlijke katholieke enclaves bleven bestaan. Toen in het midden van de negentiende eeuw de katholieken weer de volledige vrijheid ontvingen om zich te organiseren en te manifesteren, volgde vrijwel meteen een vloed aan kerkbouwprojecten, o.a. in deze katholieke enclaves. De bouw van de St. Nicolaaskerk in Lutjebroek past naadloos in die ontwikkeling.

Hoe moedig zijn we?

Tijdens het korte bewind van de Romeinse Keizer Decius (249-251 n. Chr.) vond de eerste systematische christenvervolging plaats. Van alle christenen werd geëist dat zij, op straffe des doods, aan de staatsgoden zouden offeren. Velen weigerden dat en moesten dit met de dood bekopen. Zij werden confessors genoemd. Maar veel anderen misten die moed en besloten dat zij onder de gegeven omstandigheden toch maar een offer aan de heidense goden moesten brengen. Degenen die dat deden werden als sacrificati bestempeld, of als thurificati in het geval ze alleen wat wierook hadden gebrand. Er was ook een aanzienlijke groep, de zgn. libellatici, die een certificaat wist te bemachtigen (van een goedwillende bestuurder of middels omkoping) dat aangaf dat zij hadden geofferd, terwijl ze dat niet hadden gedaan. Toen de vervolging geluwd was zaten de kerkleiders met de vraag hoe zij deze mensen moesten behandeling die niet moedig genoeg waren geweest om het bevel van de keizer te negeren. Konden deze mensen weer normaal aan het kerkelijk leven gaan deelnemen? En zo ja, op welke voorwaarden? De vraag werd niet overal gelijk beantwoord en dat leidde tot controverses en zelfs kerksplitsingen.

Een paar dagen geleden werd in een boek, dat ik inkeek bij het schrijven van een artikel, naar deze episode in de kerkgeschiedenis verwezen. Het zette me aan het denken: Wat zou ik hebben gedaan? Zou ik eerder een sacrificatus of thurificatus dan een confessor zijn geweest? Of zou ik de moed hebben gehad mijn leven op het spel te zetten. In de loop van de eeuwen waren miljoenen gelovigen bereid om dat te doen en nog steeds zijn er in de wereld landen waar het letterlijk levensgevaarlijk is om een volgeling van Christus te zijn. Wat zou ik doen als ik in een dergelijk land zou wonen en ik de keuze zou moeten maken tussen trouw blijven aan mijn geloof of gemarteld worden?

De laatste twee weken worden we geconfronteerd met de vastbeslotenheid van een groot deel van het Oekraïense volk om te vechten tegen hun Russische vijand. Velen zeggen dat ze zullen vechten zolang het nodig is en dat zij daarbij desnoods hun leven willen geven. Het voorbeeld van president Zelensky is indrukwekkend. Hij wil bij zijn volk blijven, wat het ook kost, en heeft het Amerikaanse aanbod om met zijn gezin in veiligheid te worden gebracht resoluut van de hand gewezen. Ik ben blij dat ik een democratisch land woon en zou er veel voor over hebben om die democratische vrijheid te behouden. Maar zou ik bereid zijn om te sterven voor mijn land? Stel dat Putin zijn droom kan waarmaken en verder naar het Westen kan doorstoten. Zou ik dan niet liever “rood” dan “dood” zijn?

Hoever moeten we gaan in onze trouw aan ons geloof en aan fundamentele morele beginselen? Laten we om te beginnen vaststellen dat we die vraag alleen voor onszelf kunnen beantwoorden. En we kunnen dat pas echt doen als we in een concrete situatie zijn beland, waarin we zo’n keuze metterdaad moeten maken. In dergelijke omstandigheden zullen mogelijk sommigen, die van te voren heel stoere taal uitten, toch maar voor een veilige uitweg kiezen, terwijl anderen die niet zo moedig leken plotseling tot een held kunnen uitgroeien.

Laten we voorzichtig zijn met ons oordeel over anderen. Ik heb bewondering voor de mannen en vrouwen die hun land willen verdedigen, maar ik kan ook begrip opbrengen voor Oekraïeners die wanhopig zijn en dit conflict willen overleven en daarom vluchten voor het geweld. Voor ons in het relatief veilige Nederland geldt dat we steun en onderdak moeten bieden aan zoveel mogelijk slachtoffers van oorlog en geweld (en niet alleen aan de mensen uit Oekraïne). En dat we niet te gemakkelijk moeten klagen als het leven enkele procenten duurder wordt, want voor de meesten van ons is dat vervelend maar is het geen halszaak. En daarbij is het van belang dat we steeds bidden voor de mensen in nood, maar ook de Heer vragen om ons moed te geven als we ooit in omstandigheden mochten komen waarin heel moeilijke keuzes moeten worden gemaakt.

Langs de Nijl

Het leesclubje waarvan ik sinds een aantal maanden lid ben heeft een buitengewoon boeiend boek uitgekozen. Het is de bedoeling dat we dit lezen en het dan binnenkort, als we weer samenkomen, bespreken. Dat verklaart dat ik momenteel halverwege het boek van een Noorse historicus en geograaf ben gekomen. Het heet: De Nijl—Biografie van een rivier. Het is pittig leeswerk, want het boek heeft meer dan 500 dicht bedrukte bladzijden. Maar het is ronduit fascinerend om meer te weten te komen over de enorme betekenis die deze rivier in de loop van de geschiedenis heeft gehad—en nog steeds heeft—voor de veertien landen die voor een aanzienlijk deel voor hun watervoorziening (en dus voor hun ontwikkeling en economie) van de Witte Nijl en de Blauwe Nijl, en hun zijrivieren, afhankelijk zijn.

Boeken krijgen altijd een bijzondere betekenis als je als lezer op de plaatsen bent geweest die ter sprake komen. In de laatste vier jaar dat ik in Afrika voor de Adventkerk werkzaam was heb ik bijna twee-derde van alle Afrikaanse landen bezocht. Een aantal jaren later, ging ik een enkele keren naar Egypte en Soedan, omdat die landen destijds onder de supervisie van het regionale kerkelijke kantoor (TED) vielen, waar ik toen werkte. Daarna was ik korte tijd directeur van ADRA-Nederland en dat bracht mij opnieuw naar Oost-Afrika.

Het boek dat ik nu onderhanden heb volgt de loop van de Nijl van het Noorden naar het Zuiden. Vanuit Egypte neemt de schrijver zijn lezers mee naar Soedan en de nieuwe republiek Zuid-Soedan en vervolgens naar Oeganda. Daarbij komt dan uitgebreid het merengebied van Oost-Afrika in beeld, met een focus op het immense Victoriameer. Met zijn oppervlakte van 70.000 vierkante kilometers is dit het op een na grootste zoetwaterreservoir op aarde. We staan er tegenwoordig nog maar nauwelijks bij stil dat pas ongeveer 150 jaar geleden dit gebied behoorlijk in kaart werd gebracht en westerse ontdekkingsreizigers vaststelden dat hier de oorsprong is van de (Witte) Nijl, die in de Soedanese hoofdstad Khartoem samenstroomt met de Blauwe Nijl.

De eerste keer dat ik het Victoriameer zag was na een ruim 350 km lange autorit vanuit Nairobi naar de Kendu-baai, in het noordwesten van het Victoriameer. Mijn reisdoel was de adventistische uitgeverij/drukkerij (het Africa Herald Publishing House) dat daar gevestigd is, in de onmiddellijke omgeving van het Kendu Adventist Hospital. Ik had een auto gehuurd in Nairobi en herinner mij vooral drie aspecten van de tocht: de uitgestrekte theevelden in allerlei tinten groen in de omgeving van Kericho, de kudde van duizenden zebra’s die ergens halverwege de tocht de weg overstaken, en de fikse bekeuring voor een snelheidsovertreding ergens in the middle of nowhere.

In mijn ADRA-tijd zette ik mij in voor de bouw van een basisschool (van 8 klassen) op Buvuma, een van de eilanden in het Victoriameer. Het was een prachtig project—hoognodig op dit eiland waar de arme bevolking hoofdzakelijk van de visvangst leeft, en waar destijds een angstaanjagend hoog percentage van zowel de mannen als de vrouwen door HIV waren besmet. Vertegenwoordigers van ADRA-Oeganda brachten mij met een motorsloep naar het eiland, waar we zo lang bleven dat ik mijn vlucht van Entebbe naar huis miste.

Toen ik al enkele jaren met emeritaat was gaf ik een maandje les aan de Bugema Universiteit in Oeganda. Deze adventistische universiteit, die nu zo’n 5.000 studenten heeft, ligt aan een grotendeels onverharde weg zo’n 65 km ten Noorden van de Oegandese hoofdstad Kampala. Tijdens een vrije dag trakteerde men mij op een toeristisch uitje. We reden naar de plek aan de Noordelijke oever van het Victoriameer waar de Nijl begint. Met een klein bootje voeren we een klein stukje uit de kust, waar duidelijk te zien was hoe stromingen in het water de aanzet vormen tot de rivier die daar aan haar loop naar het Noorden begint.

De volgende hoofdstukken bespreken de rol van de Nijl voor Kenia en Tanzania en een aantal andere landen in die regio. Dat zal ongetwijfeld ook herinneringen terugbrengen aan bezoeken die ik daar bracht. Het was een voorrecht waar ik nog steeds dankbaar voor ben. [En het is plezierig om even aan iets anders te denken te midden van de verschrikkingen van Oekraïne die nu het nieuws beheersen.]