Kangoeroes en de Zondvloed, enz.

 

Er is geen land in de wereld dat zulke vreemde en unieke dieren heeft als Australië. Daarbij denken we natuurlijk meteen aan de kangoeroe, die zelfs het nationale symbool is van het land en dus ook de staart van het Qantas-vliegtuig tooide waarmee mijn vrouw en ik eerder deze week van Melbourne naar Singapore vlogen.

De kangoeroe is slechts een van een groot aantal buideldieren. De koalabeer is een ander bekend voorbeeld. Het feit dat deze dieren alleen in Australië voorkomen is een lastig probleem, zowel voor voorstanders van evolutie als voor de verdedigers van een schepping naar bijbels patroon. Ik vroeg me bij het zien van de hoppende kangoeroes en wallaby’s rond ons hotel in Tasmanië stilletjes af hoe deze dieren destijds naar de ark van Noach waren gehopt, en weer terug waren gekomen zonder elders ook maar een spoor achter te laten.

Volgens evolutionisten was Australië tientallen miljoenen jaren geleden een deel van een super-continent (Gondwana). Dat viel op een gegeven moment uiteen en Australië dreef weg. Bepaalde diersoorten werden elders (bijv. in Afrika en Zuid-Amerika) door natuurlijke vijanden verdrongen, terwijl ze zich in Australië wegens het ontbreken van deze vijanden ongestoord konden ontwikkelen! Dat zou het feit verklaren dat alleen Australië marsupialia (buideldieren) heeft. Tja, ik ben er niet bij geweest.

Het ligt voor de hand om meteen ook te denken aan Charles Darwin die met zijn Beagle in 1835 bij de Galapágoseilanden terechtkwam en constateerde dat tientallen soorten broedvogels en veel soorten reptielen alleen daar voorkomen. Wat Darwin toen zag leverde hem een aantal belangrijke inzichten op die, volgens hem, onmiskenbaar wezen in de richting van evolutie.

Bijna twintig jaar geleden was ik in het kader van een kerkelijke opdracht een maand op Madagaskar. Daar maakte ik toen kennis met de enorme diversiteit aan flora en fauna op dit eiland (ongeveer ter grootte van Frankrijk) in de Indische Oceaan. Een groot deel van de vlindersoorten die er in de wereld zijn komt alleen op Madagaskar voor. Datzelfde geldt o.a. voor zo’n 1000 soorten orchideeën, 300 kikkersoorten, en ontelbare insecten. De bekendste diersoort die uniek is voor Madagaskar is waarschijnlijk de lemur, een aapachtig zoogdier dat de meesten van ons alleen kennen van bezoeken aan de dierentuin. Ook hier lopen we tegen vragen aan die xowel voor evolutionisten en creationisten een flinke uitdaging vormen.

Ik weet niet of ik ooit een bevredigende verklaring zal horen voor dit soort verschijnselen in de natuur. Ik geloof niet dat de evolutionist het laatste antwoord op al dit soort vragen heeft, maar ik kan ook niet goed uit de voeten met een schepping in zes letterlijke dagen, zo’n 6.000 tot 10.000 jaar geleden, een een ‘recente’ wereldwijde vloed.

Veel dingen die we in de natuur zien gaan ons beperkte verstand te boven. Tijdens een vakantie in de VS reden mijn vrouw en ik eens langs de Pacific Highway in Californië. Plotseling zagen we een groot aantal auto’s geparkeerd en drommen mensen die over een reling naar iets op het strand stonden te kijken. Op een klein stukje strand van hooguit enkele honderden meters bij Priedas Blanca was nauwelijks nog een korrel zand te zien, vanwege de meer dan 15 duizend walrussen (elephant seals) die daar ook dat jaar weer waren neergestreken om hun jongen te krijgen.  Deze reusachtige dieren, die vaak een paar ton wegen, komen elk jaar weer precies naar dit piepkleine stukje strand. Welk mechanisme is er in hun walrussenbrein ingebouwd dat hen steeds weer naar exact dezelfde plek drijft?

Twee weken geleden genoten we van een bezoek aan Phillip Island, een eiland met een oppervlakte van ongeveer 100 vierkante kilometer op een afstand van 140 kilometer ten zuidoosten van Melbourne. Ons doel was te zien hoe de kleine blauwe pinguïns daar ’s avonds aan land komen. We lazen op de aankondigingsborden dat ze die avond werden verwacht op 20.57 uur. Ik vroeg me af hoe men dat zo precies kan voorspellen. Deze kleine gevleugelde vrienden die altijd tot onze verbeelding spreken, zwemmen overdag tot wel 15 of 20 kilometer de zee in om ’s avond terug te komen met voedsel voor hun jongen. Om 20.56 u. waggelde de eerste pinguïn het strand op, spoedig gevolgd door zo’n 1.500 soortgenoten. Ze wachtten het moment af dat de omstandigheden (vooral qua licht) het gunstigst waren om veilig aan land te gaan, met het minste gevaar van grote roofvogels. Ze weten dan feilloos hun nest te vinden, in een holletje soms wel twee kilometer vanaf het strand. Een onvergetelijke belevenis.  Maar hoe is het mogelijk dat deze dieren elke dag weer precies op tijd en precies op dezelfde plek hun nest kunnen vinden?

De natuur roept veel vragen op. Maar er zijn zoveel wonderlijke en schitterende dingen dat ik toch wel eerder aan een creatieve goddelijke Macht denk dan aan een door louter toeval gestuurd proces. Hoe God alles geschapen heeft blijft voor ons (geloof ik) een raadsel. De Bijbel vertelt mij niets over kangoeroes, lemurs en walrussen en over de ‘fairy penguïns’ op het Australische Phillips Island. Maar ik concludeer er wel uit dat God er, als Schepper, op de een of andere manier rechtstreeks mee te maken had en heeft.