Monthly Archives: Maart 2013

Baalbek en Pasen

 

[Beiroet, zaterdagmiddag, 30 maart, 2013] Dinsdag j.l. begon voor mij in een bitterkoud Zeewolde en eindigde in Beiroet, de hoofdstad van Libanon, waar bij aankomst, om negen uur ’s avonds, de temperatuur nog rond de 20 graden C was. Daar wordt deze blog geschreven, in een niet al te vrolijke hotelkamer op de derde etage van Hotel Eden. Aan welke aspecten van deze lusthof dit hotel zijn naam ontleent is me ook na vier dagen nog niet duidelijk geworden. Maar het grootste deel van deze week breng ik niet in mijn hotelkamer door, maar in het auditorium en enkele collegezalen van Middle East University—de adventistische instelling voor hoger onderwijs die sinds een aantal jaren het voorrecht heeft zich universiteit te mogen noemen. [Dat doet me deugd, want bij die ontwikkeling heb ik destijds een rol gespeeld. In de tijd dat ik voor het kerkelijk kantoor van de kerk in Engeland, werkte viel ook de kerk in Libanon onder de paraplu van dit kantoor. Ik vroeg en kreeg toen, na geruime tijd en veel vergeefse pogingen, samen met enkele anderen een audiëntie bij de president van het land om o.a. voor deze universitaire status te pleiten. En dat had dus het gewenste resultaat!]

Deze week organiseert de universiteit (MEU) een conferentie van een zestigtal adventistische theologen, vanuit een groot aantal Europese landen, over het thema van de ‘vertaalbaarheid van het evangelie’. Men had geen betere plaats kunnen kiezen voor een dergelijke conferentie dan het Midden-Oosten. Hoe ‘vertaal’ je het evangelie in een regio van de wereld waar honderden miljoenen mensen wonen die niets van het christendom willen weten, of waar kleine groepen christenen een moeizaam bestaan leiden en maar nauwelijks worden getolereerd? Natuurlijk houdt de vraagstelling daar niet op. Want een groot deel van de wereld is nu geseculariseerd. In het Westen maakt de christelijke kerk moeilijke tijden door en wendt men zich van de geïnstitutionaliseerde kerk af. Hoe vertaal je het evangelie voor al die mensen die ‘onkerkelijk’ zijn geworden? En hoe doe je dat voor de generatie die nu opgroeit en als regel heel weinig interesse heeft voor geloof en kerk?  En verder toegespitst: Hoe vertaal je de adventistische versie van het christelijk geloof? Hoe gaat dat ‘vertalen’ in zijn werk? Hoe kun je er zeker van zijn dat de ‘vertaling’ getrouw blijft aan het oorspronkelijke?

Ik heb de afgelopen dagen een aantal boeiende lezingen over dat onderwerp gehoord. Ik heb zelf ook een bescheiden bijdrage geleverd met een presentatie die een oproep inhield om te accepteren dat niet alle ‘vertalingen’ van het evangelie—ook niet in eigen kring—geheel eensluidend behoeven te zijn, omdat we geen van allen de Waarheid—geheel in pacht hebben.

Gisteren besteedden we een groot deel van de dag aan een excursie naar Baalbek in de Bekavallei—de streek waar tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990) zwaar werd gevochten. We kregen een uitgebreide rondleiding door het enorme tempelcomplex. Ik heb in de loop der jaren aardig wat ruïnes en reconstructies van tempelcomplexen gezien, maar de (grotendeels) Romeinse Baalbek tempel is een van de meest imposante. Daar werd de Baal vereerd die we zo prominent in het Oude Testament tegenkomen. Baal werd in de Romeinse tijd vervangen door Romeinse goden. Dat was de wereld waarin de christenen van de eerste eeuwen hun boodschap van Jezus Christus moesten ‘vertalen’. Als je daar rondloopt realiseer je je dat wij als christenen van  de eenentwintigste eeuw niet de eersten en enigen zijn die voor een  geweldige ‘vertaal’-uitdaging staan.

Dat besef werd voor mij verder versterkt toen ik, na terugkeer van de excursie, aan de praat raakte met de Libanese gids, een vrouw van (denk ik) eind dertig die vertelde hoe ze werkte aan haar doctorsgraad in de sociale wetenschappen. Intussen verdiende ze de kost met het rondleiden van toeristen—wat ze buitengewoon bekwaam deed. Het kruisje dat ze droeg verried haar christelijke connectie. Toen ik daar voorzichtig naar vroeg, vertelde zij mij dat zij ook was begonnen aan een theologische studie. Zij leerde daarbij het oud-Syrisch dat door de Maronitische christenen nog steeds wordt gebruikt in hun liturgie. Gelukkig wist ik me te herinneren dat de Maronieten een kleine, uit de vijfde eeuw stammende, kerk vormen, die weliswaar oosters in mentaliteit en vorm is, maar de paus als de opperste herder van de kerk erkent.  Het gesprek duurde te kort om er achter te komen hoe diep haar belangstelling ging voor het geloof van haar ouders en voorouders. Maar het bracht het thema van onze conferentie wel heel dicht bij:  Hoe zou ik mijn geloofsovertuiging zo kunnen ‘vertalen’ dat deze Libanese, Maronitische vrouw, daar iets van zou kunnen begrijpen en er het belang van zou kunnen inzien?

Het drong gisteren nauwelijks tot ons, christelijke conferentiebezoekers, door dat het Goede Vrijdag was. Een rooms-katholieke processie in de christelijke wijk van Beiroet herinnerde ons er vluchtig aan. En toen we door de Romeinse tempel van Baalbek liepen, klonk plotseling vanuit de ‘nieuwe’ stad die om de ruïnes heen is gebouwd (en voor een deel christelijk is), een lied dat door een mannenstem werd gezongen en zo werd versterkt dat het bloedstollend mooi door de wijde omgeving schalde. De gids vertelde ons dat het lied ging over de kruisdood van Jezus Christus en dat het werd gezongen omdat op ‘Goede Vrijdag’ alle christenen stilstaan bij het lijden en de dood van Jezus. Maar wij, adventistische theologen, hadden daar gisteren geen aandacht voor. Wij keken naar oude stenen en bewonderden hoge pilaren!

[Gelukkig stond de kerkdienst van deze morgen wel in het teken van het paasweekend. Dr. Daniel Duda, de onderwijs-coördinator van de Adventkerk in een groot deel van Europa, preekte over ‘Easter Saturday’. Het was een werkelijk inspirerende Paasboodschap.]

 

 

Gemengde gevoelens

 

[Zaterdagavond, 23 maart 2013] Vandaag is er weer een fase van mijn leven afgesloten. Dat klinkt dramatischer dan het is.  Toen ik in september 2011 de job van voorzitter van de Adventkerk in België en Luxemburg accepteerde, wist ik dat het tijdelijk zou zijn. Ik zou het ongeveer een jaar doen. Het is anderhalf jaar geworden en ik heb er wel op moeten letten dat het niet langer zou worden. Ik startte met veel twijfel of het wel verstandig was om aan zo’n avontuur te beginnen. Er was binnen de kerk bij onze zuiderburen niemand gevonden die bereid was, of zich in staat achtte, de voorzitterstaak op zich te nemen. Zou ik als gepensioneerde buitenlander daar dan zomaar in kunnen stappen en iets nuttigs kunnen uitrichten?

Ik heb geprobeerd meer te zijn dan iemand die een tijdje op de winkel paste. Ik heb geprobeerd een aantal dingen op de rails te krijgen en vooral te werken aan verbetering van allerlei onderlinge relaties. Ik heb het gevoel dat ik in een aantal opzichten wel wat heb bereikt. Maar ik ben me er ook van bewust dat er nog stapels uitdagingen liggen en dat ik natuurlijk ook de nodige steken heb laten vallen. Met gemengde gevoelens heb ik vandaag officieel afscheid genomen van de kerk in de Belgisch-Luxemburgse Federatie.

Tijdens een speciale sabbat voor de gehele kerk in België en Luxemburg heb ik vandaag het stokje doorgegeven aan Jeroen Tuinstra. En daarmee heeft de kerk in deze contreien opnieuw een Nederlandse voorzitter.

Ja, het was met gemengde gevoelens.  Het was best een flinke, en soms lastige klus. Ik kon bij veel dingen op een stuk ervaring terugvallen, maar ik kwam ook voor geheel nieuwe uitdagingen te staan.  Ik wist natuurlijk dat er verschillen zijn in mentaliteit en cultuur tussen Nederland and België. Ik heb in de loop der jaren ervaren dat omgaan met andere culturen vaak lastiger is naarmate die culturen uiterlijk meer op elkaar lijken, maar onder de oppervlakte toch heel verschillend blijken te zijn. Daarom kan het, bijvoorbeeld, voor een Amerikaan heel verwarrend zijn om met een Australiër te moeten samenwerken. Ze zien er hetzelfde uit, maar ze reageren lang niet altijd hetzelfde op bepaalde situaties. En zo was het toch ook wel verrassend (en boeiend) om te ervaren hoeveel Belgen en Nederlanders op elkaar lijken en tegelijk van elkaar verschillen.

Ik merkte dat ik niet langer over onbeperkte hoeveelheden energie beschik en dat de taak daarmee fysiek zwaarder was dan ik had verwacht. Maar, natuurlijk, is dat ook het gevolg van hoe ik in elkaar zit. Ik heb de neiging me op allerlei zaken te storten die andere ‘tijdelijke’ voorzitters wellicht meteen op het ‘to do’ stapeltje van hun opvolger zouden hebben gelegd.

Maar ik merkte ook hoe verrassend welkom ik was en hoe (voor mij toch wel onverwacht) positief mijn collega’s op kantoor en in de gemeenten mij tegemoet traden en samen met mij dingen wilden oppakken.  Natuurlijk ben ik niet bij iedereen geliefd en gewaardeerd geworden. Er zijn ongetwijfeld mensen in de Belgische kerk die mijn soort humor niet altijd begrijpen en ik weet dat er ook wel hier en daar kerkleden zijn die vinden dat ik theologisch veel te liberaal ben. Vaak worden ze niet gehinderd door veel kennis van wat ik precies over allerlei zaken denk, maar dat zij zo. Maar ook vandaag heb ik weer op allerlei manier kunnen ervaren dat ik werd geaccepteerd, en echt deel ben geworden van de kerk in de België en Luxemburg.

Mijn opvolger, Jeroen, komt in een warm bad. Natuurlijk is hij geen jongere kopie van mij en gaat hij dingen anders aanpakken. Hij heeft andere (en misschien, meer) talenten dan waarover ik beschik, maar zal ook andere fouten maken dan ik heb gemaakt. Het wordt even wennen, voor hem en voor zijn collega’s, en voor de kerk in het algemeen. Hij zal ontdekken hoe ingewikkeld de kerk in België soms in elkaar steekt, maar ook hoeveel mogelijkheden en kansen er zijn.

Het is de bedoeling dat ik me de komende maanden nog met enkele dossiers zal bezighouden en ik zal ook het voorrecht hebben om eind april als buitengewoon afgevaardigde aan het uniecongres van de Frans-Belgische Unie deel te nemen. En als Jeroen er behoefte aan heeft om me af en toe eens te mailen en graag wil weten waarom ik in vredesnaam een bepaalde brief heb geschreven of met een bepaald voorstel akkoord ben gegaan, dan weet hij dat ik redelijk snel op mijn mail reageer! Maar, hij hoeft niet bang te zijn dat ik geen echt afscheid heb genomen.

Ik hoop, nu ik voor de tweede keer met emeritaat ga, weer wat meer tijd voor mezelf (en voor mijn vrouw en onze sociale contacten) te hebben. En er zijn enkele boeken die wellicht geschreven gaan worden, etc., etc.  Om te beginnen ben ik maandag een hele dag thuis (op een tandarts-afspraak na). Maar op dinsdag vertrek ik voor een weekje naar Beiroet. Daarover doe ik dan wel in mijn volgende blog verslag.

Ten slotte: Jeroen, het ga je goed. Veel zegen en veel inspiratie toegewenst. Geniet van de frites, maar vooral ook van de wijze waarop de mensen in België en Luxemburg je (zowel letterlijk als figuurlijk) zullen omarmen. Daar moet je als stijve Hollander wel even aan wennen!

 

 

Gaat God ons misschien verrassen?

 

Het zag er even niet naar uit dat ik dinsdagmiddag, na de tweedaagse vergadering van de Frans-Belgische Unie, uit Parijs zou kunnen vertrekken. Door de sneeuwval in Noord-Frankrijk was er een enorme verkeerschaos ontstaan op de wegen tussen Parijs en Lille en was ook het vlieg- en treinverkeer vanuit Parijs nagenoeg tot stilstand gekomen. Maar, ik had geluk. Rond drie uur stond er op het Gare-du-Nord een Thalys-trein klaar waarin iedereen met bestemming Brussel mocht instappen. Het was niet duidelijk wanneer hij zou vertrekken en hoe lang hij er over zou doen. Maar, zowaar, na een half uurtje wachten zette de trein zich in beweging, en met een iets lagere snelheid dan normaal kwam ik nog op tijd in Brussel aan om ook daar te kunnen vergaderen.

Maar veel spannender was natuurlijk wat er deze week in Rome gebeurde. Toen al aan het einde van de tweede dag van het conclaaf de witte rook naar omhoog kringelde, moesten de journalisten (die duidelijk niet allemaal erg veel van het onderwerp afwisten) nog even een uur zien vol te praten met veel niet ter zake doende details en nutteloze speculaties over wie de nieuwe paus zou worden. En warempel, het werd een verrassing, een Argentijnse paus die zich Franciscus I zou noemen. En dan nog wel een Jezuïet! En opnieuw iemand van maar liefst 76 jaar.  [Jaren geleden had de adventistische katholicisme-kenner Samuele Bacchiocchi al voorspeld dat Bergoglio een goede kans maakte om ooit paus te worden.]

Het valt mij steeds weer op hoeveel de Rooms-Katholieke Kerk en de Adventkerk op elkaar lijken. Beide kerken hebben een hiërarchische structuur met aan het hoofd één man die erg veel macht heeft.  In de katholieke kerk heeft men vrijwel steeds een Italiaan gekozen, met als uitzondering tot dusverre een Pool en de Duitser Ratzinger, oftewel Benedictus XVI.  De adventisten hebben tot nog toe steeds een Amerikaan gekozen als hun wereldleider, met één uitzondering, de vorige voorzitter Jan Paulsen, een Noor. De katholieke kerk kiest nu een leider uit een niet-westers land. Er is weinig profetisch inzicht voor nodig om te veronderstellen dat de volgende voorzitter van de generale conferentie ook waarschijnlijk uit een niet-westers land zal komen.  [En dan een stukje triviant dat voor oudere adventisten in Nederland misschien interessant is: net as de Nederlandse kerkleider F.J. Voorthuis heeft de nieuwe paus maar één long.]

Ik ben heel benieuwd naar het adventistische commentaar op deze pauskeuze. Ik neem aan dat er heel wat omineuze conclusies zullen worden getrokken uit het feit dat de 266e paus een jezuïet is. Want jezuïeten zijn onder adventisten nooit erg populair geweest. En ongetwijfeld zullen eventuele positieve hervormingen of drastische veranderingen overwegend worden uitgelegd als ‘schone schijn’.  De eerste reacties in die richting zijn al op het internet te lezen.

Ik denk dat het beter is om voorlopig een afwachtende houding aan te nemen. De op 17 december 1936 geboren Jorge Mario Bergoglio heeft zijn naam ontleend aan de stichter van de Franciscaner Orde uit de 12e eeuw, maar we moeten bij de naam ‘Franciscus’ wellicht ook denken aan de beroemde Spaanse jezuïtische missionaris Franciscus Xaverius, die in de 16e eeuw naar China vertrok om daar het evangelie te gaan verkondigen en die er, zeker voor die tijd, heel progressieve zendingsmethoden op nahield.

Zal deze nieuwe paus zijn kerk en de wereld verrassen, zoals ruim 50 jaar geleden de als ‘tussenpaus’ gedoodverfde Johannes XXIII al snel de wereld verraste door een concilie bijeen te roepen?  Zal hij een nieuwe wind door zijn  kerk laten waaien, of wordt het allemaal meer van hetzelfde?

Het lijkt me belangrijk dat adventisten alles wat in Rome gebeurt kritisch blijven volgen. Maar het is ook belangrijk om de details van het eindtijd-scenario niet al te gedetailleerd in te vullen.  Ooit verraste God de profeet Jona door een geweldige (zij het tijdelijke) verandering in Ninevé teweeg te brengen. Wie weet hoe God ons nog eens zal verrassen! Het zou zo maar kunnen.

 

Bang voor de dood?

 

[zondagmiddag, 10 maart] Soms leidt de ene gedachte tot de andere. Dat is ook het geval nu ik me in de Thalys naar Parijs aan het schrijven zet om deze blog te produceren. Vrijdagmorgen kocht ik bij ‘de Bruna’ in Harderwijk het vorig jaar verschenen boek van Ebbe Rost van Tonningen: In Niemandsland—De vader verloren, de moeder verstoten. Het is een aangrijpend boek van iemand die in het reine moet zien te komen met zijn verleden. Zijn vader was in de Tweede Wereldoorlog een vooraanstaand NSB-leider. Hij stierf onder nooit opgehelderde omstandigheden kort na het einde van de oorlog in de Scheveningense strafgevangenis. Zijn moeder, vaak ‘de zwarte weduwe’ genoemd, bleef het nationaalsocialistische gedachtengoed, tot aan haar dood enkele jaren geleden, vurig verdedigen en kwam daardoor vaak negatief in het nieuws. Zoon Ebbe deelde niet in de meeste ideeën van zijn ouders, maar hij droeg wel hun door velen gehate achternaam.  Dat beïnvloedde zijn leven en daarover schreef hij een boek. Ik heb het dit weekend tussen de bedrijven door voor ruim driekwart met grote interesse gelezen.

Al lezend moest ik denken aan het interview met de inmiddels hoogbejaarde, en tamelijk broos ogende, Willem Aantjes, dat ik een paar dagen geleden op tv zag. Ooit was hij een belangrijke leider in de ARP en speelde hij een voorname rol bij de totstandkoming van het CDA, waarin drie christelijke partijen hun krachten bundelden. Misschien had Aantjes ooit minister-president kunnen worden. Dat mocht niet zo zijn. Zijn carrière kwam abrupt ten einde toen er aanwijzingen boven water kwamen dat hij in de oorlog ‘fout’ was geweest en lid was geworden van de ‘Germaanse-SS’. Het bleek later allemaal wel wat genuanceerder te liggen dan aanvankelijk vooral door prof. Lou de Jong was beweerd, maar de loopbaan van Aantjes was definitief geknakt. Als troostprijs mocht hij de baas worden van de Nationale Kampeerraad.

Het interview met Aantjes werd voor mij vooral interessant toen hem heel persoonlijke vragen werden gesteld. De interviewer vroeg Aantjes of hij bang was voor de dood. Ik had verwacht dat het antwoord resoluut ‘nee’ zou klinken, want Aantjes heeft van zijn diepe christelijke overtuiging nooit een geheim gemaakt. Maar hij aarzelde geruime tijd voordat hij: ‘ja, toch wel’ zei. Op verdere vragen van de interviewer zei hij dat iemand die uit de streng-gereformeerde hoek komt nooit de onzekerheid over zijn uiteindelijk lot zal kwijtraken. God doet wat hem goeddunkt. Misschien heeft hij je voorbestemd om behouden te worden. Je hoopt het, maar je kunt het nooit zeker weten.

Toen ik dat zo beluisterde moest ik denken aan een gesprek dat ik eind vorig jaar had met een medisch specialist die veel patiënten uit Urk had behandeld. Zelf is hij niet gelovig, maar hij ging het onderwerp van het geloof niet uit de weg en hij vertelde me dat het hem erg verbaasd had dat veel van zijn patiënten uit Urk en omgeving, die terminaal ziek waren, zo bang waren voor de dood.

Het geeft te denken als mensen die elke zondag, vaak twee keer, in de kerk zitten, altijd maar blijven twijfelen aan de vraag of God hen straks wel zal accepteren.  Natuurlijk speelt bij de mensen uit Urk wel een aspect dat voor de dokter niet speelde: de overtuiging dat je voor altijd ‘verloren’ kunt gaan en in de eeuwig brandende hel in plaats van in de hemel kunt belanden.

Ik weet niet hoe vaak andere mensen aan de dood denken. Ik kan niet zeggen dat ik er steeds mee bezig been, maar de gedachte dat er straks een einde aan mijn leven komt, komt wel vaak even bij mij boven.  Want als je zeventig bent, ben je nu eenmaal wel ruim over de helft . . .  Maar ben ik er bang voor?  Dat is niet zo’n gemakkelijke vraag. Gelukkig ben ik in een christelijke traditie geworteld die van mening is dat een eeuwig brandende hel geen bijbels idee is.  Ja, natuurlijk, je kunt ‘verloren’ gaan.  Maar als je ‘deep down’ de keuze hebt gemaakt dat je op God wilt vertrouwen, dan komt het in orde.  Niet omdat je zelf zo goed bent. Ik denk dat ik wel een redelijk goed mens ben, maar ben ik goed genoeg om op eigen krachten door de Heer te worden geaccepteerd? Nee, ook niet als ik tien keer zo goed zou zijn. Gelukkig hangt het daar niet van af en daarom deel ik niet in de vrees van de Urker patiënten en van Willem Aantjes.

Maar, het is natuurlijk geen prettig idee dat je er straks niet meer zult zijn. Dat voelt niet fijn als je nog zin in het leven hebt en nog redelijk fit bent. En je vraagt je natuurlijk wel eens af of je straks de Ziekte van Parkinson  zult krijgen, of dat je langzaam aan een of andere rare kanker zult bezwijken. Maar, zomaar opeens, na een massieve hartaanval in elkaar zakken, is ook niet alles.  Volgens het christelijk geloof is en blijft de dood een vijand, waar je ontzag voor moet hebben. Maar datzelfde christelijke geloof zegt tegen Aantjes en de Urkers dat die vijand verslagen is voor wie de keus maakt voor Christus.

Het internet in de Thalys is te sloom om deze blog nu te kunnen ‘laden’. Ik doe dat straks in het Hotel Manet, waarover ik eerder wel eens wat kritische opmerkingen via mijn blog heb geuit. Nu eerst maar even de laatste zeventig bladzijden van het boek van Ebbe Ros van Tonningen uitlezen!

 

De poes van de paus

 

We zijn de afgelopen week wat meer op de hoogte geraakt van allerlei details van het leven van de paus die inmiddels emeritus-paus is. De media hebben ons uitgebreid ingelicht over zijn gezondheid, de herkomst van zijn rode kalfslederen schoenen, zijn toekomstige aanspreektitel, zijn ring en zelfs de hoogte van zijn pensioen (dat met 2.500 euro per maand wel heel ver onder de Balkenendenorm blijft).

Maar er waren twee details die mij in het bijzonder opvielen.  Nu Benedictus tijdelijk in een aardig optrekje buiten de stad Rome gaat wonen, voordat hij zijn flatje in een nonnenklooster betrekt, verhuizen niet alleen zijn boeken met hem mee, maar ook zijn piano en zijn poes. Ik had wel eens vaag gehoord dat Benedictus graag piano speelt, maar dat hij een kattenliefhebber is was mij onbekend. Dat detail heb ik inmiddels gecheckt en het blijkt inderdaad een feit te zijn. Het opmerkelijke daarbij is dat er nogal wat tegenstand was tegen het feit dat de paus destijds een eigen piano meebracht naar het Vaticaan en nog meer vanwege zijn plan om tegen alle Vaticaanse regels in een huisdier mee te nemen!

Dit soort details maken van Joseph Ratzinger, oftewel (emeritus)paus Benedictus XVI, een echt mens van vlees en bloed en niet alleen maar een vertegenwoordiger van een machtig instituut waarvoor je wellicht weinig bewondering kunt hebben. Het lijkt me goed dat we dat onderscheid maken. Volgens mails die mij de afgelopen week vooral vanuit Polen bereikten, vinden sommige (vele?) van mijn geloofsgenoten daar dat ik geen aardige dingen over de paus moet schrijven, want dat sticht verwarring. De man is immers niet los te denken van het instituut, en ja, op basis van de profetieën weten we wat dat voor een bedenkelijke macht is, etc. etc.

Het is natuurlijk waar dat je mensen niet geheel los kunt zien van de rol die ze in het leven spelen of hebben gespeeld—vooral niet als het om mensen gaat die op enig niveau leiding geven c.q. hebben gegeven. Maar het is toch belangrijk om te proberen in de eerste plaats de mens te zien en niet meteen het instituut dat ze  vertegenwoordigen.  Dat geldt zeker ook voor Benedictus XVI.

De geschiedenis zal oordelen over het zevenjarige pontificaat van de zojuist afgetreden paus. Velen vonden hem te orthodox en te star. Vaak vond men dat hij geen oog had voor de problemen van de gewone mensen en dat hij niet met zijn tijd meeging wat allerlei morele kwesties betrof. Ik weet genoeg van de geschiedenis van de rooms-katholieke kerk en van de manier waarop die kerk bestuurd wordt, van haar theologie en politieke aspiraties, dat ik bepaald niet op het punt sta om mij tot het katholicisme te bekeren. En ik betwijfel ook of deze paus de geschiedenis zal ingaan als een sterke, effectieve leider.

Maar ik zie niet alleen een man die gekleed in zijn indrukwekkend liturgische gewaden de mis opdraagt op het St. Pietersplein en die ruim een miljard gelovigen vertelt dat de pil en het condoom taboe zijn voor alle katholieken. Ik zie niet alleen iemand die steeds maar mensen heilig verklaart en de rol van Maria op een mijns inziens onbijbelse manier uitlegt.

Ik zie ook een heel toegewijd mens. Ik zie iemand die zich veel offers heeft getroost voor zijn ideaal dat hij zijn leven lang hoog heeft gehouden. Ik zie iemand die van boeken houdt, en graag schrijft.  En iemand die er plezier in heeft om achter de piano te schuiven en bij wie de zwart-witte kat Chico graag op schoot springt. Ik zie iemand die door sommige mensen gewoon Joseph wordt genoemd.

Ik hoop dat onze Heer straks Joseph Ratzinger in zijn hemels huis zal verwelkomen. En ik hoop dat ik dan de kans heb om hem te vragen hoe het komt dat hij aan bepaalde ideeën is blijven vasthouden en zijn Bijbel niet beter heeft gelezen.  En er zijn 1001 andere dingen die ik dan graag van hem zou willen weten.

Natuurlijk weet ik niet of ik die kans krijg. Dat hangt van twee dingen af. Allereerst gaat het erom dat ik straks door God wordt geaccepteerd, ondanks al mijn tekortkomingen. En het is natuurlijk de vraag of Benedictus door God zal worden binnengelaten, ondanks zijn verkeerde inzichten en alle fouten die hij als paus Benedictus en als de mens Joseph Ratzinger heeft gemaakt.  Maar één ding staat vast: God wil niets liever dan zowel mij als Joseph aanstonds welkom heten in zijn eeuwig huis (of mijn Poolse geloofsgenoten dat nu leuk vinden of niet).