Monthly Archives: April 2017

Vrees

 

Vorige week nam ik gedurende een aantal dagen actief deel aan de tweejaarlijkse studieconferentie van adventistische theologen in Europa. Het congres met zo’n 75 deelnemers vond plaats in de gebouwen van de adventistische Friedensau Universiteit, in de omgeving van de stad Magdeburg. Het thema van het congres was ‘vrijheid’.  Daarbij werd in dit Lutherjaar vooral de link gelegd naar het belangrijke geschrift van Luther over ‘de vrijheid van een christen’.

Een van de sprekers was dr. Zack Plantak, die sinds enige tijd theologie en ethiek doceert aan de Loma Linda Universiteit in de VS.  Hij benadrukte in het eerste gedeelte van zijn lezing de realiteit van onze tijd waarin heel veel mensen zich niet vrij voelen maar lijden onder een drievoudige tirannie. Er is, zo zei hij, de tirannie van het verleden, namelijk de schuldgevoelens die ons vaak gevangen houden. De tirannie van het heden is onze  egoïstische gerichtheid op onszelf. En, ten slotte, wordt ons onze vrijheid ontnomen door een vorm van tirannie die betrekking heeft op de toekomst, namelijk angst. Ik vermoed dat een aantal van Zacks gedachten binnenkort nog wel eens zullen terugkomen in een van mijn preken.

Het is ontegenzeggelijk waar dat angst voor de toekomst velen van ons in de ban houdt. Ouders maken zich constant zorgen over hun kinderen–en die zorg en angst dat het hen niet goed zal gaan houdt niet op op het moment dat ze zelfstandig zijn.  Jongvolwassenen hebben allerlei angsten over hun toekomst–hun baan, hun huis, hun pensioen. Wie ouder begint te worden is bang om af te takelen en zijn mobiliteit (of zijn verstand ) te verliezen.

Maar helaas heeft onze vrees in veel gevallen niet alleen te maken met wat zou kunnen gaan komen, maar ook met het heden. En helaas komen we dat steeds meer tegen in de kerk–met name de Adventkerk. Het is triest om te moeten constateren dat we in veel opzichten te maken hebben gekregen met een angstcultuur.

Ik krijg talloze commentaren van lezers van mijn laatste boek (FACING DOUBT) die zeggen dat zij zich, wat hun twijfels en zorgen betreft, in mijn boek herkennen. Maar zij zeggen ook dat ze het heel moeilijk vinden om daarover met mensen om hen heen te praten. Ze zijn heel dikwijls bang dat ze, als zijn aangeven dat zij er op bepaalde punten een wat afwijkende mening op nahouden, niet langer in hun kerkelijke gemeente kunnen functioneren.

Kerkleden die niet tot het heteroseksuele deel van de mensheid behoren zijn vaak bang om openlijk over hun seksuele geaardheid te praten. Want in veel adventistische gemeenten betekent dat nog steeds dat je geen volwaardig lid kunt zijn of, in elk geval, niet voor aan ambt in aanmerking kunt komen.

Van veel adventistische academici hoor ik dat ze bang zijn dat hun academische vrijheid steeds verder wordt ingeperkt–en dat geldt vooral voor de theologen. Ze moeten zich precies houden aan de officiële standpunten en mogen de Bijbel maar op één manier benaderen.  Wie dat niet doet loopt moet bang zijn om als ‘verdacht’ te worden gebrandmerkt en kan soms zelfs zijn baan verliezen.

Er zijn ook nogal wat personen in leidende kerkelijke functies die me vertellen dat ze heel voorzichtig moeten zijn in wat ze zeggen en bepaalde dingen maar beter helemaal niet kunnen zeggen, omdat ze anders in een kwaad daglicht komen te staan en hun (her)verkiezing voor hun functie op de tocht komt te staan.

Het is duidelijk dat dit een heel ongewenste toestand is. Bang moeten zijn is niet goed voor een mens. En het hoort niet bij het geloof van een christen en bij leven in een ‘gemeenschap’ van gelovigen. Het geloof van de christen is niet een leven van vrees maar van liefde.  (Zie 1 Johannes 1:14: Volmaakte liefde drijft de vrees uit.)

 

Over de vrijheid van een christen

 

Het is vrijdagmorgen rond zes uur. Vandaag gaan we verder met de conferentie van Adventistische theologiedocenten uit heel Europa, die hier (op de campus van de Friedensau Universiteit in Duitsland) woensdagavond is begonnen. Eigenlijk ben ik hier een beetje een buitenbeentje. Ik ben immers al geruime tijd gepensioneerd en hoewel ik dikwijls wel hier en daar les heb gegeven, heeft mijn loopbaan zich toch grotendeels buiten de collegezaal afgespeeld. Maar ik word toch elke twee jaar weer opnieuw uitgenodigd en heb gewoonlijk een aandeel in het programma. Zo ook dit jaar. Om half tien is het mijn beurt om een lezing te houden. Ik ben een van de vier zogenaamde ‘plenary’ speakers. Dat betekent dat ik een periode heb van bijna anderhalf uur voor mijn lezing en voor de daarop volgnde vragen en discussie, en dat alle deelnemers daarbij aanwezig zijn. (Tijdens een flink deel van het programma zijn er gelijktijdig twee sprekers, zodat men kan kiezen wat het meest bij de eigen interesse aansluit.)

Het thema van de conferentie is: On the Freedom of a Christian– Human Accountability and Liberty in the Light of the Reformation. Aangezien 2017 het jaar is waarin wordt herdacht dat Luther 500 jaar geleden het startsein voor de kerkhervorming gaf door zijn 95 stellingen op de deur van de Slotkapel in Wittenberg te spijkeren, speelt het gedachtegoed van Luther een grote rol in de meeste lezingen.

Over de Vrijheid van een Christen is een van de bekendste vroege publicaties van Luther. Ook mijn lezing sluit daarbij aan.  Deze is getiteld Religious Freedom in the Lutheran tradition and for Adventist Christians in 2017.  Het eerste deel van wat ik ga zeggen bespreekt Luthers visie op het begrip  “vrijheid” en hoe Luther met “vrijheid” in de praktijk omging. Vrijheid betekende voor hem in de eerste plaats dat de mens vrij moet worden van de druk van de wet. De mens wordt vrij door in geloof te aanvaarden dat hij voor God, zonder daar zelf enig aandeel in te hebben, gerechtvaardigd is. Het is dus vooral een kwestie van innerlijke vrijheid. Dit is een grondgedachte van de protestantse theologie. Wat ons uiteraard als protestanten vooral ook aanspreekt is dat Luther de moed had te protesteren tegen allerlei dwalingen en onjuiste praktijken van de middeleeuwse kerk en zich vrij wilde maken de pauselijke tirannie.

Tot zover kunnen Adventisten goeddeels instemmen met Luther. Maar in zijn verdere uitwerking van wat ‘vrijheid’ betekent is dat veel minder het geval. Zo keerde de hervormer zich tegen de gedachte dat de mens een vrije wil heeft. Net als Calvijn hield hij zijn volgelingen voor dat er een (dubbele) uitverkiezing is, waarbij de menselijke wil geen rol speelt. Met veel andere, vooral evangelikale, christenen, zijn adventisten het daarmee zeer oneens.

Ook ten aanzien van andere aspecten van vrijheid zijn Adventisten geen volgelingen van Luther. Hij was zeker niet voor volledige vrijheid van godsdienst voor iedereen. Afwijkende theologische ideeën werden in het Lutherse kamp niet geduld en Luther wilde geen kerk die vrij zou zijn van de staat–en vice versa. In diverse opzichten zijn Adventisten meer verwant aan de ‘radicale’ hervormers die volledige scheiding tussen kerk en staat wilden en die wel een veel grotere mate van tolerantie voor andere ideeën en van vrijheid van godsdienst voorstonden.

Waar het mij in het tweede deel van mijn lezing vooral om gaat is erop te wijzen dat we in dit Lutherjaar niet alleen kritisch moeten kijken naar wat Luther zei en deed ten aanzien van ‘vrijheid’, maar als zevende-dags adventisten onszelf ook een spiegel moeten voorhouden. Van meet af aan hebben wij gestreden voor vrijheid van godsdienst. Vaak was het nodig om ons eigen recht op bijvoorbeeld vrije sabbatviering te verdedigen, maar we zijn vaak ook opgekomen (en dat doen we nog steeds) voor vrijheid van geloof en godsdienst voor elk mens. Helaas zien we echter dat het intern in onze kerkelijke organisatie vaak, en in toenemende mate, aan die vrijheid ontbreekt. Er is een tendens om steeds duidelijker af te bakenen wat iedereen tot in detail moet geloven om een ‘echte’ adventist te mogen heten.  Bijzonder actueel zijn de pogingen van de kerkelijke leiding om de academische vrijheid van de theologen binnen de kerk te beperken.  Daarom besluit ik (heel voorzichtig) mijn lezing met deze conclusie:

“In veel opzichten blijven de opvattingen van Luther–en van Calvijn en de andere grote hervormers–onder de maat. Vijf eeuwen na die gedenkwaardige morgen in Wittenberg, toen Luther zijn 95 stellingen op de deur van de Slotkerk spijkerde, kunnen we ons verheugen over het feit dat de mensenrechten in veel landen hoog op de agenda staan, waarbij ook het recht op vrijheid van godsdienst meestal een belangrijke plaats heeft. Het stemt tot dankbaarheid te zien dat de Adventkerk steeds heel actief is geweest op het gebied van gewetens- en godsdienstvrijheid. Maar wellicht is toch wel de tijd gekomen om aan de kerkleden en aan degen die in de kerk werken meer vrijheid toe te staan om nieuwe theologische wegen te exploreren en ervoor te zorgen dat zij die in grotere vrijheid onderling te kunnen delen. Dat, dunkt mij, is een belangrijke lering die we kunnen trekken uit onze studie van het begrip ‘vrijheid’ in het denken en handelen van Luther en de andere hervormers.”

 

Een adventistisch predikant of een predikant in de Adventkerk?

 

Na de kerkdienst afgelopen zaterdagmorgen in de Florida Hospital Church in Orlando (Florida, USA) nodigden enkele leden van de pastorale staf mij uit voor een maaltijd in een uitstekend Mexicaans restaurant. Ik genoot niet alleen van wat ik voorgeschoteld kreeg maar ook van het open en geanimeerde gesprek. We hadden het vooral over het functioneren van predikanten, anno 2017, in adventistische gemeenten. Mijn Amerikaanse collega’s bevestigden wat mij al eerder duidelijk was geworden. Vroeger hadden veel predikanten de ambitie om te ‘promoveren’ naar een staffunctie in het conferentie- of uniekantoor. Nu zijn er nog maar weinigen die dat ambiëren. De lokale gemeente is veel meer de focus van het kerkelijk werk. Wat er op ‘hogere’ niveaus gebeurt interesseert de meeste predikanten (zeker in de VS) nog maar heel weinig. Als er al sprake is van carrièrewensen dan is het vooral de wens om de zorg te krijgen voor een ‘prestigieuze’ kerk die verbonden is aan een college, een universiteit of een grote gezondheidsinstelling.

Toen we wat verder inzoomden op de spanningen die er kunnen zijn tussen de eigen ideeën en overtuigingen van een loyale Adventpredikant en wat er van ‘bovenaf’ wordt opgelegd, zei een van mijn tafelgenoten iets heel opmerkelijks. Zij zei: ‘Ik ben geen Adventistisch predikant, maar ik ben een predikant in de Adventkerk.’ En dat maakt nogal wat verschil!

Als je jezelf als adventistisch predikant bestempelt geef je daarmee aan dat je een soort verlengstuk bent van de Adventkerk. In alles wat je zegt en doet probeer je de theologie, de wijze van kerk-zijn en de kerkelijke regels zo zorgvuldig mogelijk uit te dragen. Dat mag de gemeente van je verwachten en dat ben je aan je rol als adventistisch predikant verplicht. Maar dat laat weinig ruimte voor een meer persoonlijk invulling van je taak.

Als je daarentegen jezelf ziet als een predikant die werkzaam is binnen de Adventkerk ligt het accent heel anders. Dan zeg je dat je allereerst predikant bent. Je hebt als christen de roeping gevoeld om ‘voor God’ te gaan werken. Daarbij stond je voor de keuze binnen welk kerkelijk verband je dat zou willen doen en waar je je theologische vorming in eerste instantie zou willen ontvangen. Je heb geconcludeerd dat er goede redenen zijn om dat te gaan doen binnen de Adventkerk. Maar je wilt een stuk persoonlijke ruimte behouden. Je werkt binnen het kerkelijk verband, maar je valt er niet in elk opzicht mee samen. Je voelt je er thuis, maar je bent geen gevangene van een systeem. Je hebt zoveel affiniteit met het adventisme dat je er van harte voor hebt gekozen om binnen die geloofsgemeenschap te werken, maar je claimt voor jezelf de ruimte om niet slaafs alle gangbare interpretaties en tradities te volgen.

Ik had het nooit eerder zo bekeken, maar nu het door mijn collega in Florida zo werd geformuleerd dacht ik: ‘Ja–en zo heb ik het eigenlijk ook altijd gevoeld.’ En zo voel ik het ook nu nog–alleen had ik het nog nooit zo geformuleerd: Ik ben geen adventistische emeritus-predikant, maar een emeritus-predikant binnen de Adventkerk!

 

Jacobs Vlucht

In 2017 is de reformatie van de kerk in de zestiende eeuw een belangrijk thema. Naar verluidt spijkerde Luther precies 500 jaar geleden zijn stellingen op de deur van de Slotkapel in de Duitse stad Wittenberg en dat gebeuren wordt–enigszins arbitrair–gezien als hét moment waarop de kerkhervorming begon. Ik zal in de komende maanden diverse keren achter een lessenaar staan om te spreken over aspecten van de hervorming, vooral over de relatie tussen de hervorming en het adventisme. Hoeveel dankt de Adventkerk in haar theologie en wijze van kerk-zijn aan de reformatie? En wie was belangrijker voor ons: Luther of Calvijn? Of moet onze dank vooral uitgaan naar de zgn. ‘radicale reformatie’?

Dit jaar is er ook een stortvloed van boeken over Luther en zijn werk en over aanverwante onderwerpen. Bij een bezoek aan een van mijn favoriete boekhandels tijdens de recente Boekenweek viel mijn oog op een boek dat volgens de omslag een familie saga is uit de Gouden Eeuw. Het leest als een boeiende roman, maar berust op een indrukwekkende hoeveelheid research. De titel is Jacobs Vlucht. De schrijver is Craig Harline, een hoogleraar aan de mormoonse Brigham Young Universiteit in Utah (VS), die een specialist is in de geschiedenis van de Lage Landen en zich vooral bezighoudt met het religieus leven in West-Europa tijdens de Reformatie. Het boek heeft drie hoofdpersonen. De Oude Jacob (Jacobsz. Roelandt–later gelatiniseerd tot Jacob Roelandus, zijn zoon Timotheüs en zijn kleinzoon: de Jonge Jacob.

Het verhaal maakt ons duidelijk dat in de eeuw na de kerkvorming–waarin geleidelijk aan de gereformeerde religie veel aanhang in de Nederlanden wist te verwerven en in veel steden en regio’s zelfs de dienst ging uitmaken, de godsdienstige tolerantie vaak veel minder groot was dan algemeen wordt aangenomen. Het gezin waarin de oude Jacob (die o.a. een van de vertalers van de Statenvertaling zou worden) opgroeide moest, vanwege de bekering van zijn ouders tot het gereformeerde geloof, vanuit Delft vluchten naar Antwerpen.  Zoon Timotheus, die in de voetsporen van zijn vader trad en predikant werd, had vooral te lijden onder de interne intolerantie in de gemeenten waar hij zijn ambt uitoefende. De jonge Jacob zou later in het diepst van de nacht op de leeftijd van ongeveer twintig jaar zijn ouderlijk huis ontvluchten, omdat hij terug wilde gaan naar het katholieke geloof. Hij werd uiteindelijk een Jezuïet en ging als missionaris naar Brazilië. Behalve een briefwisseling gedurende enige tijd met zijn zus, bleek elk verder contact tussen deze Jacob en zijn gereformeerde familie onmogelijk.

Hoe moeilijk en gevaarlijk het vaak was in de tweede helft van de zestiende en aan het begin van de zeventiende eeuw om katholiek te zijn, en hoe riskant het elders kon zijn om gereformeerd te zijn, wordt in detail beschreven. Maar het boek geeft daarnaast een interessant inkijkje in het leven van een predikant in die periode en ook in het gemeenteleven van die tijd. Dat aspect van het boek onderstreept weer eens dat we ervoor moeten oppassen het verleden te idealiseren. De protestanten die dit jaar, meer dan gewoonlijk, horen en lezen over de heldendaden (en dat waren ze) van Luther en de andere hervormers, zullen ook minder fraaie dingen tegenkomen en moeten concluderen dat de kerk (ook de kerk die na het optreden van hervormers ontstond) zowel een gemeenschap van heiligen was als een hospitaal voor zondaars!

Even een korte illustratie van hoe de kerk in de tijd waarin Jacobs Vlucht zich afspeelt verre van volmaakt en harmonisch was.  De oude Jacob werd een predikant met veel aanzien. Hij was niet alleen actief in zijn gemeente in Amsterdam, maar werd ook wel ingeschakeld voor andere klussen. Zo moest hij zich bezighouden met de kwestie die was ontstaan nadat een predikant dronken van zijn paard was gevallen. Ook moest hij tussenbeide komen toen een echtpaar in zijn gemeente zo’n hooglopende ruzie kreeg dat ze fysiek moesten worden gescheiden. Hij kreeg opdracht te onderzoeken of iemand echt tussen de hoeren woonde, zoals een gerucht wilde. Hij werd op pad gestuurd om te gaan controleren of zijn collega’s in de regio Noord-Holland wel voldoende studeerden en ‘godzalig’ genoeg waren en niet hun inkomen met een of ander louche handeltje aanvulden. En hij moest natuurlijk in zijn eigen gemeente nagaan of de kerkleden wel aan het avondmaal mochten deelnemen en er geen verdachte geloofsopvattingen op na hielden, of zich schuldig maakten aan dansen, roddelen, diefstal en dronkenschap.

Al met al een bijzonder boek dat aspecten van de reformatietijd belicht die vaak onvermeld of onderbelicht blijven. De kerk van vroeger kan ons inspireren, maar we moeten ervoor oppassen te denken dat alles vroeger heel veel beter was dan nu!  De Heer moest heel veel geduld hebben met de mensen die zo’n vijf eeuwen geleden tot zijn kerk wilden behoren. Dat geeft mij het vertrouwen dat hij dat geduld ook nu nog wil opbrengen voor de verre van volmaakte kerk waartoe ik anno 2017–500 jaar na Luther–behoor.