Monthly Archives: December 2010

Daarboven in de hemel

Ik weet niet of het helemaal fair is ten aanzien van Andries Knevel. Hij is vaak erg nadrukkelijk in zijn manier van praten en heeft zo zijn vaste maniertjes, maar ik vind hem best wel sympathiek en zijn perspectief op de dingen is dikwijls een welkome afwisseling naast het vele tv commentaar waarin God en christen-zijn niet aan bod komen of belachelijk worden gemaakt. Maar, of het fair is ten aanzien van de heer Knevel of niet, ik vind het een prachtig liedje: ‘Daarboven in de hemel.’ Ik hoorde het tijdens het interview dat Paul Witteman eergisteren had met de droogkomische Twentse cabaretier Herman Finkers.

 Mijn vrouw was al naar bed gegaan en ik miste helaas het begin. Toen we het gisteren op Uitzending Gemist nog eens wilden bekijken bleek die service tijdelijk niet te werken. Maar, ik heb zondagavond toch zeker een half uur meegekregen van het fascinerende interview, waarin Finkers sprak over geluk en liefde, maar ook over de dood en het hiernamaals. Vandaar dat Witteman ook een clip liet zien van het liedje over de hemel dat Finkers in zijn theatershow ‘Na de Pauze’ zingt.

 Dit is het couplet dat me vooral trof:

            Daarboven in de hemel zien wij elkander weer,
            daar maakt Andries Knevel ruzie met de Heer:
            ‘Zoals ‘t er hier aan toe gaat’, zegt hij, ‘strookt niet met de leer.’
            ‘Dat klopt,’ zegt God,
            ‘en daarom heerst er hier zo’n fijne sfeer.’

 

Ja, misschien doet Finkers geen recht aan Andries Knevel. En er valt ook wel wat af te dingen op de tegenstelling tussen ‘recht in de leer’ en ‘een prettige sfeer’. Maar toch . . .

 

Ik moest denken aan mijn  kinderjaren. Mijn moeder was tamelijk orthodox in haar adventistische opvattingen. Helemaal consequent was zij daarin niet, want haar religie weerhield haar er niet van mij naar een katholieke kleuterschool te sturen. Maar met kerstmis kwam er geen boom in huis. Dat kon niet. Een kerstboom was een heidens symbool. Als rechtgeaarde adventist kon je zo’n ding niet in je huis hebben. Ik vond dat helemaal niet leuk. Als je door het dorp liet zag je overal achter de ramen kerstbomen flonkeren, behalve bij de familie Bruinsma. Na verloop van tijd veranderde het kerstboombeleid echter. Onder druk van mij en mijn zusjes kwamen er op een gegeven moment een paar kersttakken en we hebben het, voordat we uitvlogen, nog meegemaakt dat er een heuse boom met levensgevaarlijke kaarsjes kwam. Achteraf vraag je je af waarom de sfeer jarenlang werd opgeofferd aan een irrelevant principe. De boom mocht dan van heidense oorspong zijn, maar die link met het Germaanse heidendom speelde immers geen enkele rol meer.

 

Helaas heeft Finkers een punt als hij suggereert dat ‘prinzipienreiterei’ niet zelden de sfeer bederft. Het valt immers op dat mensen die altijd maar de leerstellige puntjes op de dogmatische i willen zetten meestal niet de plezierigste mensen zijn en dat je in heel veel plaatselijke kerkgemeenten een paar heel principiële lieden aantreft die je het beste met sfeerbedervers kunt omschrijven.

 

Leerstellige ‘waarheid’ is belangrijk. Maar ‘de rechte leer’ is geen doel op zich. Een diepe geloofsrelatie binnen een gemeenschap van mensen die datzelfde nastreven—dat is het doel. Het gaat er allereerst om in Wie je gelooft. Bezinning op de inhoud van het geloof (wat je gelooft) zal je daarbij helpen, maar het komt op het tweede plan. Om het met wat duurdere woorden te zeggen: Het relationele gaat boven het leerstellige. (Bedoelde Jezus dat ook niet met zijn beroemde uitspraak dat de mens niet gemaakt werd voor de sabbat, maar de sabbat er is voor de mens?) Ik kan het niet zo mooi zeggen als Herman Finkers, maar ik hoop zijn boodschap over de hemel ook op mijn manier in 2011 te blijven benadrukken in mijn preken, en in wat ik schrijf. En in wie ik ben.

 

Diascanner

 

Ik ben weer een ervaring rijker. In de afgelopen twee weken heb ik mijn oude kleurendia’s gescand en digitaal opgeslagen. Van de ongeveer 5.000 dia’s vond ik iets minder dan de helft belangrijk genoeg om te bewaren en dus heb ik die één voor één ingevoerd in een scanner die ik bij een diascannerverhuurbedrijf (ja, ik denk dat het één woord is) had gehuurd. De diascannerverhuurder had me aangeraden het zwaarste type apparaat te nemen, omdat ik dan steeds stapeltjes dia’s tegelijk zou kunnen invoeren. Nou, dat bleek aanzienlijk lastiger dan hij me had beloofd, want aangezien de diaraampjes niet allemaal dezelfde dikte hadden, traden er steeds weer haperingen op. En dus heb ik die aanpak maar opgegeven en elke dia handmatig in het apparaat laten verdwijnen. Na (naar schatting) zo’n zestig uur ploeteren en een betaling van 170 euro voor de huur van het toestel is het karwei geklaard. Alle dia’s en diadozen zijn vervolgens naar de milieustraat gebracht, want dat was volgens de plaatselijke fotohandelaar de enige manier om daarvan op een nette manier afscheid te nemen.

 

Ik heb van diverse mensen die een zelfde scan-operatie achter de rug hebben gehoord dat ook hun geduld bij deze klus tot het uiterste op de proef werd gesteld. Maar toch zat er, in elk geval bij mij, ook een andere kant aan. Als je zo door de diadozen van de verschillende jaren heengaat, zie je jezelf steeds een beetje ouder worden en je ziet je kinderen opgroeien. Dat geeft te denken. Maar je ziet vooral ook veel lachende gezichten. Eigenlijk lijkt het leven, als je zo je dia’s van vroeger de revue laat passeren, één lange vakantie en een soort keten van plezierige momenten.

 

Natuurlijk is dat een vertekening van de werkelijkheid. Je maakt foto’s van de leuke dingen en je neemt nu eenmaal gewoonlijk geen foto’s van je werkplek of van een door-de-weeks ontbijt, of van de wekelijkse beproeving bij Plus of AH. Maar toch: het is goed af en toe te beseffen hoeveel goede dingen het leven je heeft gebracht. Ik kan wat dat betreft alleen maar tevreden zijn. Vandaag heeft die gedachte nog een extra dimensie. Het is vandaag 46 jaar geleden dat mijn vrouw en ik in Den Haag in het huwelijksbootje stapten. Voor veel mensen is het niet weggelegd om zo lang samen te zijn. En bij velen sneuvelt het huwelijk vanwege allerlei oorzaken. Het stemt tot dankbaarheid als je niet tot de categorieën behoort.

 

Dat is een goede basis voor een fijne kerst, zeker als die speciale dimensie waarom het bij het kerstfeest gaat—de komst van de Heer—ook deel is van die dankbaarheid.

 

Het lijkt erop dat het een witte kerst gaat worden. Dat is een extra bonus. Als je vanuit Zeewolde langs de Knardijk naar Harderwijk rijdt, is het panaroma adembenemend. Mijn wens is nu nog dat op vrijdagavond de wegen goed berijdbaar zijn, zodat ik zonder problemen de kerstoverdenking kan gaan houden in de kerstavonddienst van de Adventgemeente Emmen.

 

Geheimen

 

Ik was nog maar net met mijn werk als predikant begonnen toen een van mijn gemeenteleden tegen mij zei dat hij vond dat mijn salaris wel wat aan de hoge kant was. Ik vroeg hem daarop wat hij een redelijke beloning voor een beginnend predikant zou vinden. Hij dacht dat duizend gulden per maand (we schrijven anno 1967) wel voldoende was. Nou, dat vond ik eigenlijk ook wel, want op dat moment moest ik met nog geen 600 gulden per maand genoegen nemen.

 

In die tijd deden allerlei geruchten de ronde over de predikantensalarissen en meestal sloeg men de plank ver mis en waren de bedragen die men noemde bepaald geen afspiegeling van de werkelijkheid. Die geruchten werden gevoed door het feit dat de salarisschaal van de Adventpredikanten als een soort staatsgeheim werd behandeld dat zelfs voor ‘gewone’ bestuursleden verborgen moest blijven. Trouwens, de meeste bestuurlijke zaken waren lange tijd met een waas van grote geheimzinnigheid omhuld. Gewone stervelingen mochten niet weten wat er zoals op de agenda van de ‘leidende broeders’ stond en vervolgens zeker niet wat zij daarover hadden besloten. Openheid en transparantie hoorden niet bij die tijd.

 

Intussen is de maatschappij gelukkig veranderd en is er ook op de meeste plaatsen (met inbegrip van onze kerk) een andere bestuurscultuur ontstaan. (Wie wil weten hoeveel mijn kerkelijk pensien bedraagt kan die informatie, naar ik aanneem, van de penningmeester ontvangen!) Toch zijn er nog altijd wel zaken die beter gecommuniceerd zouden kunnen worden en worden er dingen angstvallig geheim gehouden waarvan je veel beter tekst en uitleg zou kunnen geven om zo allerlei nodeloze speculatie te voorkomen.

 

Maar de maatschappij—en dat geldt ook voor een kerkelijke organisatie—kan niet goed functioneren als er geen geheimen meer zijn; als er nergens meer sprake is van vertrouwelijkheid; als er nooit meer wat gezegd kan worden zonder dat het morgen op het Internet staat. Dat geldt ook voor relaties tussen individuen. Je moet er zeker van kunnen zijn dat je vrouw niet alle informatie deelt met de buurvouw, en dat je man niet alles wat zich thuis afspeelt bespreekt met zijn collega’s. Je moet in een bestuur vrijuit je mening kunnen zeggen zonder dat dit meteen op straat ligt. Als je ‘vertrouwelijk’ boven een brief zet moet je er vanuit kunnen gaan dat de geadresseerde de inhoud als zodanig behandelt.

 

Het dan ook de vraag of de heer Assange en zijn aanhang wel zo’n grote zegen voor de maatschappij zijn als de Wikileaks-bewonderaars beweren. Ja, aan de ene kant is het, lijkt mij, goed dat er niet teveel geheimen zijn en dat ook politici en de grote bazen van banken en de multinationals niet ongestoord in het geheim allerlei dingen op touw kunnen zetten zonder de kritiek en controle die nodig zijn om ongewenste toestanden te voorkomen. Maar aan de andere kant is het gevaar groot dat er brokken worden gemaakt als niets geheim kan blijven. Want politici moeten contacten kunnen hebben die vertrouwelijk blijven. Diplomaten moeten er zeker van kunnen zijn dat hun al dan niet digitale post niet door iedereen gelezen kan worden. En de politie kan niet functioneren als elk detail van elk onderzoek ogenblikkelijk openbaar is. Enzovoort.

 

Het blijft een enorme uitdaging voor de politiek en de andere maatschappelijke krachten om de juiste balans te bewaren tussen openheid en vertrouwelijkheid. De hedendaagse technologie heeft het wat dat betreft niet eenvoudiger gemaakt. Ik kan niet beoordelen of Assange en zijn helpers alleen maar egotrippende opportunisten zijn of (ook) vanuit een zeker idealisme opereren. Maar wat ze doen is in vele opzichten op zijn minst bedenkelijk.

 

De realiteit is dat slimme lieden zich vaak toegang kunnen verschaffen tot vitale digitale informatie die niet op straat mag komen te liggen of allerlei computergestuurde processen op een gevaarlijke manier kunnen verstoren. De mogelijkheden om personen, organisaties en regeringen te blackmailen zijn even reëel als verontrustend. Dit gevaar vraagt om technologische inspanning om allerlei gegevens nog beter te beveiligen. Maar misschien kan het een positief nevenproduct zijn dat mensen (ook op hoge plaatsen) niet alleen beter zullen gaan letten op wat zij zeggen, maar ook nog helderder zullen beseffen dat bedrog en corruptie plotseling aan het licht kunnen komen.

 

Het is in elk geval van belang dat we nauwkeuriger onderscheid leren maken tussen wat zonder problemen openbaar kan worden (het meeste) en wat beslist vertrouwelijk moet blijven. En zelfs een eenvoudige blogger zal er rekening mee moeten houden dat alles wat hij eenmaal de cyberspace heeft ingezonden nooit meer kan worden teruggehaald.

 

HSV

 

Weet je al waar de afkorting HSV voor staat?  Je moet hem niet verwarren met de SHV, de Steenkolen Handelsverening die o.a. eigenaar is van de Makrowinkels. HSV staat onder andere voor: Haagsche Studentenvereniging, maar ook voor: Haven en Scheepvaartvereniging Den Helder en voor een bekende Duitse voetbalclub. Maar sinds kort zullen veel mensen bij SHV meteen denken aan iets heel anders: de Herziene Statenvertaling. Deze modernisering van de even eerbiedwaardige als voor velen onbegrijpelijk geworden Statenvertaling van 1637, werd onlangs in Dordrecht aan het publiek gepresenteerd. Ondanks het feit dat de NOS en andere seculiere nieuwsmedia werden geweerd, hebben we er allen toch uitgebreid kennis van kunnen nemen.

 

Ik heb nog geen exemplaar van de HSV gekocht, maar heb wel hier en daar stukjes van de nieuwe vertaling kunnen lezen. Het lijkt me dat de HSV voor veel mensen van nu zeker gemakkelijker te begrijpen zal zijn dan de oude Statenvertaling. Fijn dus, zou je denken, voor al die mensen in de ‘zware’ hoek die de traditie hoog willen houden, maar toch niet helemaal in het verleden willen blijven steken. Maar in het behoudende segment van christelijk Nederland is lang niet iedereen enthousiast. Luister bijvoorbeeld naar ds. G.J.N. Moens in Middelburg. Een paar dagen geleden zei hij:  De Herziene Statenvertaling (HSV) brengt een kloof tussen het godvruchtig voorgeslacht en de toekomstige generatie. Het is een kloof die niet meer te overbruggen is.’ Hij noemde de HSV een ‘afgevlakte’ en ‘gemoderniseerde’ vertaling die de naam Statenvertaling niet mag dragen. Hij is slechts een van de vele bezwaarden. Het zal nog in heel wat kerkenraden heftige discussies vergen voordat het besluit valt of de HSV vanaf de kansel mag worden gebruikt.

 

Ik voel geen enkele affiniteit met mensen die er een enorm punt van maken dat je de Bijbel beslist moet lezen in een vertaling die eeuwen geleden werd gemaakt. Vaak hecht men vooral aan de plechtige taal die je daarin vindt. Anderen denken dat er destijds veel zorgvuldiger werd vertaald en dat bij nieuwere vertalingen vaak allerlei verkeerde ideeën, al dan niet met opzet, zijn binnengeslopen. Beide argumenten snijden geen hout. De taal van de Statenvertaling was in 1637 helemaal niet plechtig, maar was juist de taal van alledag. En tegenwoordig kunnen de vertalers gebruik maken van manuscripten die in vroeger eeuwen nog niet waren gevonden en vandaag de dag beschikken we over veel meer kennis, ook op taalkundig terrein, dan drieëneenhalve eeuw geleden. Het feit dat er tegenwoordig vaak deskundigen uit verschillende geloofsgemeenschappen aan een bijbelvertaalproject deelnemen beperkt het gevaar dat bepaalde dogmatische vooronderstellingen binnensluipen!

 

Er zijn verschillende typen bijbelvertalingen en sommige vertalingen zijn vooral geschikt voor bepaalde doelgroepen of bepaalde doeleinden. Het maakt nogal verschil of een deskundige het laatste restje betekenis uit een bepaald woord wil persen, of dat iemand die de bijbel voor het eerst oppakt gewoon graag wil snappen waar het over gaat.

 

Geen enkele vertaling is volmaakt. Het blijft mensenwerk. Maar uiteindelijk gaat het erom dat Gods woorden de mensen bereiken in een taal die ze kunnen begrijpen. In Jezus kwam God heel dicht bij de mens. Jezus kwam als een mens die de taal sprak van zijn tijd en die eruitzag als een mens van zijn tijd. Het is nog steeds Gods bedoeling dat, net als het vleesgeworden woord, ook het geschreven Woord de mensen rechtstreeks aanraakt.

 

Blijven vastzitten aan een antieke Statenvertaling en die, in al dan niet ‘herziene’ vorm, op een voetstuk blijven plaatsen, druist in tegen mijn beeld van God. Hij wil immers door zijn Woord nog steeds in onze wereld binnenkomen en met ons communiceren. Daarom ben ik blij met de Nieuwe Bijbelvertaling van het NBG die een paar jaar geleden verscheen, en ben ik dankbaar dat ik me niet behoef te behelpen met een vertaling in een taal die niet langer de mijne is.

De wet van 1815

 

In het Noord-Hollandse dorp waar ik een belangrijk deel van mijn kinderjaren doorbracht was het eens in het jaar drie dagen kermis. De draaimolens, ballententen, schiettenten, snoepkramen, kop van jut, enzovoort, waren open voor het publiek van zondagnamiddag tot en met dinsdagnacht. De aanvangstijd van het jaarlijkse festijn was zo gekozen dat de gereformeerde kerkgangers nog net de wandeling na de middagdienst naar huis konden voltooien zonder in hun zondagsrust te worden gestoord door het wereldse kermislawaai. Destijds wist ik niet dat deze regeling gebaseerd was op de zondagswet van 1815.

 

Voor sommige politici is het feit dat deze oude wet nog steeds bestaat een doorn in het oog. Toch heeft de Tweede Kamer enkele dagen geleden het voorstel van D66 om deze wet af te schaffen ruimschoots verworpen. In de praktijk betekent dit allemaal niet zo veel, want een burgemeester in een ‘zware’ gemeente zou nog steeds door middel van een plaatselijke verordening voor de nodige zondagsrust kunnen zorgen, ook als de wet van 1815 er niet meer zou zijn.

 

Mijn standpunt in deze kwestie is wat ambivalent. Ik ben sabbatvierder. Ik zou willen dat er meer sabbatvierders in ons land waren. Maar ik zou er niet voor zijn dat mijn standpunt door middel van een besluit van de overheid aan anderen zou worden opgedrongen en dat anderen daardoor in hun vrijheid zouden worden gehinderd. Ik behoor tot een traditie waarin behoorlijke angst bestaat dat op een gegeven moment de zondagsrust door allerlei intolerante maatregelen verplicht zal worden gesteld en dat de sabbatvierders daardoor in een heel moeilijk parket zullen komen. Er zijn adventisten die dan ook het nieuws met grote aandacht volgen om alle signalen op te vangen die in de richting van zondagswetgeving wijzen. Het lijkt mij, op basis van wat ik waarneem, dat op dit moment de signalen eerder in tegenovergestelde richting gaan, doordat er in onze westerse wereld steeds minder wettelijke bescherming voor de rustdag lijkt te komen. De niet aflatende strijd in ons land om tot verruiming van de winkeltijden op zondag te komen heeft daar alles mee te maken. Het is een kwestie van tijd. In de toekomst kunnen we ook op zondag overal de gehele dag naar hartelust shoppen. Het is nu even niet opportuun voor de regering om op dat punt knopen door te hakken, want de steun van de twee zetels van de SGP zou nog wel eens goed van pas kunnen komen! Als sabbatvierder lijkt het logisch dat ik elke poging om de zondag te ‘ontheiligen’ toe zou juichen.

 

Toch zou ik (ook al heeft de zondag voor mij geen religieuze betekenis) niet zonder meer de pogingen steunen om de wet van 1815 af te schaffen en vrij winkelen op elke zondag in het gehele land toe te staan. Want is dit echt wat we willen: een maatschappij zonder rustpunt, zonder momenten van bezinning en zonder tijd om even afstand te nemen van het gejaag en de spanning van het leven van alledag? Ik zou graag willen dat velen de unieke waarde van de sabbat zouden ontdekken, maar ik zie toch nog liever dat er mensen zijn die op zondag een rustpunt beleven dan dat de zondagsrust helemaal verdwijnt.

 

Er verschijnen tegenwoordig in de christelijke wereld nogal wat boeken over de waarde van rust en bezinning. Vorige week leverde Amazon.com een nieuw boek over dat onderwerp bij mij af. De titel is: Sunday, Sabbath, and the Weekend: Managing Time in a Global Culture. Het is een reeks van essays, geredigeerd door ene Edward O’Flahery. De titel is veelbetekenend. Er wordt een lans gebroken voor een verantwoord ‘managen’ van onze tijd. Tijd nemen voor de dingen die met ons innerlijk en met de echt belangrijke dingen van het leven te maken hebben, is essentieel voor een volwaardig mens zijn. De auteurs van dit boek beklemtonen dat je in het weekend daarvoor de tijd moet nemen en voor hen maakt het niet veel uit of dat nu op de eerste of op de zevende dag van de week gebeurt.

 

Een dag apart zetten is met recht heel belangrijk. Maar als adventist zeg ik dan: Ga nog een stapje verder. Het is van belang dat je wekelijkse rust zoek, maar ook welke dag je daarvoor neemt. De sabbat heeft een meerwaarde die je alleen kunt ontdekken door je eraan over te geven. Als adventist weet ik op welke dag je de rust die God aanbiedt moet vieren. Maar dat betekent niet automatisch dat ik er ook altijd in slaag de betekenis van het vieren van die dag ten volle te ervaren. Wie weet brengt het zojuist ontvangen boek mij wat dat betreft een stukje inspiratie.