Monthly Archives: Februari 2016

1 Korintiërs

 

Ik kan mijzelf natuurlijk niet op één lijn stellen met de apostel Paulus, maar er zijn toch wel een paar punten van overeenkomst tussen ons beiden. Een daarvan is dat zowel Paulus als ik ijverig onze pen hanteren. Paulus schreef brieven. Hoeveel hij er schreef weten we niet, maar een aantal kunnen we nog steeds raadplegen, want die zijn in onze Bijbel terechtgekomen. Sindsdien hebben honderden miljoenen mensen ze kunnen lezen. Toch moeten we bedenken dat de oorspronkelijke ontvangers niet erg talrijk waren. Paulus stuurde zijn brieven naar gemeenten die hooguit misschien een paar honderd leden telden, verdeeld over een aantal huisgroepen. Ze werden waarschijnlijk wel gedeeld met naburige gemeenten, maar het bereik van de brieven was toch tamelijk beperkt.

Ik schrijf o.a. mijn  wekelijkse blog. Die stuur ik vervolgens digitaal de wijde wereld in. Tot mijn verbazing zijn er lezers in de verste uithoeken van de wereld, tot in China, Zuid-Amerika, Japan en IJsland toe. Zonder pochen kan ik vaststellen dat ik meer lezers heb dan Paulus destijds. (Ik moet wel onder ogen zien dat de houdbaarheidsdatum van wat ik schrijf wel wat korter zal blijken te zijn dan die van Paulus’ brieven.)

Paulus schreef zijn brieven naar christengemeenten die hij goed kende. Mijn blogs bereiken hoofdzakelijk mensen in de geloofsgemeenschap die ik goed ken, namelijk de Adventkerk.  Paulus was vaak kritisch ten aanzien van wat hij had gehoord over het leven en het geloof in die gemeenten  en het zal wie mijn blogs leest niet zijn ontgaan dat ik mij ook vaak kritisch uitlaat over allerlei dingen in mijn kerk. Maar ik zal de parallel verder laten voor wat deze is. Het was niet meer dan aan bruggetje om mij bij mijn ‘boodschap’ van deze week te brengen.

Onlangs las ik de eerste brief van Paulus aan de kerk in Korinte nog eens door. Het valt me altijd weer op hoe nuttig het is om een bijbelboek in zijn geheel te lezen, liefst in één keer. Misschien is dat bij bijbelboeken als de Psalmen of Ezechiël  wat lastig, maar bij een brief als 1 Korintiërs is dat goed te doen.

Paulus had nogal wat vervelende dingen te zeggen aan de kerkleden in Korinte. Er was daar van alles en nog wat aan de hand. Er was een enorme verdeeldheid onder de mensen. Ze hadden allemaal hun favoriete leider (1:11, 12). Maar dat was niet het enige. Er was sprake van immoraliteit, op een schaal die zelfs buiten de kerk niet voorkwam maar binnen de gemeente kennelijk normaal werd gevonden (5:1, 2). De gemeenteleden spanden ook rechtszaken tegen elkaar aan (6:1).  Er waren ongeregeldheden tijdens de kerkdiensten (hoofdstuk 11) en ernstige dwalingen ten aanzien van een kernpunt van het christelijk geloof. Sommige gemeenteleden ontkenden zelfs dat er ooit een opstanding zou zijn (15:12).

Ik zou zeggen: Lees de brief nog maar eens helemaal door. Nadat ik de zestien (meest korte) hoofdstukken weer eens had gelezen, was mijn conclusie: zo bont maken de meeste gemeenten van nu, die ik ken, het gelukkig niet!

Het is belangrijk om na de hele brief te hebben gelezen nog weer even terug te gaan naar het eerste hoofdstuk. Paulus begint zijn epistel namelijk zo: ‘Ik dank mijn God steeds, omdat hij zo goed voor jullie is. Hij heeft ervoor gezorgd dat jullie in Jezus Christus gingen geloven. Dankzij Jezus Christus hebben jullie veel bijzondere krachten van de heilige Geest gekregen. Want jullie spreken de woorden van de Geest, en jullie hebben bijzondere kennis. Daaraan is te zien hoe sterk jullie geloven in het goede nieuws over Jezus Christus. En nu wachten jullie op zijn terugkeer uit de hemel. Onze Heer Jezus Christus zal jullie kracht geven tot het einde. En op de dag dat hij terugkomt, zullen jullie gered worden. Want dan zal er bij jullie niets verkeerds te vinden zijn. Jullie kunnen op God vertrouwen. Hij heeft jullie uitgekozen om met elkaar een eenheid te vormen. Samen zijn jullie de kerk van zijn Zoon, onze Heer Jezus Christus’ (1:4-9, BGT).

Ja, Paulus heeft kritiek op de Korintiërs. Maar zij zijn, ondanks al het negatieve, de gemeente van Christus, waarmee het uiteindelijk toch goed komt. Alle reden dus voor mij om ook positief te blijven en erop te vertrouwen dat het uiteindelijk ook goed komt met mijn kerk—ook al zie ik soms heel veel dingen waarmee ik veel moeite heb!

 

IKEA en LEGO

 

Ik heb een haat-liefde verhouding met IKEA.  Aan de ene kant heb ik een geweldige bewondering voor het IKEA-concept en voor de grondlegger van het wereldwijde IKEA-imperium. De Zweed Ingvar Kamprad richtte het bedrijf op in 1943. Hij was toen 17 jaar oud.  De naam van het bedrijf—IKEA—is een samenstelling van Kamprads initialen (I en K) en de eerste letters van Elmtaryd en Agunnaryd (E en A), respectievelijk de boerderij en het dorp waar Kamprad opgroeide. Het kleine bedrijfje van zo’n zeventig jaar geleden is inmiddels uitgegroeid tot een mammoet-onderneming met 349 blauw-gele superwinkels in 43 landen.

Tot zover niets dan lof. Maar een bezoek aan een IKEA-winkel is een gemengde ervaring. De koffie is prima en de gehakballetjes (köttbullar) blijven een lekkernij. Het restaurant is dan ook altijd een goed begin voor een IKEA expeditie. En bij de aparte winkel met Zweedse eetwaren—na de kassa—kun je de lekkerste potjes haring van Europa vinden. (Vooral de haring met mosterdsaus is aan te bevelen.) Maar tussen die twee momenten zit je wel vast aan een ferme wandeling door de hele winkel, ook al weet je al precies waar je wilt zijn en wat je wilt kopen.

Deze week was het weer eens zover. Het doel was een tv meubel te kopen, met nog wat kastjes eraan vast. Uiteindelijk viel de keus op iets uit het Bestå assortiment. Gelukkig was het niet druk en was er een behulpzame IKEA-employee die precies voor ons uitploos welke onderdelen we moesten hebben, inclusief deurtjes, scharnieren, pootjes etc.  Mijn blinde vertrouwen in deze goede man bleek echter wat voorbarig, want toen ik thuis een en ander in elkaar ging zetten, bleken er helaas vier pootjes te mankeren. En dus was ik genoodzaakte de dag daarop weer een wandeling door de gehele IKEA-vestiging te maken!

Na een vijftal uurtjes montagewerk was de klus succesvol geklaard, maar ik voel nu—drie dagen later—nog steeds de stijfheid in mijn ledematen vanwege de ongewone lichaamshouding die ik bij deze activiteiten moest aannemen.

Een dergelijk karwei noopt echter ongemerkt toch ook tot enige bezinning. Want ik bedacht, al draaiend aan allerlei slimme schroeven, dat de IKEA-wereld misschien wel wat lijkt op de Adventkerk.  Boeken zijn belangrijk in de Adventkerk, net als bij IKEA. Wie kent niet de jaarlijkse IKEA-catalogus, die in tientallen miljoenen exemplaren wordt gedrukt? In veel gezinnen wordt die nauwlettender gespeld dan de Bijbel.

IKEA heeft een duidelijk herkenbaar profiel en elke vestiging ziet er hetzelfde uit, zowel van binnen als van buiten. Weliswaar hebben de kerkgebouwen van de Adventkerk allerlei vormen en maten, maar de Adventkerk streeft wereldwijd ook naar een herkenbare identiteit en een grote mate van gelijkvormigheid. Zoals in alle IKEA-winkels het aanbod precies hetzelfde is, is het ook de strategie van de Adventkerk om overal ter wereld hetzelfde product aan te bieden.

En er is nog wel iets wat een treffende overeenkomst oplevert. Als je bij IKEA een product koopt en het vervolgens mee naar huis neemt, kun je er niets meer aan veranderen. Het product is voor je bedacht, het heeft bepaalde afmetingen en kleuren, enz., en daar moet je dan tevreden mee zijn. Zo is het ook met wat je in de Adventkerk ‘koopt’—je krijgt een product dat door het kerkelijk apparaat is gedefinieerd en daar kun je vervolgens niet je eigen verbeeldingskracht op loslaten.

Wat dat betreft voel ik zelf eigenlijk meer voor een soort LEGO-aanpak dan voor het IKEA-model.  De formule van dit Deense speelgoedbedrijf  is ongekend. Elke bewoner van onze planeet heeft gemiddeld nu ruim 100 lego-steentjes in zijn bezit. En het veelzijdige speelgoed heeft inmiddels ook allerlei ‘serieuze’ toepassingen gekregen. De steentjes hebben een vaste vorm en formaat meegekregen, maar verder kun je ze stapelen, schakelen of combineren, enz., zoals je wilt.

Een kerk die bouwsteentjes aanlevert waarmee je zelf op allerlei manieren kunt bouwen spreekt mij meer aan dat een kerk die alleen maar vaste producten levert.  Zowel IKEA als LEGO zijn geweldige concepten, maar als ik ze aan de kerk koppel heeft LEGO mijn voorkeur!

 

Kangoeroes en de Zondvloed, enz.

 

Er is geen land in de wereld dat zulke vreemde en unieke dieren heeft als Australië. Daarbij denken we natuurlijk meteen aan de kangoeroe, die zelfs het nationale symbool is van het land en dus ook de staart van het Qantas-vliegtuig tooide waarmee mijn vrouw en ik eerder deze week van Melbourne naar Singapore vlogen.

De kangoeroe is slechts een van een groot aantal buideldieren. De koalabeer is een ander bekend voorbeeld. Het feit dat deze dieren alleen in Australië voorkomen is een lastig probleem, zowel voor voorstanders van evolutie als voor de verdedigers van een schepping naar bijbels patroon. Ik vroeg me bij het zien van de hoppende kangoeroes en wallaby’s rond ons hotel in Tasmanië stilletjes af hoe deze dieren destijds naar de ark van Noach waren gehopt, en weer terug waren gekomen zonder elders ook maar een spoor achter te laten.

Volgens evolutionisten was Australië tientallen miljoenen jaren geleden een deel van een super-continent (Gondwana). Dat viel op een gegeven moment uiteen en Australië dreef weg. Bepaalde diersoorten werden elders (bijv. in Afrika en Zuid-Amerika) door natuurlijke vijanden verdrongen, terwijl ze zich in Australië wegens het ontbreken van deze vijanden ongestoord konden ontwikkelen! Dat zou het feit verklaren dat alleen Australië marsupialia (buideldieren) heeft. Tja, ik ben er niet bij geweest.

Het ligt voor de hand om meteen ook te denken aan Charles Darwin die met zijn Beagle in 1835 bij de Galapágoseilanden terechtkwam en constateerde dat tientallen soorten broedvogels en veel soorten reptielen alleen daar voorkomen. Wat Darwin toen zag leverde hem een aantal belangrijke inzichten op die, volgens hem, onmiskenbaar wezen in de richting van evolutie.

Bijna twintig jaar geleden was ik in het kader van een kerkelijke opdracht een maand op Madagaskar. Daar maakte ik toen kennis met de enorme diversiteit aan flora en fauna op dit eiland (ongeveer ter grootte van Frankrijk) in de Indische Oceaan. Een groot deel van de vlindersoorten die er in de wereld zijn komt alleen op Madagaskar voor. Datzelfde geldt o.a. voor zo’n 1000 soorten orchideeën, 300 kikkersoorten, en ontelbare insecten. De bekendste diersoort die uniek is voor Madagaskar is waarschijnlijk de lemur, een aapachtig zoogdier dat de meesten van ons alleen kennen van bezoeken aan de dierentuin. Ook hier lopen we tegen vragen aan die xowel voor evolutionisten en creationisten een flinke uitdaging vormen.

Ik weet niet of ik ooit een bevredigende verklaring zal horen voor dit soort verschijnselen in de natuur. Ik geloof niet dat de evolutionist het laatste antwoord op al dit soort vragen heeft, maar ik kan ook niet goed uit de voeten met een schepping in zes letterlijke dagen, zo’n 6.000 tot 10.000 jaar geleden, een een ‘recente’ wereldwijde vloed.

Veel dingen die we in de natuur zien gaan ons beperkte verstand te boven. Tijdens een vakantie in de VS reden mijn vrouw en ik eens langs de Pacific Highway in Californië. Plotseling zagen we een groot aantal auto’s geparkeerd en drommen mensen die over een reling naar iets op het strand stonden te kijken. Op een klein stukje strand van hooguit enkele honderden meters bij Priedas Blanca was nauwelijks nog een korrel zand te zien, vanwege de meer dan 15 duizend walrussen (elephant seals) die daar ook dat jaar weer waren neergestreken om hun jongen te krijgen.  Deze reusachtige dieren, die vaak een paar ton wegen, komen elk jaar weer precies naar dit piepkleine stukje strand. Welk mechanisme is er in hun walrussenbrein ingebouwd dat hen steeds weer naar exact dezelfde plek drijft?

Twee weken geleden genoten we van een bezoek aan Phillip Island, een eiland met een oppervlakte van ongeveer 100 vierkante kilometer op een afstand van 140 kilometer ten zuidoosten van Melbourne. Ons doel was te zien hoe de kleine blauwe pinguïns daar ’s avonds aan land komen. We lazen op de aankondigingsborden dat ze die avond werden verwacht op 20.57 uur. Ik vroeg me af hoe men dat zo precies kan voorspellen. Deze kleine gevleugelde vrienden die altijd tot onze verbeelding spreken, zwemmen overdag tot wel 15 of 20 kilometer de zee in om ’s avond terug te komen met voedsel voor hun jongen. Om 20.56 u. waggelde de eerste pinguïn het strand op, spoedig gevolgd door zo’n 1.500 soortgenoten. Ze wachtten het moment af dat de omstandigheden (vooral qua licht) het gunstigst waren om veilig aan land te gaan, met het minste gevaar van grote roofvogels. Ze weten dan feilloos hun nest te vinden, in een holletje soms wel twee kilometer vanaf het strand. Een onvergetelijke belevenis.  Maar hoe is het mogelijk dat deze dieren elke dag weer precies op tijd en precies op dezelfde plek hun nest kunnen vinden?

De natuur roept veel vragen op. Maar er zijn zoveel wonderlijke en schitterende dingen dat ik toch wel eerder aan een creatieve goddelijke Macht denk dan aan een door louter toeval gestuurd proces. Hoe God alles geschapen heeft blijft voor ons (geloof ik) een raadsel. De Bijbel vertelt mij niets over kangoeroes, lemurs en walrussen en over de ‘fairy penguïns’ op het Australische Phillips Island. Maar ik concludeer er wel uit dat God er, als Schepper, op de een of andere manier rechtstreeks mee te maken had en heeft.

 

Een merkwaardig conflict

 

Ik ken Gilbert Valentine als een scherp historicus en talentvol schrijver. Ik denk daarbij o.a. aan zijn boek The Prophets and the Presidents (Pacific Press, 2011), waarin hij een boeiend relaas biedt van de nogal gecompliceerde relatie van Ellen G. White en een drietal voorzitters van de wereldwijde Adventkerk in haar dagen. Het schetst een heel menselijk beeld van Ellen White, haar gevoelens ten opzichte van bepaalde personen en de manier waarop zij de besluitvorming van de kerk probeerde te beïnvloeden—en soms zelfs te manipuleren.

Een paar dagen geleden kwam ik voor het eerst een ander boek van hem tegen op een verborgen plekje in het Adventist Book Center in Melbourne: The Struggle for the Prophetic Heritage. De ondertitel geeft heel duidelijk aan wat het onderwerp is: Issues in the Conflict for Control of the Ellen G. White Publications, 1930-1939. Het werd in 2006 uitgegeven door het onderwijsinstituut in Thailand waar Valentine toentertijd docent theologie was.

Gilbert Valentine vertelt in dit boek in detail de geschiedenis van het conflict tussen de kerkleiding en degenen die verantwoordelijk waren voor het beheer van de literaire erfenis die Ellen White naliet toen zij in 1915 stierf. Het betrof niet alleen de rechten van de boeken die tijdens haar leven werden uitgegeven, maar ook een massa brieven, dagboeken en andere nooit uitgegeven documenten. Het was niet duidelijk wie nu precies de erfgenamen waren en er dus over konden beslissen. William C. White, de oudste zoon van Ellen White en een van degenen die Ellen White in haar testament had aangewezen om na haar dood voor haar geschriften te zorgen, beschouwde in elk geval zichzelf als erfgenaam en dus als eigenaar van een deel ervan. Hij vond daarom dat hij zou mogen beslissen wat er alsnog zou worden uitgegeven. De leiding van de kerk was het daarmee absoluut oneens en wilde eigenlijk liever dat er verder niets in druk zou verschijnen naast datgene wat Ellen White tijdens haar leven had gepubliceerd.

De kwestie werd vooral verder gecompliceerd door het feit dat Ellen White op het moment van haar overlijden een aanzienlijke schuld had. De kerk wilde daarvoor niet opdraaien en dwong de erfgenamen allerlei bezittingen (waaronder haar huis in Californië) tijdelijk aan de kerk over te dragen, totdat er voldoende inkomsten van haar boeken zouden zijn ontvangen om de schuld af te lossen.

Wie nieuwsgierig is naar het hele verhaal van het (soms bittere) conflict tussen de beheerders van de literaire nalatenschap van Ellen White en de kerkelijke leiding, moet beslist Valentine’s boek lezen. Voor de meeste lezers van deze blog is het misschien lastig om alsnog een exemplaar te bemachtigen. Ik zocht er tevergeefs naar op amazon.com en op de website van Adventist Book Center. Maar ik ontdekte dat het boek kan worden gedownload via: http://www.restoringtheoldpaths.com/uploads/Struggle_for_the_prophetic_heritage__2_.pdf.

Voor sommige lezers is dit boek misschien moeilijk te verteren kost. Hoe kwam het dat het tot 1939 zou duren voordat een bevredigende oplossing zou kunnen worden gevonden voor de vraag wat er verder met de niet-gepubliceerde documenten, die in belangrijke mate de inzet vormden van het conflict, moest gebeuren?  Vooral William White komt dikwijls in het verhaal tevoren als een eigenzinnige man, die er moeite mee had te erkennen dat het werk van Ellen White het ‘bezit’ was van de kerk en niet van hem en zijn familie.

Ik dacht dat ik aardig goed op de hoogte ben van de meeste aspecten van de geschiedenis van het adventisme, maar dit boek vulde beslist een gat in mijn kennis. Maar het verontrustte me niet. Ellen White was geen heilige en haar zoons evenmin. En ook de kerkleiders van de periode die Valentine beschrijft waren verre van volmaakt. En dat geldt ook voor de meesten van ons vandaag en zeker voor mijzelf. Maar desondanks zijn we allemaal deel van iets dat groter is dan wijzelf en mogen we er dankbaar op vertrouwen dat onze lieve Heer ons op de een of andere manier wil gebruiken—met onze gaven en talenten, maar ook inclusief onze gebreken en onhebbelijkheden.