Monthly Archives: Augustus 2019

Dakloos in Nederland

Vorige week berichtten de Nederlandse media dat volgens gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek het aantal daklozen in ons land in de laatste tien jaar is verdubbeld. Er leven nu ongeveer 39.000 mensen (overwegend mannen) op straat. Vooral de categorie van mannen tussen de 18 en 30 jaar en van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn sterk oververtegenwoordigd. De cijfers werden door allerlei instanties als heel schokkend ervaren en de verantwoordelijke staatssecretaris kondigde meteen aan dat hij er extra aandacht aan zal gaan geven. Maar een week later is het nieuws bij de meesten al weer grotendeels weggeëbd. Toch moest ik er de afgelopen week steeds weer aan denken. Hoe is het mogelijk dat we er in een van de rijkste landen ter wereld niet in slagen om iedereen een dak boven zijn/haar hoofd te geven? Er zijn weliswaar opvanghuizen waar daklozen tijdelijk terecht kunnen, maar die zijn overvol en bieden geen blijvende oplossing voor de betrokkenen. Het Leger des Heils is actief op dit gebied, maar je ziet relatief weinig andere christelijke organisaties die zich voor de dak- en thuislozen inzetten.

Ik kan zo’n probleem niet gemakkelijk van mij afzetten. Net zo min als ik zonder gêne en schuldgevoel een bedelaar kan passeren. Ik was een paar dagen geleden weer eens in Brussel en ik verbaas me er altijd over hoeveel bedelaars je daar op straat ziet. Ik geef meestal wel een of twee euro. Een enkele keer loop ik zonder te geven verder, maar bedenk ik mij en ga ik terug om alsnog wat te geven. Ik ken alle argumenten die je kunt aanvoeren om niet te geven—maar er zitten tussen die bedelaars ongetwijfeld mensen die een heel beperkte keuze hebben om in leven te blijven: stelen of bedelen.

Schrijvend aan deze blog denk ik aan een ervaring in Griekenland. Een aantal jaren geleden was ik reisleider voor een groep adventistische senioren naar Griekenland. We gingen tijdens onze reis op zaterdag naar de Adventkerk. Ik was uitgenodigd om die ochtend in de kerk van Athene te preken. Ons hotel was niet ver van het kerkgebouw en op vrijdagavond besloot ik er al vast een kijkje te gaan nemen. Voor de deuren van de kerk lagen zes dakloze verslaafden. Bij navraag bleek dat dit hun vaste slaapplaats was. Op zaterdagmorgen werden ze steevast verwijderd en werden ook de injectienaalden en andere blijken van hun aanwezigheid opgeruimd. Het deed de vraag bij mij rijzen waarom er voor deze mensen-in-nood geen plek beschikbaar was in het kerkgebouw. Natuurlijk begreep ik de argumenten die men aanvoerde waarom dat geen goed idee was, toen ik op zaterdag met enkele gemeenteleden daarover in gesprek ging. Sommige leden zouden niet langer ter kerke gaan en ouders met kinderen zouden hun kroost niet met druggebruikers willen confronteren. Enz.

Ik zou, als ik verantwoordelijk was geweest voor die kerk in Athene, waarschijnlijk eenzelfde afweging hebben gemaakt. Maar eraan terugdenkend komt de vraag weer heel scherp boven: Wat is onze christelijke verantwoordelijkheid ten opzichte van mensen die, al dan niet door eigen schuld, aan de rafels van de maatschappij zijn terechtgekomen?

Ik stel vast (met weliswaar enig innerlijk ongemak) dat het niet reëel is om mijn woning open te stellen voor een of meer daklozen en dat het ook te veel praktische bezwaren oplevert om daarvoor ruimtes in kerkgebouwen langdurig vrij te maken. Maar zouden we dan toch niet in elk geval als geloofsgemeenschap iets concreet kunnen doen? Zouden we geen tehuis voor daklozen kunnen stichten? Ongetwijfeld is daarvoor overheidssubsidie beschikbaar, zodat het financieel haalbaar is. Toen de (toen nog veel kleinere) kerk in 1933 de noodzaak zag van meer opvang van wezen en andere kinderen die een thuis nodig hadden, werd Kinderhuis ‘Zonheuvel’ gesticht. Waarom kon zoiets toen wel en zou een opvang voor daklozen nu niet haalbaar zijn?

En misschien is er nog een andere manier om een bescheiden bijdrage te leveren aan het oplossen van het Nederlandse daklozenprobleem. Het lijkt me een heel relevant project voor ADRA-Nederland, mogelijk samen met andere organisaties die zich al voor deze doelgroep inzetten. Ik vermoed dat het veel Nederlandse ADRA-donoren sterk kan aanspreken!

EEN NIEUW BOEK: CHRISTELIJK DENKEN EN DOEN

Op vrijdag 23 augustus is het nieuwe boek ‘Christelijk denken en doen – Hoe geloof je leven richting geeft’ van Reinder Bruinsma verschenen. Dit boek over geloofszaken wordt uitgegeven door Uitgeverij Boekscout.

Samenvatting
Christelijk denken en doen laat zien hoe het christelijk geloof je dagelijkse doen en laten beïnvloedt; hoe je ‘goed’ van ‘kwaad’ onderscheidt en omgaat met thema’s als geweld, vrede, seksualiteit, seksuele geaardheid, gezondheid, de natuur, werk en geld. Verder is er aandacht voor vragen rond het begin en het einde van het leven.
Aan de hand van duidelijke voorbeelden maakt de schrijver
moeilijke onderwerpen begrijpelijk. Tegelijkertijd laat hij
voldoende ruimte om eigen standpunten te vormen. Door de objectieve invalshoek spreekt dit boek een grote lezersgroep aan en laat het menig christen zien hoe geloof het leven richting geeft.

Over de auteur
Dr. Reinder Bruinsma (1942) is emeritus-predikant. Tijdens zijn lange loopbaan heeft hij uiteenlopende functies vervuld — in het pastoraat, het onderwijs en het uitgeverswerk van de Kerk van de Zevendedags Adventisten (kortweg: Adventkerk) en als bestuurder — in Nederland, West-Afrika, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In de periode 2002 – 2007 was hij voorzitter van de Adventkerk in Nederland.
Bruinsma promoveerde aan de Universiteit van Londen (Verenigd Koninkrijk). Hij schreef honderden artikelen en zo’n dertig boeken, waarvan sommige in een aantal talen werden vertaald. Hij is nog steeds actief in binnen- en buitenland als spreker en schrijver.

Fragment uit het boek
Christelijk denken heeft allereerst te maken met het onderscheid tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. Maar hoe weet je wat ‘goed’ is? Hoe informeert je christelijk geloof je over wat goed en niet goed is? Hoe maak je ‘goede’ keuzes? Voordat we verdergaan moeten we meteen vaststellen dat goede dingen doen en goed-zijn niet het domein is waar christenen het alleenvertoningsrecht hebben. Sommige vrome christenen kunnen onmogelijk als ‘goede mensen’ worden betiteld, terwijl veel niet-christenen ‘goed’ zijn voor zichzelf en hun medemensen en voor de maatschappij om hen heen. De scheiding tussen ‘goed’ en ‘kwaad’, of tussen ‘goed’ en ‘minder-goed’, loopt `zeker niet precies tussen christenen aan de ene kant en humanisten aan de andere kant, of tussen christenen enerzijds en moslims en boeddhisten anderzijds.
De meningen verschillen over wie bepaalt wat goed en kwaad is. Is het louter een kwestie van afspraken tussen mensen? Van een soort sociaal contract? Gaat het om normen die geleidelijk aan door een meerderheid in de maatschappij zijn aanvaard en een deel van ons cultureel erfgoed zijn geworden? Die dingen spelen een rol maar christenen zijn met zo’n antwoord niet tevreden. Zij geloven dat God uiteindelijk bepaalt wat ‘goed’ is en dat hij tal van richtlijnen heeft gegeven die ons mensen helpen om het goede van het verkeerde te scheiden. [...]
[...] Geloven gaat dieper dan het onderschrijven van een aantal leerstellingen. Geloof is veel meer dan verstandelijke geloofskennis en bekendheid met dogmatische argumenten. Geloof is een kwestie van God liefhebben met heel je verstand, maar ook met heel ‘je ziel en met heel je hart’ (Matteüs 22:27). Christelijk geloof is vooral een manier van in het leven staan en van het perspectief van waaruit je tegen de wereld, je omgeving en jezelf ‘op een christelijke manier’ aankijkt. Echt geloof moet handen en voeten krijgen in je dagelijks leven.

Boekgegevens
Titel: Christelijk denken en doen – Hoe geloof je leven richting geeft Auteur: Reinder Bruinsma

Bestellen via webwinkel van: www.boekscout.nl
ISBN:9789463895439
Verkoopprijs: € 20,50
Aantal pagina’s: 192 Uitvoering paperback
* inclusief kosteloze verzending in Nederland en België

Waarom een vergadering in 1919 zo belangrijk was

Dr. Michael Campbell heeft met het schrijven zijn nieuwste boek de Adventkerk een grote dienst bewezen. Dde titel luidt: 1919—The Untold Story of Adventism’s Struggle with Fundamentalism (Pacific Press Publ. Ass., 2019). Campell, die onlangs terugkeerde uit de zending in de Filippijnen om deel te gaan uitmaken van de theologische staf van Southwestern Adventist University in Keene, Texas (USA), heeft met dit boek een belangrijke leemte opgevuld in onze kennis van de langdurige vrijage tussen het adventisme en het fundamentalisme. Dit boek laat zien dat deze intieme relatie niet altijd dezelfde intensiteit had en onderzoekt waarom, en op welke manier, veel adventistische theologen, kerkleiders en ‘gewone’ kerkleden zich tot de belangrijkste aspecten van de fundamentalistische beweging aangetrokken voelden.

Een van de cruciale gebeurtenissen die een grote impact hadden op de adventistische visie op inspiratie, was een bijbelconferentie die in 1919 plaatsvond. Maar hoe belangrijk deze bijeenkomst ook was, hij was spoedig grotendeels vergeten en de verslagen van de vergaderingen (die zes weken duurden) verdwenen—hetzij per ongeluk of met opzet—en bleven zoek totdat zij in 1974 in de archieven van de Generale Conferentie werden teruggevonden. De inhoud ervan raakte pas in bredere kringen bekend toen dr. Molleurus Couperus delen ervan publiceerde in Spectrum in mei 1979. [Ik ontmoette deze dr Couperus een aantal keren toen hij op bezoek kwam bij zijn bejaarde moeder, in een bejaardenhuis in Heerenveen. Ik begon mijn kerkelijke loopbaan in die Noordelijke contreien. Dr. Couperus was van Nederlandse oorsprong, Bij mij bezoeken aan zijn moeder—een heel aardige en slimme dame–speelde ik soms een spelletje schaak met haar.)

De delen van de verslagen van de conferentie van 1919 die in Spectrum werden gepubliceerd gingen vooral over de inspiratie van Ellen White. Zij was enkele jaren daarvoor gestorven en de kerkelijker leiders en theologiedocenten moesten de aard van de inspiratie van de profeet in kaart brengen en tot overeenstemming komen over de blijvende rol van haar geschriften. Ik herinner me nog heel duidelijk hoe ik, toen ik het Spectrum artikel in 1979 las, getroffen was door de ‘moderne’ vragen die de deelnemers aan de bijbelconferentie van 1919 stelden. Sommigen van hen hielden vol dat de ‘fundamentalisten’ het gelijk aan hun kant hadden bij het verdedigen van ‘verbale’ inspiratie, met foutloosheid en onfeilbaarheid als specifieke kenmerken. Anderen (onder wie enkele van de belangrijkste leiders) verwierpen deze conservatieve inspiratie-opvatting. In de discussie over het werk van Ellen White onderstreepten zij dat mevr. White zelf nooit had beweerd dat zij nooit fouten maakte bij historische feiten en theologische standpunten en dat zij er ook nooit een geheim van had gemaakt dat zij gebruik maakte van veel andere bronnen. Degenen die een realistische visie op Ellen White en haar werk verdedigden, wezen er ook op dat veel kerkleden nogal fundamentalistisch waren en erg geschokt zouden zijn als zij ‘de waarheid’ zouden horen. Hoewel sommigen—onder wie de voorzitter van de Generale Conferentie, A.G. Daniels—benadrukten dat de leden van de kerk geïnformeerd moest worden, gebeurde dat nauwelijks via de officiële kerkelijke kanalen. Het is dan ook veelzeggend dat het in 1979 een onafhankelijk adventistisch tijdschrift was waarin delen van de verslagen van de conferentie van 1919 werden gepubliceerd.

In recente jaren is de kerk meer open geweest dan voorheen bij het erkennen van een aantal van de ‘hete aardappelen’ ten aanzien van de persoon en het werk van Ellen White. Ik geloof niet dat Ronald Numbers nu zou worden ontslagen vanwege het publiceren van zijn boek Prophetess of Health, waarin hij liet zien hoe Ellen White veel van haar gezondheidsprincipes ontleende aan de ideeën van andere gezondheidshervormers. Maar nog steeds komt nieuwe informatie over het leven en werk van Ellen White bijna altijd via niet-kerkelijke kanalen. En nog meer dan rond 1919 is het nu van groot belang dat de leden van de kerk te weten komen wat er zoal ontdekt is. Dat zal geen afbreuk doen aan het besef van de enorme bijdrage van Ellen White aan de Adventkerk. Maar het zal wel een streep halen door allerlei mythen die al veel te lang zijn blijven voortleven. Deze mythen hebben het misplaatste geloof in de onfeilbaarheid van Ellen White van velen te lang versterkt, en hebben (helaas) ook velen ertoe gebracht dat ze haar volledige de rug hebben toegekeerd. Alleen volledige openheid kan ervoor zorgen dat wij haar boeken zo lezen en interpreteren dat ze ons geloof opbouwen en dat wij haar rol in het adventisme van vroeger en nu blijven waarderen.

“Fake” nieuws

Geschiedschrijving is nooit helemaal objectief. Wie over het verleden schrijft moet altijd een keuze maken uit de feiten en bekijkt die feiten onvermijdelijk vanuit een bepaald perspectief. Trouwens, wie die beschrijving vervolgens leest doet dat ook weer door een bepaalde bril. Wie zich in het verleden verdiept doet er daarom goed aan zo mogelijk diverse bronnen te raadplegen.

Het feit dat geschiedschrijving altijd een mate van subjectiviteit heeft betekent echter niet dat het daarom in orde is om bewust de feiten te verdraaien of om bewust zo te selecteren dat een geheel vertekend beeld wordt gegeven van wat er destijds gebeurde. Als dat gebeurt is er sprake van geschiedvervalsing en dat is een kwalijke zaak.

Maar ook als we het heden proberen te beschrijven is een mate van subjectiviteit niet te vermijden. Er gebeurt zoveel om ons heen dat we ook in dit geval de elementen moeten selecteren die we in onze beschrijving willen (of kunnen) meenemen. Bovendien speelt ook hier het perspectief van waaruit we de dingen bezien een belangrijke rol. Het maakt meestal nogal wat uit of we politiek meer aan de rechterkant van het politieke spectrum zitten of meer aan de linkerkant. Ook aspecten als gender en etniciteit, cultuur en religie, beïnvloeden onze visie op gebeurtenissen in de wereld veraf en dichtbij.  Maar er is sprake van “fake” nieuws als er een bewuste poging wordt gedaan om relevante feiten te verzwijgen en de dingen zo aan te dikken en in te kleuren dat er een geheel onjuist beeld ontstaat, met de bedoeling mensen te misleiden en door middel van “fake” informatie hen zo te beïnvloeden dat bepaalde vooropgezette doelstellingen worden bereikt. Helaas is deze manier van berichtgeving en communicatie in het Trump-tijdperk een veel voorkomend verschijnsel geworden.

De processen die bij beschrijving van het verleden en bij reportage van dingen uit het heden spelen beperken zich niet tot de wereld van de algemene media (inclusief de sociale media), maar zien we ook elders. Ook in de kerkelijke wereld is het heel moeilijk om echt objectief te zijn.  Ik herinner mij een uitspraak van een theologie-docent aan Andrews University in het midden van de jaren 1960 over het officiële orgaan van de wereldwijde Adventkerk: De Adventist Review and Sabbath Herald. (De naam is sinds geruime tijd ingekort tot Adventist Review.) Deze docent zei dat een trouwe lezer van dit kerkelijk tijdschrift wel tot de conclusie moest komen dat alles in de kerk altijd goed gaat en dat er binnen de kerk alleen maar goede dingen gebeuren en er nooit iets fout gaat. Ik keek destijds nogal op van die uitspraak, maar moest hem, na even nadenken, wel gelijk geven. Inmiddels is er gelukkig veel verbeterd. Het omgaan met de geschiedenis van de kerk is geleidelijk aan een stuk professioneler en kritischer geworden. De kerkelijke pers van nu is weliswaar nog steeds heel vaak in een hallelujastemming maar gaat toch niet systematisch alle problemen en uitdagingen uit de weg. Toch blijft het raadzaam om diverse bronnen te raadplegen en media zoals Spectrum en Adventist Today zijn een welkome (en noodzakelijke) aanvulling op de kerkelijke berichtgeving. Helaas wordt er ook tegenwoordig nog wel eens over bepaalde problemen en tendensen gezwegen of wordt (bewust?) een zó eenzijdig beeld geschetst dat je moet zeggen dat er sprake is van ‘fake” nieuws.

Het is natuurlijk tamelijk gemakkelijk om beschuldigend naar anderen te wijzen en te vergeten dat we ons ook allemaal individueel wel eens schuldig kunnen maken aan het verspreiden van “fake’ nieuws. Natuurlijk zijn we subjectief in onze verhalen over wat we hebben meegemaakt en in hoe we over andere mensen en groepen praten. We hebben allemaal onze eigen achtergrond die onze mening kleurt en vaak beschikken we niet over alle feiten. Daarom is het meestal ook niet verstandig om op één versie van een verhaal af te gaan. Het wordt echter een heel kwalijke zaak als we bewust ons verhaal een bepaalde kleur geven om anderen te misleiden. Het is goed om daar af en toe eens bij stil te staan en onszelf steeds kritisch af te vragen of we ons niet (bewust of onbewust) soms schuldig maken aan het verspreiden van “fake” nieuws.

Het kwaad durven benoemen

Een van de Facebookgroepen die ik tamelijk geregeld volg wordt gevormd door adventistische predikanten (Adventist Professional Ministers). Een paar dagen geleden startte Dr. Nicholas Miller, (een docent aan Andrews University met een achtergrond in theologie en recht),  een discussie over de vraag hoe predikanten op de kansel de morele dilemma’s die momenteel in de Verenigde Staten aan de orde zijn op een profetische manier aan de orde kunnen stellen, zonder dat zij de scheiding tussen kerk en staat geweld aandoen. Wie in de VS immers thema’s als de schrijnende ongelijkheid tussen rijk en arm, de dreiging van toenemende islamitische invloed, rassenhaat en het vluchtelingenvraagstuk aansnijdt (om nog maar te zwijgen van vuurwapenbezit, de LGBTI-issue  en klimaatverandering), komt onvermijdelijk op terreinen die Democraten en Republikeinen sterk verdeeld houden. In veel gevallen heeft een Amerikaanse predikant mensen onder zijn gehoor die grote bewonderaars zijn van Donald Trump, terwijl anderen de huidige president een enorm gevaar vinden voor de toekomst van Amerika en misschien zelfs voor de gehele wereld. Ook de leden van de Adventkerk zijn in de Verenigde Staten op al deze terreinen sterk gepolariseerd. Uit ervaring weet ik zo langzamerhand wel dat ik bij bezoeken aan de VS (en te midden van adventisten) heel voorzichtig moet zijn met kritiek op de president, want die valt lang niet altijd in goede aarde. En tot mijn niet geringe verbazing ontmoet ik zelfs bij vrienden die ik heel erg waardeer een grote weerstand tegen een type ziektenkostenverzekering, die in diverse Europese landen al tientallen jaren op een bevredigende manier voor een dekking zorgt voor alle inwoners.

Maar laat ik allereerst iets zeggen over de scheiding tussen kerk en staat, want al snel hoor je, als er vraagstukken met een politiek aspect aan de orde komen, de opmerking dat staat en politiek volstrekt gescheiden moeten blijven.  Er zijn verschillende manieren waarop de relatie tussen kerk en overheid kan worden geregeld. Belangrijk is dat elk in hun eigen sfeer volwaardig kunnen opereren en dat alle geloofsgemeenschappen in principe dezelfde rechten en plichten hebben. In de VS claimt men vaak dat er een totale scheiding moet zijn tussen kerk en staat, maar als Europeaan vraag ik me dan wel af waarom ik, als ik in de VS naar een kerk ga, altijd een nationale vlag op het podium zie, en verbaas ik mij erover dat de president elke rede van enige betekenis af mag sluiten met ‘God bless America’. En waarom houden Amerikaanse leiders regelmatig ‘prayer breakfasts’ en heeft de Senaat een geestelijk verzorger? En zo zijn er meer voorbeelden te noemen die bij mij vreemd overkomen.  Trouwens, de huidige nauwe contacten tussen de president en sommige evangelische leiders staan toch ook wel haaks op een volledige scheiding tussen kerk en staat. Of zie ik dat helemaal verkeerd?

Maar dat alles even terzijde en terug naar de profetische rol van de predikant op de kansel. Onze studie van het sabbatschoolthema van dit kwartaal herinnert ons aan de profetische rol van alle volgelingen van Christus en dus zeker van de leiders, op alle niveaus en in de eerste plaats op lokaal niveau. Als er sprake is van onrecht en van kwaad moet daar in het licht van het evangelie wat van gezegd worden. Een christen moet protesteren tegen het kwaad in de maatschappij en zal al het mogelijke doen om te helpen dat kwaad te keren.

Dat geldt niet alleen voor de Verenigde Staten. Ook in Nederland zijn er racistische tendensen en ziin rechts-radicale groepen actief die islamofoob en/of homofoob zijn, of soms daarbij ook nog antisemitisch. Ook in Nederland is de welvaart ongelijk verdeeld (niet zo sterk als in de VS, maar toch . . .). Ook in Nederland zijn er—ook onder mensen die trouw naar de kerk gaan—helaas velen die niets van vreemdelingen moeten hebben en het liefst alle hulp aan ontwikkelingslanden zouden stoppen. Hoe moet ik mij opstellen als predikant? Ik zal moeten proberen het evangelie te vertalen naar de concrete situatie van de maatschappij waarin in leef. Ik zal het kwaad moeten benoemen, ook al is het duidelijk dat ik mij daarbij keer tegen bepaalde politieke partijen en opinieleiders. Ik weet dat ik daarbij een deel van de kerkleden tegen de schenen stoot—of ik bepaalde politieke bewegingen of personen nu wel of niet met name noem. Dat kan in extreme gevallen er misschien toe leiden dat sommigen de kerk de rug toekeren of in elk geval niet meer naar mijn preken willen komen luisteren. Toch kan mij dat er niet van weerhouden om de waarden van Gods koninkrijk luid en duidelijk te blijven verkondigen. In een steeds meer gepolariseerde omgeving is dat een enorme uitdaging. Misschien komt er de beschuldiging dat de scheiding tussen kerk en staat geweld wordt aangedaan. Het zij zo. Stil blijven als haat wordt gepredikt en bevolkingsgroepen worden gediscrimineerd, als rijken steeds rijker en armen steeds armer worden en als mensen in de marge grootschalig worden genegeerd, is geen optie als we Gods Woord serieus nemen op het punt van naastenliefde en recht en gerechtigheid. Ik wens mijn collega’s overal, maar met name in de Verenigde Staten, veel moed en wijsheid van boven toe.