Monthly Archives: Juni 2014

Terug in Zeewolde

 

Onze eerste week in Zeewolde is weer zo ongeveer ten einde. De jetlag was dit keer, om de een of andere reden, vrij hevig. Het is een wat vreemde ervaring om de lente over te slaan. We gingen immers  voor drie maanden weg naar Californië toen de winter amper voorbij was. En nu is het, bij terugkeer, volop zomer. Maar het is niet moeilijk de draad weer op te pakken. Een niet onbelangrijk detail: De auto startte weer meteen. Eigenlijk is het een overstap van de ene plezierige situatie naar de andere.

Ik heb de afgelopen dagen gebruikt om de dingen die ik de komende maanden wil doen een beetje op de rij te krijgen. Er zijn afspraken voor enkele presentaties, voor een reeks preken en een aantal reizen. Maar allereerst is er binnenkort een vakantie bij onze zoon en zijn gezin in Zweden. Verder liggen er een aantal schrijf-projecten op afronding te wachten. Genoeg dus om de rest van het jaar zonder verveling door te komen.

Vandaag heb ik gewerkt aan een preek. Het gaf me een flinke dosis voldoening om weer eens met een nieuwe preek bezig te zijn. Het regelmatig op sabbat preken heb ik tijdens mijn Loma Linda-tijd wel wat gemist. (Maar daar stond een inspirerende, alternatieve sabbatschool tegenover die het initiatief is van dr. David Larson en dr. Roy Branson.) Het thema van de preek is de twijfelende Johannes de Doper, die zich vanuit zijn benarde situatie in de gevangenis van Herodes afvraagt of hij zich niet enorm in Jezus heeft vergist. Verder gaat het dan over Jezus’ antwoord en wat wij daarmee kunnen doen als wij het soms met geloof en kerk niet zien zitten. Ik hoop dat de mensen in de gemeente Zeeland op 5 juli er iets van hun eigen ervaringen in zullen herkennen.

Toen ik maandag j.l. het kerkelijk kantoor in Huis ter Heide bezocht kreeg ik een exemplaar van het boek van Ellen White dat ik van een nieuwe Nederlandse vertaling heb voorzien. Eigenlijk had ik de taal nog wel wat eigentijdser willen maken, maar ik heb ook rekening willen houden met de verwachtingen van veel doorsnee kerkleden. Bezig zijn met dat boek heeft me weer eens extra bewust gemaakt van het vraagstuk van Ellen White’s inspiratie. Het boek Christ’s Object Lessons (nu in vertaling uitgebracht onder de titel: Verhalen om door te Vertellen) is een commentaar op Jezus’ gelijkenissen. Het behandelt geen theologische problemen, maar is ‘stichtelijk’ van aard. Ellen White schreef het om, via een speciale verkoopcampagne, gelden bijeen te brengen voor het aflossen van de schulden van enkele scholen.  Ik vroeg me tijdens het vertalen dikwijls af in hoeverre dit boek nu wezenlijk verschilt van de boeken van andere schrijvers over dit onderwerp. En soms was ik vermetel genoeg om te denken: Ik ken diverse mensen die dit ook wel hadden kunnen schrijven. Maar dat zou dan geen geïnspireerd boek zijn geweest! Of toch wel?  Hoe dan ook, het was goed te zien dat het boek er aantrekkelijk uitziet en nu beschikbaar. Heel veel lezers zullen er hopelijk blij mee zijn.

Inmiddels heb ik het boek van Hillary Clinton (Hard Choices) over haar vier jaar als minister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten bijna uit. Het heeft bij mij de indruk enorm versterkt dat zij een goede president van Amerika zou kunnen worden. Maar wat ik daar in het verre Zeewolde over denk zal geen invloed hebben op wat er in 20i6 in de VS gebeurt. Ik zal het verkiezingsproces echter nauwgezet volgen, want de Amerikaanse geschiedenis en politiek heeft me nu eenmaal altijd mateloos geïnteresseerd. Afgezien van wat ik verder over Hillary en haar eventuele kandidatuur denk, moet ik zeggen dat haar boek enorm leerzaam is en op een voortreffelijke manier inzicht geeft in wat er zoal in de wereld speelt. Ook aan Nederlandse lezers van harte aanbevolen.

 

Inzegening van vrouwen en voetbal

 

In mijn vorige blog schreef ik over de laatste ronde in de studiebijeenkomsten over de inzegening van vrouwelijke predikanten en de onduidelijke situatie die is ontstaan. Ik schreef ook dat ik langzaam maar zeker tot de overtuiging ben gekomen dat dit onderwerp niet aan de orde moet worden gesteld tijdens het kerkelijk wereldcongres van volgend jaar, omdat zowel een beslissing vóór als een beslissing tegen mogelijk tot heel nare gevolgen zal leiden. En ik ben er ook steeds meer van overtuigd dat het bij dit alles veel meer gaat om cultuur en tradities dan om theologie.

Maar waarom zouden we eigenlijk een besluit van een wereldcongres nodig hebben?  De inzegening van predikanten kent allerlei aspecten die nooit aan een congres zijn voorgelegd. Bijvoorbeeld: Hoelang moet een beginnende predikanten op inzegening wachten?  Wereldwijd verschillen de tradities enorm. In sommige landen worden predikanten meteen na hun proefperiode ingezegend. In andere landen moeten zij soms tot tien jaar of langer wachten. En: Welke mannen komen voor inzegening in aanmerking?  Alleen predikanten die rechtstreeks bij gemeentewerk betrokken zijn of ook theologiedocenten en kerkelijke leiders met een administratieve taak, met of zonder theologische achtergrond? De aanpak is steeds heel verschillend geweest. Maar geleidelijk aan verschuiven de panelen en ontwikkelt zich een consensus zonder dat er een wereldcongres over stemt.

Ik ben een voorstander van de inzegening van vrouwelijke predikanten. Ik zou dit het liefste vandaag nog wereldwijd mogelijk maken. (Ik geloof dat elke vorm van discriminatie op basis van geslacht verkeerd is–zelfs zondig.) Maar ook al stemt het wereldcongres volgend jaar vóór het toelaten van de inzegening van vrouwen, dan zal het toch nog heel wat jaartjes duren voordat dit wereldwijd zal worden gepraktiseerd. Je verandert de kerkelijke praktijk nu eenmaal niet simpelweg door afgevaardigden tijdens een groot congres ‘ja’ of ‘nee’ te laten stemmen. Het gaat daarbij om ingewikkelde processen die dikwijls veel tijd vergen.

Ik schreef eerder een artikel hierover in het predikantenblad Ministry. Daarin ging het vooral om de vraag of we tijdens de volgende Generale Conferentie moeten besluiten om de bewoording van het Fundamentele Geloofspunt van de schepping aan te scherpen.[1] Ik benadrukte in dat artikel dat m.i. theologische inzichten niet onderhevig moeten zijn aan bureaucratische processen. Veel van wat in dit artikel werd gezegd over de discussie over een schepping in zeven letterlijke dagen zou ook over de inzegening van vrouwen kunnen worden gezegd.

Er zijn in het verleden tal van dingen in ons kerkelijk leven aan te wijzen die zich over een lange periode hebben ontwikkeld en (al dan niet na formele bekrachtiging) deel zijn geworden van wat we geloven en doen. We kunnen daarbij bijvoorbeeld denken aan de veranderde inzichten op het gebied van sport, cultuur en recreatie. (Zie bijv. mijn blog van 21 februari van dit jaar over competitiesporten).

Of een ander, theologisch, voorbeeld. Toen het adventisme ontstond was er weinig waardering voor het dogma van de Drieëenheid.  Het duurde tientallen jaren voordat de Adventkerk zich op dit punt aansloot bij de visie van de meeste protestantse kerken. Op een gegeven moment was geloof in de Drieëenheid echter zo algemeen door de adventisten aanvaard dat dit een plek kon krijgen in de Fundamentele Geloofspunten.  Maar er was nooit een moeizaam congres waar formeel werd besloten dat we voortaan allemaal in de leer van de Drieëenheid moesten geloven.  Zo werkt het nu eenmaal niet!

Wat gebeurt er als we volgend jaar geen officieel besluit nemen over de inzegening van vrouwen?  Zoals eerder gezegd: er zullen unies, of misschien zelfs divisies, zijn die besluiten dat zij voortaan bij inzegening geen onderscheid zullen maken tussen mannen en vrouwen.  En er zullen unies en divisies zijn die daar vooralsnog anders over denken. Maar de panelen zullen geleidelijk aan verschuiven. Er zullen ongetwijfeld personen en groepen zijn die blijven morren, maar de problemen zullen, lijkt mij, veel minder ernstig zijn dan wanneer er een ‘ja’ of ‘nee’ of ‘ja mits’ of ‘nee tenzij’ uit de bus zou komen tijdens een wereldcongres.

Maar, voordat de afgevaardigden en masse naar St. Antonio afreizen kan er nog heel wat gebeuren.  Eerst is er ook nog de commotie rond de reorganisatie van het kerkelijk uitgeverswerk in Noord-Amerika. En wie weet welke andere dingen nog onze aandacht zullen vragen.

En wat mij aangaat?  Mijn vrouw en ik zijn weer onderweg naar Nederland—na een boeiende tijd in de VS–met het boek Hard Choices van Hillary Clinton als leeswerk voor onderweg en klaar voor het oranje-enthousiasme van een land dat hoopt  wereldkampioen voetbal te worden. Ik heb absoluut geen verstand van voetbal, maar weet wel het Nederlandse elftal inmiddels zeker is van de achtste finale. Het tijdstip waarop mijn eerste vergadering op vaderlandse bodem (a.s. maandagavond) begint is in verband met het WK verschoven. Tijdelijk is kennelijk voor Nederlandse adventisten voetbal eventjes belangrijker dan welk kerkelijk aangelegenheden ook.

Ja, nee–ja als, nee tenzij

 

Vorige week werd in Silver Spring (vlak bij Washington, DC) de laatste van de vier vergaderingen gehouden van de TOSC  (Theology of Ordination Study Committee). Ruim honderd commissieleden (zowel voor- als tegenstanders van de inzegening van vrouwelijke predikanten) hadden de opdracht hun advies aan het hoogste bestuur van Adventkerk af te ronden.  Helaas kwam er geen consensus-rapport. Om het nog ingewikkelder te maken dan het al was eindigde deze laatste vergaderronde met een driedeling:  (a) voorstanders, (b) tegenstanders en (c) degenen die een compromisvoorstel steunden.

Als je (a) en (c) bij elkaar optelt kom je aan een ruime meerderheid die de inzegening van vrouwelijke predikanten, al dan niet onder voorwaarden, steunt.  Als je (b) en (c) bij elkaar optelt kom je echter ook aan een flinke meerderheid die inzegening verwerpt of het verwerpt als niet aan (m.i. onaanvaardbare condities) wordt voldaan.  Het resultaat van deze geld- en tijdverslindende exercitie is, zowel vanuit het perspectief van de voorstanders als van de tegenstanders, uiterst onduidelijk en onbevredigend.

De afgelopen maanden heb ik veel gehoord en gelezen over dit onderwerp. Heel bedenkelijk is dat er de laatste maanden een nieuw element in de discussie is binnengeslopen dat door een deel van de tegenstanders van vrouwen-inzegening met passie is omarmd.  Dat betreft de zgn. ‘headship’ theologie, die vanuit fundamentalistische kringen de Adventkerk is binnengehaald.  Daarbij moeten we denken aan de grote invloed van mensen (ook onder adventisten) als Bill Gothard (google maar even!) en ook van adventistische theologen als de inmiddels overleden Samuel Bacchiocchi. Vooral de laatste tijd komt deze filosofie meer op de voorgrond dan ooit tevoren.

Het gaat daarbij om de vraag of mannen door God een hogere plaats in de geschapen rangorde hebben gekregen dan vrouwen.  Ja, zeggen de voorstanders van deze gedachtegang. Adam werd immers het eerst geschapen. Pas daarna vormde God Eva als Adams helpster. En de apostel Paulus zegt toch heel duidelijk in 1 Korintiërs 11:3 dat de man het hoofd is van de vrouw! De rangorde is: God – Christus -  man – vrouw.

Het is mij een raadsel hoe intelligente theologen tot deze conclusie kunnen komen. De hoofdstukken rond 1 Korintiërs 11 (en het hoofdstuk 1 Kor. 11 als geheel), laten toch geen twijfel dat Paulus reageert op allerlei plaatselijke gewoonten en situaties, waarvan de betekenis ons goeddeels ontgaat en dat wij een dergelijk bijbelgedeelte niet moeten gebruiken om vaste regels te ontwerpen die anno 2014 overal zouden moeten gelden.

Nog bedenkelijker is dat sommige (academische!) deelnemers aan het debat met een afschuwelijke repliek komen als hun wordt voorgehouden dat, als je de ondergeschiktheid van de vrouw op basis van enkele nieuwtestamentische teksten wilt verdedigen, je ook slavernij kunt verdedigen. Er zijn immers teksten in het Nieuwe Testament die zich niet tegen slavernij verzetten. Sommigen antwoordden daarop dat een milde vorm van slavernij misschien ook inderdaad heel goed verdedigbaar is.  Maar gelukkig is dat ook de meeste tegenstanders van inzegening van vrouwen toch wel te gortig!

De leiding van de kerk is in een moeilijke positie.  Elk voorstel aan de afgevaardigden naar de komende Generale Conferentie zittingen (juli 2015 in St. Antonio, Texas) zal tot grote controverses en langdurige onrust leiden.

Ik ben een vurig voorstander van de inzegening van vrouwelijke predikanten. Ik ken de teksten die steeds worden aangevoerd om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen te motiveren, maar ik kan eenvoudigweg een van de kernprincipes van het evangelie niet wegmoffelen, namelijk dat we allemaal, of we nu man zijn of vrouw, fundamenteel gelijk zijn in Christus.

Ik ben echter ook een realist en weet dat in een complexe wereldwijde beweging, met enorme culturele verschillen en een grote verscheidenheid in theologisch denken, processen dikwijls een aanzienlijke hoeveelheid tijd kosten.

Daarom hoop ik dat het punt van de inzegening van vrouwen van de agenda van de GC 2015 zal worden afgevoerd.  Dat lijkt me voorlopig de veiligste weg. In mijn volgende blog hoop ik enkele verdere argumenten aan te voeren waarom ik tot deze conclusie ben gekomen.

 

Een bijbel en een vreemde begrafenis

‘Dit is de Bijbel die Ellen White, met gestrekte arm, met één hand vasthield toen ze in 1845 een visioen kreeg in het huis van haar ouders in Portland (Maine).’ De mevrouw die mij en enkele anderen in de jaren tachtig rondleidde in het niet lang daarvoor in gebruik genomen nieuwe hoofdkantoor van de Adventkerk in Silver Spring, vertelde dit met de nodige dramatiek. Ze wees naar een grote, in 1822 gedrukte, familiebijbel, met een gewicht van ongeveer negen kilo, die prominent tentoongesteld was.

Tot voor kort was dit verhaal een vast onderdeel van wat de bezoekers van het kantoor van de Ellen G. White Estate, in het souterrain van het kerkelijk kantoor, te horen kregen. Het is echter intussen wel duidelijk geworden dat we hier met een mythe te maken hebben, die pas zo’n vijftig jaar nadat het voorval zou zijn gebeurd, in omloop kwam en algemene bekendheid kreeg nadat John Loughborough het vermeldde in zijn boek over de geschiedenis van de Adventbeweging. Het bewijs dat Loughborough aanvoert is niet erg betrouwbaar, (maar dat geldt voor heel wat zaken die hij als ‘geschiedenis’ aan zijn lezers voorgeschotelde).[1]

Als het om Ellen White gaat zijn er nog steeds massa’s vragen over wat wel en wat niet waar is. Veel van wat in het verleden over haar werd geschreven  was bepaald niet erg objectief.  Vanaf het allereerste begin van haar loopbaan had Ellen White vijanden en waren er zowel in als buiten de kerk mensen die niets van haar moesten hebben. Dit leidde tot heel wat negatieve pamfletten en boeken en—in onze tijd—een overvloed aan vijandige artikelen op het internet. Daarbij worden soms serieuze problemen aan de orde gesteld, maar er zijn ook massa’s wilde beschuldigingen die alle grond misten.

Aan de andere kant werd Ellen White door haar aanhangers—en door de officiële kerkelijke kanalen—vaak beschreven als een soort heilige en werden allerlei menselijke aspecten van ‘de profeet’ gemakshalve vergeten. Dikwijls werd daarbij een heel selectief gebruik gemaakt van de historische bronnen. En niet zelden werden degenen die allerlei reële problemen aan de orde stelden als ongelovige scheurmakers weggezet, zonder dat hun argumenten een solide antwoord kregen.  Heel wat dingen bleven vaag en de vraag waarom sommige documenten nooit werden vrijgegeven werd niet afdoende beantwoord.

Inmiddels is er veel veranderd. Wie nu de geruchtmakende boeken leest van bijv. Ronald L. Numbers (Prophetess of Health [1978]), waarin uit de doeken werd gedaan dat Ellen’s ideeën over gezondheid bepaald niet zo origineel waren als zij deed voorkomen, en van Walter T. Rea (The White Lie, [1982]), waarin Ellen White van plagiaat werd beschuldigd, vraagt zich af waar destijds alle opwinding vandaan kwam. De feiten die door deze en andere schrijvers boven water werden gebracht worden nu algemeen geaccepteerd als deel van Ellen White’ achtergrond.

Niemand heeft méér bijgedragen  aan een verantwoorde beeldvorming ten aanzien van Ellen White dan de inmiddels gepensioneerde kerkhistoricus George R. Knight. Zijn boeken (waarvan er ook twee door de Adventkerk in Nederland zijn uitgegeven) hebben veel verkeerde ideeën over Ellen White rechtgezet.

Nu het binnenkort een eeuw geleden is dat Ellen White stierf  (16 juli 1915)  is er veel hernieuwde aandacht voor deze co-stichter van de Adventkerk.  Onlangs verscheen al een encyclopedie die volledig aan haar persoon en werk is gewijd.[2] Terrie Dopp Aamodt, die geschiedenis en Engels doceert aan de adventistische Walla Walla Universiteit (WA, USA), is bezig de laatste hand te leggen aan een nieuwe biografie van Ellen G. White. Enkele weken geleden verscheen een belangrijk boek waaraan ruim twintig adventistische en niet-adventistische experts hebben bijgedragen.[3]  In dit boek wordt Ellen White zo objectief mogelijk vanuit een groot aantal invalshoeken belicht.

Ik heb uit dit laatste boek heel wat dingen over Ellen White geleerd die nieuw voor mij waren. Mijn overtuiging dat Ellen White voor adventisten en voor vele anderen van bijzondere betekenis is geweest (en is) blijft daarbij onverminderd overeind. Wel moet ik op sommige punten mijn ideeën over haar, en over hoe inspiratie kennelijk in zijn werk kan gaan, bijstellen. En ik sluit niet uit dat dit in de toekomst, naarmate het historisch onderzoek verdergaat, nog wel eens zal moeten gebeuren.

Een van de meest opmerkelijke dingen die ik in dit boek las heeft betrekking op het einde van het leven van Ellen White. Nadat zij op 16 juli, 1915 in haar woning ‘Elmshaven’ stierf, werd daar twee dagen later een herdenkingsdienst gehouden. In de dagen daarna werd haar lichaam vervoerd naar Richmond, vlak bij Oakland (CA), waar meer dan duizend aanwezigen haar herdachten. Vervolgens werd haar gebalsemde lichaam per trein naar Battle Creek in Michigan vervoerd, waar enkele duizenden op 24 juli aanwezig waren bij de plechtigheid die daar werd gehouden. Ellen White’s kist werd aan het slot van de plechtigheid neergelaten in het familiegraf, waar al eerder twee kinderen van James en Ellen waren begraven en waar sinds 1881 ook James zijn laatste rustplaats had gevonden.

Niet zo lang geleden is echter een wonderlijk vervolg op dit verhaal aan het licht gekomen. Uit correspondentie en andere bronnen (o.a. uit de administratie van de begraafplaats in Battle Creek) is gebleken dat nog dezelfde avond van de dag waarop Ellen White werd begraven haar kist weer uit het graf werd gelicht en naar de grafkelder van de begraafplaats werd gebracht, waar deze 34 dagen werd bewaard alvorens deze opnieuw, in alle stilte, maar in aanwezigheid van de twee zoons van James en Ellen, opnieuw in het familiegraf werd neergelaten. Tot op heden is geen enkele geloofwaardige verklaring gevonden voor deze bizarre gang van zaken. Ik had vaag gehoord over deze begrafenis-in-etappes en kon mijn nieuwsgierigheid nauwelijks bedwingen. Hoofdstuk 16 over Ellen’s dood en begrafenis was dan ook het eerste hoofdstuk dat ik las nadat ik mijn door Numbers en Aamodt gesigneerde exemplaar van het boek in ontvangst had genomen.



[1] John Loughborough, Rise and Progress of the Seventh-day Adventists (Battle Creek, MI: Gen. Conf. Association, 1892).

[2]  Jerry Allen Moon en Dennis Fortin, red., The Ellen G. White Encyclopedia (Hagerstown, MD: Review and Herald Publishing Association, 2014;  1504 blz.

[3]  Terrie Dopp Aamodt, Gary Land, Ronald L. Numbers, Ellen Harmond White: An American Prophet (Oxford; New York: Oxford University Press, 2014).