Monthly Archives: Januari 2015

Urker vissers

 

Vanmorgen heb ik, voordat ik aan allerlei andere bezigheden begon, eerst een van de plaatselijke kappers bezocht. Hoewel het knippen in mijn geval een vrij overzichtelijk karwei is moet het toch zo eens in de drie of vier weken even gebeuren. Terwijl ik zat te wachten en van mijn kopje koffie—dat altijd direct wordt aangeboden—genoot, bedacht ik dat de kapsalon een ideale plek zou zijn voor een gijzeling. Het zou een koud kunstje zijn voor een teruggekeerde jihadist of voor een verwarde Zeewoldenaar om binnen te stappen met een al dan niet echt vuurwapen en de drie kapsters en de vier klanten te bedreigen, bijvoorbeeld in ruil voor een geheel verzorgde vakantie in een of andere luxe buitenlands oord.

In feite kunnen zich overal bedreigende situaties voordoen. Gisteren zat ik in Frankrijk in de TGV en later in de Thallys. Er zijn wereldwijd strenge controles voordat je in een vliegtuig kunt komen, maar niemand controleert of je met een verdacht pakketje of een verstopt pistool een snelle trein binnenstapt. Je ziet ook niet veel veiligheidsmaatregelen voordat je met je auto een ferry binnenrijdt. En wie weet wat er allemaal in de kofferbakken van de auto’s zit die op het autodek opeengepakt staan?

Het is natuurlijk onmogelijk om onze omgeving helemaal veilig te maken. Iemand kan het in zijn hoofd halen om de kerkgangers in een volle kerk op zaterdagmorgen te gijzelen, of zelfs een bloedbad aan te richten omdat hij/zij een ernstige grief heeft tegen de kerk of de voorganger. Je kunt gebouwen en evenementen natuurlijk bewaken, als er een reële kans op gevaar bestaat, zoals bijvoorbeeld synagoges soms een tijdlang extra bewaking moeten hebben. En het is soms ook nodig om bepaalde kerkelijke instellingen te beveiligen—zelfs adventistische kerkelijke instellingen. In sommige van die instellingen zijn er zelfs gewapende beveiligers. Maar helemaal veilig wordt het nooit.

Er kan je thuis wat overkomen doordat je een onhandige manoeuvre uitvoert, en zodra je een stap buitenshuis zet of op reis gaat, loeren er talloze gevaren. Je kunt er nooit van uitgaan dat jou niets zal overkomen en er is altijd reden om dankbaar te zijn als je weer veilig thuis bent gekomen en je weer een dag gespaard bent gebleven. Voor wie in God gelooft zal er altijd reden zijn om aan het einde van de dag even ‘dank u wel’ tegen God te zeggen.

Deze week zijn een paar Urker vissers in de buurt van Dover verdronken , nadat er een calamiteit was met hun boot. Op de provinciale nieuwszender TV Flevoland werd daar uiteraard meer aandacht aan besteed dan in de landelijke media. Een detail van het nieuwsbericht van gisteravond was opmerkelijk. Iemand vertelde dat Urker vissers, voordat ze op maandagmorgen in alle vroegte uitvaren, op zondagavond altijd even bij hun naast familie langsgaan om afscheid te nemen. Want je weet maar nooit . . .

Dat heeft wel wat: Er steeds even bij stil staan dat je niet weet wat je zal overkomen. Even afscheid nemen en dan gewoon de volgende dag uitvaren.  Misschien kunnen we wat dat betreft wel wat van de Urker vissers leren.

 

Van Eijk en zijn ‘rest’

 

Ons christelijk Nederland is hard op weg om onchristelijk te worden. Een recent onderzoek dat door medewerkers van de Nederlandse Protestantse Universiteit in Amsterdam werd uitgevoerd bleek dat er nu voor het eerst meer Nederlanders zijn die ronduit zeggen dat ze niet in God geloven dan landgenoten die ervan overtuigd zijn dat God echt bestaat. Er zit weliswaar een hele grote groep tussen de ‘gelovigen’ en de ‘ongelovigen’ die het gewoon niet weten of nog wel in ‘iets’ vaags geloven, maar het totaalplaatje wordt steeds duidelijker: het geloof in God is in Nederland niet meer vanzelfsprekend. En daarmee worden de kerken steeds maar leger en droogt de steun voor de kerk als instituut geleidelijk aan op.

De jaarlijks actie Kerkbalans liet dit jaar ook weer iets zien van de erosie van het belang dat mensen aan hun kerk hechten. De opbrengst van deze jaarlijkse interkerkelijke fondswervingsactie is dit jaar weer een paar procenten lager dan vorig jaar. Dit jaar brachten de leden van de deelnemende kerken in totaal zo’n 230 miljoen euro bijeen. Daarbij blijkt ook dit keer weer dat protestanten gemiddeld een stuk meer geven dan rooms-katholieken. Een Nederlands katholiek gezin geeft gemiddeld per jaar ongeveer 80 euro aan zijn kerk en een Nederlands protestants gezin ongeveer 200 euro.

Protestantse kerken als de PKN houden er rekening mee dat hun ledental en het kerkbezoek verder zal teruglopen, maar vooral uit de katholieke kerk komen pessimistische toekomstgeluiden. De aartsbisschop van Utrecht, monseigneur van Eyk, heeft onlangs laten weten dat hij denkt dat er van de ongeveer driehonderd parochies van zijn kerkprovincie er tegen 2020 nog zo’n twintig over zullen zijn.  Hij wijt die dramatische teruggang aan het steeds kleinere aantal priesterroepingen, het veranderde geefgedrag en vooral de geestelijke vervlakking.

De aartsbisschop oogstte nogal wat kritiek. Hij wordt ervan beschuldigd dat hijzelf een onderdeel is van het probleem. Hij lijkt een kleinere kerk helemaal niet zo erg te vinden. Hij heeft liever een kleine kerk van trouwe (en vooral heel orthodoxe en gehoorzame) gelovigen dan een grotere kerk van mensen die zelf willen nadenken en op bepaalde punten de regels voor geloof en gedrag die vanuit Rome komen volgens hun eigen interpretatie willen volgen. Je zou kunnen zeggen dat de aartsbisschop een soort kerkvisie heeft waarin hij uitgaat van een ‘rest’ die overblijft nadat het kaf van het koren is gescheiden. Veel van zijn kerkleden vinden dat echter een totaal verkeerde insteek. De kerk moest volgens hen een geestelijk huis zijn dat aan zoveel mogelijk mensen een geestelijk onderdak biedt en waar de boodschap van onze Heer op een manier wordt doorgegeven die door eigentijdse mensen—ouderen en vooral ook jongeren—kan worden begrepen. De aartsbisschop lijkt dat niet te kunnen of te willen begrijpen.

Helaas is de aartsbisschop niet de enige kerkleider die er deze manier van denken op nahoudt. Er zijn parallellen aan te wijze tussen hem en leiders die ik in eigen adventistische kring ken. Ook ‘bij ons’ is de vraag pregnant: Willen we er door eigen toedoen toe bijdragen dat er slechts een kleine groep ‘echte’ gelovigen overblijft, of willen we alles uit de kast halen om het evangelie zo te vertalen dat het niet alleen richting maar ook ruimte en vrijheid biedt?  Voor mij is die keuze duidelijk. Ik kies voor het laatste.

 

België, Rome, etc.

[Maandagmorgen 19 januari]  Ik zit weer achter mijn bureau in Zeewolde. Meestal schrijf ik mijn wekelijkse blog op donderdag of vrijdag, maar het kwam er aan het einde van vorige week niet van.  Mijn vrouw en ik waren het weekend weer eens in België. We logeerden bij vrienden bij wie we altijd meer dan genoeg stof hebben voor lange gesprekken. Op zaterdagmorgen had ik het genoegen om in de Adventkerk in de Antwerpense Lange Lozanastraat te mogen preken. Op zondag was er een studiedag in Brussel over de rol van de vrouw in de kerk. De kerkleiding in België had twee sprekers uitgenodigd:  Dr. Jan Barna (een docent van Newbold College in Engeland) en mij.  Ik had het ochtendprogramma toebedeeld gekregen en had als opdracht het probleem van de inzegening van de vrouw binnen de Adventkerk vooral historisch te belichten, terwijl Barna zich ’s middags kon richten op de bijbels-theologische aspecten.

Aan de hand van een power point presentatie heb ik geprobeerd de achtergronden in kaart te brengen. Daarbij ben ik vooral ingegaan op de vraag: Hoe kon dit zo’n enorm probleem worden en zoveel controverse te weeg brengen? Wat zijn de recente ontwikkelingen en hoe zal het nu verder gaan?

De studiedag die we gisteren hadden was een duidelijke illustratie van het beeld dat zich op tal van plaatsen wereldwijd in de Adventkerk laat zien. Er zijn verschillende kampen die zich elk in hun loopgraven hebben verschanst. Van tijd tot tijd steekt iemand zijn  hoofd uit zijn loopgracht omhoog en voert een salvo af op de vijand (ik kies dat woord met opzet, want er is sprake van felle strijd) en daarna trekt men zich weer in de eigen positie terug. Er wordt nauwelijks naar elkaar en naar elkaars argumenten geluisterd.

Jan Barna benadrukte in zijn bijdrage vooral dat voor- en tegenstanders van de inzegening van vrouwelijke predikanten elk hun eigen manier hebben om met de Bijbel om te gaan. De ene partij vindt dat de Bijbel overduidelijk is: de vrouw heeft in de kerk niet hetzelfde gezag als de man. De andere partij is ervan overtuigd dat je de principes van de bijbelse boodschap moet vertalen naar deze tijd. En dan is het ook volgens hen heel duidelijk: net zoals slavernij en polygamie hebben afgedaan, kan er ook geen sprake meer zijn van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

In België ligt de kwestie gevoeliger dan over het algemeen in de kerk in  Nederland het geval is. De etnische en culturele samenstelling van de Adventkerk in België is veel gecompliceerder dan in Nederland en het feit dat België veel meer doordrenkt is van de katholieke cultuur heeft er ongetwijfeld ook te maken. Maar, al met al, was het gisteren een goede dag en er waren toch ook wel enkele mensen die aan het einde van de dag tegen me zeiden dat ze over sommige dingen nog eens goed moesten nadenken.

Maar nu, op maandagmorgen moet ik me weer gaan concentreren op andere dingen. De deadline voor een artikel voor het blad Contact is 20 januari. Het artikel is daarom het eerste item voor mijn programma. Daarnaast moet ik me  verdiepen in de details van de seniorenreis naar Rome die gepland staat voor 30 april tot 7 mei.  Mijn collega Hans Ponte zou bij deze reis de reisleider zijn, maar zijn vertrek naar zijn nieuwe post in Curacao maakt dat onmogelijk. Ik heb er met enige aarzeling in toegestemd zijn taak over te nemen. Ik begin er trouwens zin in te krijgen. Nu hij het meeste voorbereidende werk heeft gedaan, is het allemaal ook niet zo erg ingewikkeld! (Tussen haakjes: er zijn nog een paar vrij plaatsen. Voor info, stuur een mailtje naar admseniorenreis@yahoo.com)

Voor wat later in de week staat een concert in het Amsterdamse Concertgebouw op het programma. We hebben daarvoor kaarten gekregen van de gastdirigent die daar deze week een aantal concerten dirigeert. Het is de Zweedse maestro Herbert Blomstedt, die zijn hele leven al een actief lid is van de Adventkerk.

En verder zijn er nog meer dan voldoende dingen die van de komende week een ouderwets ‘volle’ week zullen maken. Ook voor de komende dagen geldt: Over gebrek aan afwisseling kan ik niet klagen.

Je suis Charlie

 

Ik herinner mij een gesprek dat ik jaren geleden had met dr. B. B. Beach.   We waren beiden zeer actief op het gebied van de promotie en verdediging van godsdienstvrijheid.  Bert Beach beheerde die portefeuille op het wereld-hoofdkantoor van de Adventkerk in de VS en ik was zijn ‘counterpart’ in een deel van Europa en enkele andere gebieden. Het gesprek ging over Scientology. Ik was er nogal verbaasd over dat Beach opkwam voor de rechten van deze beweging in een bepaald land (ik ben vergeten waar het was.)  Ik suggereerde dat het wellicht geen goede PR zou zijn voor een adventistische organisatie als de onze om de rechten van de scientologists te verdedigen. Zijn antwoord is mij altijd bijgebleven. Hij zei: ‘Het is niet zo moeilijk om je sterk te maken voor de rechten van mensen met wie je het goeddeels eens bent en die jouw sympathie hebben. Maar als je een echte voorstander van geloofs- en godsdienstvrijheid bent, kom je ook op voor mensen die een standpunt huldigen dat je tegenstaat of die je ronduit onsympathiek vindt.’

Ik moest daaraan denken toen woensdag j.l. de media bol stonden van de berichtgeving over het vermoorden van leden van de staf van het Franse weekblad Charlie Hebdo en van enkele politieagenten.  Natuurlijk ben ik het volkomen eens met alle weldenkende mensen die zeggen dat vrijheid van meningsuiting een groot goed is en dat er nooit een geldige reden kan zijn om mensen uit de weg te ruimen die zich tegen jouw geloof of cultuur verzetten.  Aan de andere kant mag een afschuwelijke gebeurtenis als deze ook geen aanleiding zijn om alle moslims in een kwaad daglicht te stellen en anti-islam acties te  gaan organiseren. Ik moet erkennen dat er een flink aantal elementen zijn in de islam die ik niet sympathiek vind. Maar ik herinner mij de woorden van mijn mentor en vriend Beach: ‘Je bent pas echt een verdediger van godsdienstvrijheid als je die vrijheid ook voluit gunt aan mensen die qua mentaliteit ver van je afstaan.

De medewerkers van een blad als Charlie Hebdo moeten zonder gevaar kunnen schrijven en tekenen wat ze willen. Maar ik vind het verkeerd als men de spot drijft met de geloofsovertuiging van een ander. De meeste cartoons in Charlie Hebdo kunnen mij dan ook niet bekoren. Ik kan er niet om lachen. Als christen stoort het mij ook als men geen respect toont voor mijn geloof en voor de Stichter daarvan.Het stoort mij als mensen de spot drijven met, of respectloos schrijven en spreken over andere christelijke geloofsgemeenschappen, inclusief het rooms-katholicisme. Kritiek is natuurlijk geoorloofd—en anderen mogen ook kritiek  hebben op de geloofskeuze die ik heb gemaakt. Maar er moet ten allen tijde respect zijn voor de ander. Dat mag je ook vragen aan niet-moslims die geen waardering hebben voor de islam en voor Mohammed.

Helaas verstoort een gebeurtenis als die van afgelopen woensdag de toch al gespannen verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen—in een land als Frankrijk met een heel grote moslimgemeenschap, maar ook in ons land. De schuldigen moeten hun straf krijgen. Maar de enige lange-termijn oplossing is respect voor elkaar, ook als men het radicaal oneens is. Want gebrek aan respect leidt onvermijdelijk tot geweld.

 

Goede voornemens en plannen

 

[2 januari, 2015] Ik heb al heel wat jaren op 1 januari ongeveer dezelfde goede voornemens. Meestal komt er heel weinig van terecht. Er is niets spectaculairs bij mijn voornemens en ze verschillen niet veel van die van miljoenen andere Nederlanders. Ik heb niet het plan om een trektocht door China te maken of van vissen mijn hobby te maken.

Natuurlijk zou het goed zijn als ik meer lichaamsbeweging had en ook een paar overtollige kilo’s zou verliezen.  Ik zou meer aandacht moeten besteden aan ons sociale leven en ook meer tijd moeten inruimen voor geestelijke verdieping. En er zijn ook minder gewichtige zaken die verbetering behoeven. Ik zou mijn bureau wat ordelijker kunnen houden, zodat ik minder vaak stapels papier moet doorbladeren om iets terug te vinden. Ik zou mijn auto wat regelmatiger kunnen (laten) wassen en ik zou er eens een gewoonte van kunnen maken om, als ik een nieuw apparaat koop, eerst de gebruiksaanwijzing te lezen. Ik zou ook moeten proberen het geduld op te brengen om het boek dat alle functies van mijn i-phone uitlegt eens grondig te bestuderen.  Maar waarschijnlijk zit ik volgende week al weer zo vast in de routines van een nieuw jaar dat alles zo ongeveer bij hetzelfde blijft.

Eigenlijk hoop ik ook dat het nieuwe jaar niet zo veel zal verschillen van voorgaande jaren.  Als je ouder wordt weet je dat niet alle dingen altijd maar op dezelfde manier en in hetzelfde tempo zullen doorgaan. Toch hoop ik dat dit nog wel een flinke tijd het geval zal zijn. Als ik hoor over alle uitdagingen in ons land op het gebied van ‘de zorg’ is het mijn vurige wens dat mijn vrouw en ik in 2015 nog niet bij het gemeenteloket om zorg hoeven aan te kloppen.

Ik hoop dat ik in 2015 actief kan blijven op verschillende terreinen: het regelmatig preken en het houden van seminars, hier en daar.  In januari begint dat in elk geval al met enkele preken in Nederlandse gemeenten, een presentatie in Brussel over de geschiedenis van de discussie over de inzegening van vrouwelijke predikanten,  en een seminar voor predikanten in Zuid-Frankrijk.

Ik hoop ook dat ik inspiratie blijf houden voor het schrijven van artikelen en boeken. Ik zie op mijn meest recente to-do lijstje o.a. een deadline voor een artikel voor Contact. Het werk aan een nieuw dagboek vordert intussen gestaag.  Op Oudejaarsdag kwam, met een viertal nieuwe meditaties, de teller van de  voorlopige versie van het nieuwe dagboek op 278 dagen. In de komende maanden moeten er dus nog een kleine honderd volgen en dan moet de ruwe versie worden bijgeschaafd tot het uiteindelijke product.

Ik beleef ook veel voldoening  aan vertaalprojecten. In de afgelopen twintig jaar heb ik voor de Amerikaanse uitgeversmaatschappij Eerdmans de Engelse vertaling van een achttal Nederlandse theologische en historische boeken verzorgd. Zij hebben me zojuist een nieuw project toevertrouwd. Omdat het nogal omvangrijk is, is een deadline in 2016 afgesproken.

De meeste activiteiten die voor 2015 gepland staan en die daar mogelijk nog aan toe worden gevoegd naarmate het jaar vordert, zullen te maken hebben met de kerk die al mijn leven lang het middelpunt van mijn bestaan is. Ik kijk naar de Adventkerk met een mengeling hoop en vrees. Ik ben hoopvol gestemd, omdat ik veel goede initiatieven zie (ook vooral in eigen land), maar de enorm toegenomen wereldwijde polarisatie en verrechtsing in een groot deel van mijn kerk stemt me somber. Ik hoop dat een aanzienlijk deel van de topleiding van de kerk vervangen zal worden tijdens het wereldcongres dat in juli in San Antonio (VS) zal worden gehouden en dat er mensen zullen worden gekozen die willen inzetten op eenheid in verscheidenheid en verdraagzaamheid.

Aan het begin van een nieuw jaar zijn alle voornemens en plannen voorwaardelijk. Over alles hangt het ‘zo de Heer wil.’ Daarom is het zaak om kleine stapjes te blijven nemen, en zin te geven aan, en te genieten van, één dag tegelijk. Maar op de achtergrond blijft de hoop dat er nog heel veel nieuwe dagen zullen volgen.

Een paar dagen geleden zag ik toevallig een stukje van een uitzending van Max (overigens niet bepaald mijn favoriete omroeporganisatie). Bij de gasten van een of ander onvermijdelijk praatprogramma was er een echtpaar van respectievelijk 101 en 100 jaar oud. Ze straalden een ongelooflijke vitaliteit uit.  Even dacht ik: ik hoop dat Max over dertig jaar nog bestaat en dat ze mijn vrouw en mij dan kunnen interviewen! (Maar dan moet ik misschien in 2015 toch maar wat meer gebruik maken van mijn hometrainer die in 2014 niet aan enige slijtage onderhevig is geweest.)