Monthly Archives: April 2010

Rijke adventisten?

 

‘Rijk’ is een relatief begrip.  Is de Nederlandse Adventkerk rijk?  Nee, er zijn geen enorme reserveringen die jaar in jaar uit steeds maar toenemen door renten en dividend.  Ja, als je kijkt naar wat de kerk per jaar van haar leden ontvangt. De Nederlander geeft gemiddeld 239 euro per jaar aan goede doelen. De Nederlandse adventist geeft jaarlijks meer dan het dubbele aan zijn kerk, en daarbij komt nog een aanzienlijk bedrag dat hij/zij geeft aan semi-kerkelijke doelen als ADRA en lokale kerkelijke projecten. Hoeveel hij/zij daarnaast nog aan allerlei andere charitatieve acties geeft, die niet aan de kerk gerelateerd zijn, is onbekend, maar er is alle reden om aan te nemen dat de adventist ook in dat opzicht redelijk gul is.

 

Deze gulheid is iets om dankbaar voor te zijn. Hoewel daarbij meteen wel de kanttekening moet worden geplaatst dat, als alle kerkleden zich aan het beginsel van tienden-geven zouden houden, de situatie nog een stuk beter zou zijn.

 

Een direct gevolg van het geefgedrag van de Nederlandse adventist is het relatief grote aantal predikanten en andere employees die de kerk in dienst heeft (nog afgezien van het feit dat de kerk in staat is haar pensioenverplichtingen na te komen; daarvoor ben ik persoonlijk erg erkentelijk).  Niet elke Adventgemeente heeft een eigen predikant, maar in welke kerkgemeenschap is dat nog wel het geval? Het plaatje ziet er in feite nogal positief uit.

 

Deze week zag ik toevallig een bericht met de mededeling dat de Gereformeerde Gemeenten in Nederland iets meer dan 23.000 leden hebben. (Deze kerk is in 1953 ontstaan na een afsplitsing van de Gereformeerde Gemeenten; deze laatste kerk telt nu ongeveer 100.000 leden en  ontstond in 1907 door een samensmelting van de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis en de Ledeboerianen; een encyclopedie kan je inlichten over de vraag hoe die destijds ontstonden). Tot mijn verbazing las ik dat de Gereformeerde Gemeenten in Nederland met hun 49 gemeenten het met 6 (ja: zes!) predikanten moeten doen. In hun grotere zus (‘kerk’ is een vrouwelijk woord, ook al hebben vrouwen in sommige kerken niets te vertellen) ‘bedienen’ een kleine zestig predikanten zo’n 160 gemeenten. De gemeenten zijn daar echter heel wat groter dan in de adventistengemeenschap, waardoor de Gereformeerde Gemeenten ongeveer 1 predikant hebben op ruim 1.500 leden.

 

Het plaatje is nergens zo gunstig als bij de adventisten.  Neem de PKN. Deze grootste protestantse kerk in Nederland heeft nu bijna 2.000 predikanten in dienst. Met ongeveer 2,5 miljoen leden is dat gemiddeld 1.250 leden per predikant. De priesterbezetting in de rooms-katholieke kerk laat een nog veel somberder beeld zien. De kerk heeft 4,3 miljoen leden in 1.435 parochies. Er zijn anno 2010 ruim 500 actieve priesters en bijna 600 andere pastorale werkers. Er is dus 1 pastor op zo’n 4.000 leden.

 

Bij de adventisten is de verhouding ongeveer 1 predikant op 200 leden. We zijn dus ook in dit opzicht tamelijk ‘rijk’. Nu weet ik wel: er zijn heel veel factoren die het onmogelijk maken de cijfers in alle opzichten zomaar met die van andere kerken te vergelijken. Maar het geeft wel een indicatie. En het stemt tot grote dankbaarheid. Toch is het echter geen reden om tevreden achterover kunnen leunen. Er zijn heel veel uitdagingen die om menskracht en middelen blijven vragen.

 

In een blog van twee weken geleden meldde ik dat ik me wat bepaalde zaken betreft voor mijn kerk schaam. Gelukkig zijn er ook aspecten die mij met enige trots vervullen. En ik blijf hopen dat ik het meemaak dat ik de schaamte waarvan ik sprak ook niet langer behoef te voelen.

 

Deze week

 

Het wordt vandaag prachtig weer en het lijkt me een goed plan om een flinke wandeling te gaan maken. Ik heb net een route van ca. 25 kilometer uitgestippeld en heb er zin in. Een goed einde van een wat rommelige week, die plotseling weer voorbij is.

 

Op zondag was ik, met nog zo’n 150 personen, naar Apeldoorn getogen naar het zgn. tussentijdse congres van de Nederlandse Adventkerk. Het hoort bij het ritueel dat het landelijk bestuur halverwege een bestuursperiode verslag uitbrengt van de ‘state of the union’. Het is plezierig om bij zo’n gelegenheid niet meer achter de bestuurstafel te zitten. Gelukkig was de sfeer goed en overheerste kennelijk een aanzienlijke tevredenheid met de manier waarop de kerk geleid wordt. Natuurlijk is er altijd wel iemand die het geduld van de voorzitter danig op de proef stelt, maar het is nooit anders geweest . . .

 

Maandag begon met een langdurig bezoek aan de tandarts. De bedoeling was een krakkemikkige kies te redden. Na deze redelijk pijnloze ervaring en na nog een paar dingen in het centrum van ons dorp te hebben afgehandeld stapte ik in het openbaar vervoer om bijna vier aan later weer uit te stappen bij het centraal station in Brussel. Vlak bij de befaamde Grote Markt heb ik wat gegeten om vervolgens naar de hotelkamer te gaan die de Belgische Federatie (overkoepelende organisatie van de Adventkerk in België) voor me had gereserveerd.

 

Op dinsdag was ik op het kantoor van de Belgische kerk, waar de Belgische Adventpredikanten samen waren voor een studiedag waarvoor ik was uitgenodigd. Het ging over ‘verandering’. Moet de kerk veranderen? Zo ja, in welke opzichten? En hoe doe je dat dan? Dat de kerk inderdaad verandert bleek al direct uit het feit dat ik mijn presentaties in het Engels moest houden, vanwege de grote linguïstische diversiteit onder de predikanten!)

Na een intensieve dag pakte ik weer de trein naar huis. Die bleek overvol te zijn, vanwege de aswolk van de IJslandse vulkaan (waarvan ik de naam niet kan onthouden).

 

Op woensdag een paar ontmoetingen rond het Nederlandse uniekantoor en ’s avonds koffievisite bij onze buren.

 

Op donderdag zat ik opnieuw bij de tandarts. Dit keer werd er gesneden. Er bleek nog ergens een stukje ‘vulling’ van een oude wortelkanaalbehandeling in de kaak te zitten, nadat de kies jaren geleden door een brug was vervangen. En dat zorgde voor een vervelende ontsteking. Met vijf hechtingen in de mond kwam ik weer thuis.  Zodra de verdoving was uitgewerkt ben ik met mijn vrouw naar het dorpscentrum teruggekeerd om op een zonrijk en beschut terrasje bij de passantenhaven van een kop thee met appeltaart te genieten.

 

Tussen de bedrijven door heb ik de afgelopen week heel wat uurtjes besteed aan een nieuw project: een boek over de adventistische theologie. Van het boek van Richard Rice, getiteld ‘The Reign of God’, wordt een Nederlandse editie gemaakt. Drie mensen zorgen samen voor de vertaling. Ik heb de eerste vijf hoofdstukken voor mijn rekening genomen en ben inmiddels een aardig eind op dreef. Het is de bedoeling dat het boek begin 2011 verschijnt.

 

Gisteravond heb ik geboeid gekeken naar het debat tussen de drie Britse politieke leiders. Ik vond dat Brown het goed deed en was verbaasd vanmorgen op diverse nieuwswebsites te zien dat de conservatieve Cameron algemeen als de winnaar werd aangewezen. Het bevestigde mijn diepgewortelde vooroordeel dat Britten toch wel heel anders zijn dan Nederlanders.

 

Ja, en vandaag wordt er dus gewandeld. De preek voor morgen (Leeuwarden) heb ik voor het grootste deel op maandag en dinsdag geschreven in de trein naar en van Brussel. Ik kan dus met een gerust hart de wandelschoenen aantrekken. Na ongeveer tien kilometer passeer ik een horecagelegenheid.  Een beetje planning blijft ten slotte altijd wenselijk!

Schaamte

 

De Rooms-katholieke Kerk maakt een zware tijd door. Het schandaal van geestelijken die jarenlang jonge kinderen misbruikten, die aan hun zorg waren toevertrouwd, is als een inktvlek die zich steeds verder uitbreidt.  Als buitenstaander blijf je je verbazen dat deze verschrikkelijke misstand zo veelvuldig voorkwam.

 

Waar ik me de afgelopen weken ook enorm over heb verbaasd is de weinig professionele manier waarop de Kerk met dit schandaal omgaat. Allerlei hoge prelaten spreken met de media of houden toespraken en doen de ene domme uitspraak na de andere. Zou de Katholieke Kerk geen strategie hebben voor het omgaan met een crisis, denk je dan? Heeft men geen protocollen die aangeven wie het woord voert als de Kerk onder vuur ligt?

 

Als protestant zou je je gemakkelijk enigszins superieur kunnen voelen boven deze katholieke smeerboel. Maar laten we niet vergeten dat ook protestantse kerken soms flinke doofpotten hebben waarin door de loop der jaren heel wat dingen die het daglicht niet konden verdragen zorgvuldig zijn weggefrommeld en dat er ook dikwijls onder protestanten heel ruime mantels waren waarmee allerlei onoorbare praktijken in de naam der liefde konden worden bedekt.

 

Als ik elke dag weer opnieuw de berichten in de krant tegenkom, of de verslagen zie en hoor via de andere media, van nieuwe openbaringen van seksueel misbruik van kinderen door geestelijken, schaam ik mij. Ik schaam mij als christen voor de wijze waarop mede-christenen, van welke organisatie en waar dan ook, de normen die wij allen aan de Bijbel ontlenen met voeten hebben getreden. Die schaamte wordt verdiept door het besef dat voor ontelbaar velen in onze maatschappij het falen van pastoors of dominees of anderen die namens de kerk optreden, de recente ontwikkelingen een aanleiding zijn om nog definitiever de kerk de rug toe te keren. En dat velen nog minder fiducie zullen hebben in geestelijken van welke snit dan ook.

 

Maar, ik schaam mij dezer dagen ook voor mijn eigen kerk, waar ik zo intens aan verknocht ben. Ik hoef mij gelukkig niet te schamen voor grootschalige seksuele schandalen in de kring van mijn geloofsgemeenschap. Maar ik schaam mij wel voor de manier waarop een ander essentieel facet van de christelijke levensvisie nog steeds wordt genegeerd. Ik had (met velen)  gehoopt dat tijdens het komende wereldcongres over drie maanden in Atlanta (Georgia, VS) eindelijk een einde gemaakt zou worden aan een onrecht dat nu al zo lang in ons midden is gedoogd: de weigering vrouwelijke predikanten in alle opzichten gelijk te stellen aan hun manlijke collega’s. Waar het Nieuwe Testament het zo duidelijk maakt dat in Christus mannen en vrouwen exact dezelfde status hebben, blijkt een groot deel van de adventistische wereld nog steeds niet bereid om in te zien dat een verantwoorde Bijbeluitleg de huidige discriminatie van de vrouw op geen enkele wijze steunt.

 

Het leek er de afgelopen paar maanden even op dat het onderwerp op de agenda van het wereldcongres zou komen. Maar een paar dagen geleden werd duidelijk dat dit niet zal gebeuren. Vooral de kerkleden in veel zich ontwikkelende landen blijven zich heftig verzetten tegen ‘inzegening van de vrouw in het ambt’. En zo blijft deze ernstige smet op ons kerkelijke blazoen in elk geval voorlopig nog bestaan. Het doet me verdriet en ik schaam me voor mijn kerk. En naast het feit dat een van de christelijke basisbeginselen—dat we in Christus allemaal gelijk zijn—wordt ontkracht, zullen ook door deze ontwikkeling velen diep teleurgesteld zijn of blijven in de kerk als instituut.

 

Troje

 

Er zijn verhalen die een bijzondere indruk op je maken. Ik heb altijd inspiratie geput uit de verhalen over mensen die bijzonder ondernemend waren; die een idee hadden en dat niet lieten rusten voordat ze het in realiteit hadden omgezet. Eigenlijk zijn er drie van dat soort verhalen die me sinds mijn jeugd hebben gefascineerd. In de eerste plaats was dat het relaas over Heinrich Schliemann, de succesvolle zakenman die het oude Troje wilde vinden. Daarnaast was er ene mr. George Smith, de Engelse postbode, die zichzelf spijkerschrift leerde en in het Brits Museum in Londen stukjes van het Gilgamesj zondvloed-epos vond. Smith wilde toen de kleitabletten vinden waarop de rest van het verhaal te vinden was. Hij slaagde er na ontzettend veel moeite in de mensen en de middelen te vinden om een expeditie uit te rusten naar het oude Nineve, waar men inderdaad de bibliotheek van de Assyrische koning Assurbanipal vond en, wonder boven wonder, zelfs de ontbrekende kleitabletten. Ik heb het Brits Museum vaak bezocht en natuurlijk de betreffende kleitabletten gezien. En na een bezoek aan Irak aan het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, waarbij ik  naar Nineve ben geweest, kan ik me enigszins een voorstelling maken van waar die bibliotheek ooit was.

 

Dan was er het verhaal van Konstantin von Tischendorff, de man die op reis was in het Midden-Oosten en in de Sinaiwoestijn een plek zocht om te overnachten. Hij klopte aan bij het St. Catherinaklooster, vlak bij de berg waarop Mozes volgens de overlevering die Tien Geboden van de Heer in ontvangst mocht nemen. Daar kwam hij tot de ontdekking dat de monniken een schat aan kostbare oude bijbelhandschriften bezaten, maar daar nogal slordig mee omgingen. Hij wist, na de nodige verwikkelingen, in1859, een oude, haast volledige codex van het Nieuwe Testament te bemachtigen. Vandaag de dag wordt deze Codex Sinaiticus beschouwd als een van de belangrijkste bronnen voor het vaststellen van de oorspronkelijke tekst van het Nieuwe Testament en is hij een van de pronkstukken van het British Museum. Bijna twintig jaar geleden had ik tijdens een van mijn reizen door Afrika een paar vrije dagen in Egypte en dat maakte mijn droom om ooit Tischendorf te volgen naar het St. Catherinaklooster tot werkelijkheid.

 

Tot gisteren bleef het aanschouwen van Troje, de plek die mijn derde held, Schliemann, al lezend in de Ilias van Homerus wist te identificeren en uiteindelijk vond, een onvervulde droom. Maar gisteren liep ik dan tussen de restanten van het oude Troje. Het was een stop van zo’n anderhalf uur tijdens de busreis van Istanboel naar Pergamum, de eerste van ‘de zeven gemeenten’ waarvan we de restanten vandaag zullen zien. Troje is qua ‘site’ niet de meest interessante die je je denken kunt en het wanstaltige (namaak)paard van Troje, waar je in kunt klimmen (ik kon de behoefte dat te doen redelijk snel onderdrukken) doet super-kitcherig aan. Maar het deed me wel wat, eindelijk nu de sleuf te hebben gezien die Schliemann destijds in1870 heeft gegraven. Schliemann vernielde al gravend helaas wel het een en ander en hij had ook niet helemaal de goede laag te pakken toen hij dacht dat hij het Troje van de tijd van de Trojaanse Oorlog met Griekenland had gevonden, maar hij bereikte het doel dat hij zich had gesteld!

 

Van Troje gaat de reis verder de ‘zeven gemeenten’.  Vandaag staat een bezoek aan Pergamum op het programma, en daarna zullen we de komende dagen Sardes, Philadelphia, Laodicea en, natuurlijk, Efeze bezoeken. Ten slotte zullen we Patmos aandoen. Het is een zgn. oriëntatiereis die aan reisleiders wordt aangeboden die met een gezelschap deze zelfde reis gaan maken en hun evenement laten organiseren door de Drietour reisorganisatie in Driebergen. Over zo’n zes weken hoop ik met zo’n dertig senioren opnieuw naar deze contreien te gaan en dan redelijk goed voorbereid te zijn om die groep te leiden. Ik maak dan ook driftig aantekeningen over de hotels, de plaatsen van de toiletten onderweg en de pleisterplaatsen voor koffiepauzes, etc., etc.

 

Maar nu zal ik eerst beproeven of ik deze weblog via het hotel-internet kan ‘laden’. Als u deze blog kunt lezen is er in elk geval geen ‘Trojan horse’ geweest die mijn laptop met eevirus heeft geïnfecteerd.

 

Witte donderdag

 

Aanstonds gaan we de zeldzaam saaie rit van Hamburg naar Zeewolde beginnen. Ik was gisteren bij Advent Verlag—de Duitse adventistische uitgeverij—om de laatste details van de uitgave van het boek dat werd uitgegeven ter ere van de 75e verjaardag van dr. Jan Paulsen af te handelen. Nu heb ik voor het ontbijt nog even de tijd voor mijn wekelijkse blog, nadat ik zojuist heb vastgesteld dat er weinig opzienbarends gebeurd is in de wereld terwijl ik lag te slapen.

 

Vandaag is het witte donderdag. In de Engelstalige wereld spreekt men van Maundy Thursday. Het woord ‘maundy’ is een samentrekking, cq. verbastering, van het Latijnse woord ‘mandatum’ dat gebod betekent.  Het verwijst naar het gebod dat Jezus, op de donderdag voordat hij naar het kruis, ging aan zijn discipelen gaf om elkaar te voeten te wassen en daarmee zijn voorbeeld van nederigheid te volgen.

 

Door de eeuwen heen heeft de voetwassing als religieus gebruik zich op een aantal manieren weten te handhaven. Het bleef eeuwenlang de gewoonte om reizigers die stoffig en vermoeid ’s avonds bij een klooster aanklopten en onderdak zochten voor de nacht, als welkomstgebaar de voeten te wassen.

 

Veel Europese koningen en andere vorsten wasten op de donderdag voor Pasen de voeten van een aantal van hun onderdanen om zo het voorbeeld van de Vorst der vorsten na te volgen. In de loop van de negentiende eeuw verdween dit gebruik bijna overal. In Engeland is er echter nog steeds een ceremonie die eraan herinnert. Tijdens een speciale dienst eert de Britse monarch ook dit jaar weer een aantal van haar onderdanen die zich voor hun medemens op een bijzondere manier hebben ingezet. Weliswaar komt daar geen water meer aan te pas, maar ontvangen de uitverkorenen een gouden penning uit handen van de majesteit. In het Vaticaan wordt de voetwassing nog wel letterlijk uitgevoerd, als de paus de voeten van een twaalftal priesters wast.

 

Als een rite die aan het avondmaal is gekoppeld werd de voetwassing in ere hersteld door de wederdopers in de zestiende eeuw. De Nederlandse Doopsgezinden namen die traditie over en tot aan het begin van de negentiende eeuw werd door hen bij de avondmaalsviering de voetwassing toegepast. Naast de zevende-dags adventisten die deze traditie nog steeds kennen zijn er een aantal andere kleine religieuze groeperingen met wortels in het anabaptisme die ook nu nog de voetwassing bij het avondmaal kennen.

 

Bij de zevende-dags adventisten wassen de leden elkaar, één op één, de voeten. Toen de wederdopers een kleine vijf eeuwen terug de voetwassing weer invoerden, deden zij dat wat anders: de voorganger waste de voeten van alle gemeenteleden. Eigenlijk is dat wat dichter bij de letter van het evangelieverhaal, waar Christus immers ook de voeten van alle discipelen waste. Je zou kunnen zeggen dat het toepasselijk zou zijn voor een evangeliedienaar om zo zijn kudde te dienen. Maar, als je een wat grotere gemeente onder je hoede hebt is dat natuurlijk wel wat minder praktisch.

 

Maar goed—nu in de aanloop naar Pasen en vooral ook nadenkend over de details van mijn Paaspreek a.s. zaterdag in de Adventgemeente Almelo, liet ik voor mijzelf de gebeurtenissen van die goede week de revue passeren en dacht ik aan de voetwassing van de witte donderdag. Het herinnerde mij eraan dat ook van mij als evangeliedienaar in het dagelijks leven een dienende houding verwacht mag worden. Hoe dat precies zal kunnen blijken tijdens een autorit door Noord-Duitsland is me nog niet helemaal duidelijk. Maar je weet maar nooit wat je tegenkomt.

 

Verder gegroet.  Laat ik dan doen met de Paasgroet: De Heer is waarlijk opgestaan!