Monthly Archives: April 2011

Koningshuizen en koninklijke huizen

 

[Cernika, vrijdagavond 29 april] Vandaag werd ik uitgebreid herinnerd aan het feit dat er koningshuizen waren en zijn. Doordat ik de gehele dag op excursie was, kon ik niet tot de twee miljard aardbewoners behoren die vandaag het moment hebben kunnen aanschouwen waarop William op het balkon van het Buckingham Palace zijn bruid Kate kuste. Maar door naar de website van de NOS te gaan en het laatste journaal via internet te bekijken heb ik me er toch van kunnen overtuigen dat de zoon van de huidige troonopvolger van het Verenigd Koninkrijk de kunst van het kussen redelijk onder de knie heeft. Hij zal vooraf wel wat hebben geoefend.

 

Bij de e-mail van vandaag vond ik zojuist een bericht dat ook de Nederlandse koninklijke familie nog altijd actief is. De majesteit heeft aan 3357 personen een koninklijke onderscheiding verleend. Dit keer viel ook Angelique Hornis uit Emmen in de prijzen als erkenning voor haar vele werk in de Adventkerk en voor het christelijke radiowerk in haar regio. Van harte gefeliciteerd, Angelique! Alweer een nieuwe ridder in ons kennissenkring!

 

Maar ook Roemenië (waar ik op dit moment vertoef) heeft zijn koninklijke verleden. Vanaf 1866 was het land enige tijd een koninkrijk. Vandaag kregen we de kans het zomerpaleis te bezichtigen van de eerste monarch: Koning Karel I (1866-1914). Het was een zeldzaam oninteressante monsterrit, per touringcar, naar het Peleş Kasteel (zoals het paleis heet) in de buurt van Sinaia. Maar toen we in ruim vier uur de 120 kilometer naar ons koninklijk doel eenmaal hadden afgelegd overtrof het bouwwerk mijn verwachtingen ruimschoots. De Duitse afkomst van de koning verraadt zich vooral in de buitenkant van het bouwwerk. Van binnen is het een schier oneindige afwisseling van architectonische negentiende-eeuwse stijlen vanuit vrijwel geheel Europa. De koning verbleef enkele maanden per jaar in dit paleis, en werd tijdens die periode goed bewaakt (door enkele honderden soldaten) en op zijn wenken bediend (door zo’n 900 bedienden). Je vraagt je af hoe het geweest moet zijn om in dit pompeuze, maar op een bepaalde manier toch heel persoonlijke, kasteel te wonen.

 

De lange helling die naar het kasteel leidt heeft mijn beenspieren danig beproefd—het was een wandeling van naar schatting een kilometer onder een hoek van ongeveer 30 graden. Daarna waren de trappen in het optrekje van de koning ook niet mals. De gids vertelde dat het bouwwerk een lift bezit, maar helaas heb ik die niet mogen aanschouwen, laat staan mogen gebruiken. Inmiddels ben ik weer op mijn kamer in nhet studentenwoongebouw van het Institutul teologic Adventist, waarvan de eenvoud in schril contrast staat met wat ik vandaag heb gezien. Ik houd het hier echter nog wel een paar dagen uit, ook al is het bed van een dusdanig bedenkelijke hardheid dat een langgestrafte in Veenhuizen er, waarschijnlijk met succes, over zou klagen.

 

De conferentie is halverwege. Ik heb mijn verhaal gehouden en dat werd (denk ik) goed ontvangen. Vanavond werd ik plotseling ingezet als een geheim wapen om de discussie tussen de aanwezigen en een drietal inleiders in goede banen te leiden. Kennelijk straalt er nog enig gezag van mij af. (Of kon men niemand anders vinden?) In elk geval is die taak me nu ook morgenmiddag toebedeeld.

 

De presentaties en discussies maken weer eens duidelijk dat er een grote theologische diversiteit is onder de deelnemers. Voor sommigen is dit een kwalijke zaak. Hoe kunnen we zo verschillen als we allemaal lid zijn van dezelfde kerk? Voor anderen is het eerder een teken van een gezonde ontwikkeling. Uiteenlopende ideeën kunnen immers verrijken, mits we de kunst verstaan om naar elkaar te luisteren. Daaraan mankeert het helaas ook tijdens dit congres nog wel eens.

 

Toch blijf ik optimistisch. Zojuist werd bij de dagsluiting het lied gezongen ‘I need Thee every hour’, met als refrein: ‘Every hour I need Thee,’ en dan: ‘O bless me now my Saviour, I come to Thee.’ Terwijl we zongen keek ik zo eens om me heen. Het was niet moeilijk om overal om me heen de ernst en toewijding op de gezichten te lezen. En dan denk ik: Zolang we op die manier samen kunnen zingen komt het uiteindelijk allemaal wel goed!

 

Van Hindelopen naar Roemenie

 

Volgens de krant van vanmorgen waren er het afgelopen Paasweekend record aantallen buitenlandse toeristen en Nederlandse vakantiegangers op pad, die samen voor een omzet zorgden van zo’n 750 miljoen euro. Met de Zweedse vrienden die bij ons logeerden en met wie we een stukje Nederland verkenden hebben we ons aandeel aan deze versterking van de Nederlandse economie ruimschoots geleverd. Maar wat ons tijdens dit fantastische zonovergoten lange weekend vooral goed deed was dat we erin slaagden redelijk rustige plekjes te vinden, waar we lange rijen en overvolle attracties konden vermijden. Wij kunnen een bezoekje aan de orchideeënhoeve (compleet met een geweldige vlindertuin) in Luttelgast dan ook van harte aanbevelen! En op eerste Paasdag is een lunch op het dakterras van restaurant ‘De Drie Herrhinge” in Hindelopen, met uitzicht op het IJsselmeer en op de zeiljachten die het haventje in- en uitvaren, een regelrechte traktatie. En als dan de dag, na een oversteek via de Afsluitdijk (die door buitenlanders steevast als heel imponerend wordt ervaren) wordt afgesloten met een goede en gezellige maaltijd op een terras aan de haven van Enkhuizen, kan zeker van een geslaagde dag worden gesproken.

 

Op Tweede Paasdag was het in Amsterdam natuurlijk een stuk drukker. Maar die drukte verstomde tijdens ons bezoek aan Onze Lieve Heer op Zolder, de rooms-katholieke schuilkerk die na de kerkhervorming gedurende zo’n twee eeuwen als geheim godshuis voor katholieken dienst deed.

 

Onze gasten zijn inmiddels weer in Stockholm en ik ben een paar uurtjes geleden in Roemenië aangekomen om daar de komende dagen met theologen samen te zijn. De reis erheen was bepaald minder interessant dan ons tochtje door Friesland op eerste Paasdag. Eigenlijk is het stukje treinreis tussen de brug die de Flevopolder met het ‘vaste’ land verbindt en Weesp het boeiendst van de gehele reis. Ik krijg nooit genoeg van het aanzien van de grazige weiden rechts van de spoorlijn (d.w.z. als je richting Amsterdam rijdt). Vooral in deze tijd van het jaar, als fris-groene kavels worden afgewisseld met stukjes grasland die door honderdduizenden paardenbloemen diepgeel worden gekleurd.

 

Ik ben een paar jaar geleden voor het eerst in Roemenie geweest, ook voor een kerkelijke bijeenkomst die op dezelfde locatie werd gehouden als waar ik nu weer ben. De theologische school van de adventisten in Roemenie heeft alle faciliteiten die nodig zijn om met een groep van tussen de honderd en tweehonderd mensen te kunnen congresseren. Het is alleen jammer dat het complex een uur rijden buiten Boekarest ligt, met niets (of zal ik zeggen: HELEMAAL NIETS) van enige interesse in de omgeving—althans binnen wandelafstand. De vorige keer heb ik met moeite één armzalig plekje kunnen vinden waar (als je wat aandringt) een soort koffie wordt geschonken en waar je op een paar krakkemikkige stoeltjes vóór het betreffende winkeltje het bedenkelijke vocht tot je kunt nemen. Ik zal ongetwijfeld daar de komende dagen toch een regelmatige bezoeker zijn. Maar ik heb ook mijn waterkokertje bij mij en de nodige grondstoffen voor een eigen brouwsel.

 

Niettemin: ik zie uit naar de ervaring van de komende dagen. Zo af en toe een paar daagjes luisteren naar mensen die met elkaar praten over theologische zaken is heel inspirerend. Ik moet bekennen dat ik een behoorlijk vooroordeel koester jegens een aantal deelnemers die zich aanzienlijk rechtser van het theologisch spectrum bevinden dan waar ik mij wel bevind. Ik heb me echter voorgenomen dat ik zal proberen dat vooroordeel zo goed mogelijk uit te schakelen en ook goed te luisteren naar wat van die kant wordt gezegd. Dialoog kan immers alleen gedijen als we niet bij voorbaat al ons oordeel over de ander klaar hebben. En nu maar hopen dat de betrokkenen met dezelfde welwillendheid ook naar mij willen luisteren als ik aan de beurt ben om mijn presentatie te houden!

 

Intussen kan ik aan mijn conditie werken. Mijn kamer is op de derde etage van het woongebouw voor de studenten en er is geen lift.

 

Bubbeltjes-enveloppen etc.

Het was al met al tot dusverre een rustige maand. Ook over de afgelopen week valt er niet veel bijzonders te melden. Ja, ik moest opnieuw naar de tandarts, maar dat lot heb ik waarschijnlijk met tenminste enkele honderdduizenden andere Nederlanders gedeeld.

 

Ik heb wel de deze week een kleine economische crisis veroorzaakt in mijn woonplaats Zeewolde. Gewoonlijk heeft de plaatselijke Bruna-vestiging maar een zeer beperkte voorraad bubbeltjes-enveloppen in voorraad. Deze week is er plotseling een ongekend grote vraag ontstaan naar een bepaald formaat van deze dingen, doordat ik enkele malen alle aanwezige exemplaren heb opgekocht. Ik had ze nodig voor het verzenden van het boek’ Wie goed kijkt ziet altijd wat’.  De opbrengst komt ten goede aan de herbouw van een basisschool in een sloppenwijk van de Haïtiaanse hoofdstad Port-au-Prince. Ik heb inmiddels zo’n 150 exemplaren naar familie, collega’s, vrienden en bekenden gestuurd. Ik hoop dat er niet te veel boze ontvangers zijn, die zich ergeren aan het ongevraagd toegezonden krijgen van een boek. En ik hoop dat er niet te veel ontvangers zullen zijn die ‘vergeten’ een bijdrage voor het nobele doel te storten. Tot dusverre zijn de reacties heel bemoedigend. Maar ik moet even een paar dagen wachten met het voltooien van mijn verzendlijstje, aangezien de Bruna eerst weer over bubbeltjes enveloppen moet beschikken.

 

Een geheel nieuwe ervaring voor me is het bezoek aan een sportschool, twee keer per week. Ik kreeg het medische advies wat kilootjes kwijt te raken om de ouderdomsdiabetes te beteugelen. Mijn ziektekostenverzekering blijkt het nut van dit plan te erkennen en dus maakte ik onlangs kennis met allerlei martelwerktuigen die ik alleen van filmbeelden kende en heb ik een lijstje oefeningen meegekregen, voor als ik een weekje niet naar de sportschool kan komen. Ik zal mijn best doen de noodzakelijke discipline op te brengen . . .

 

De komende weken gaan weer wat meer afwisseling brengen. Dit Paasweekend mogen we ons verheugen in het bezoek van een bevriend echtpaar uit Zweden—mensen die we al zo’n dertig jaar kennen en bij wie wij ook regelmatig in Zweden op bezoek gaan. Op hun wensenlijstje van dit weekend staat o.a. de Keukenhof. Ik ben bang dat we daar de beperkte ruimte niet alleen met een massa bloemen, maar ook met bijna alle naar Nederland uitgeweken Duitse toeristen, zullen moeten delen.

 

Na het weekend komen snel achtereen een bezoek aan een adventistisch theologencongres in Roemenië, de seniorenreis naar Griekenland (waarbij ik als toerleider optreed) en een spreekbeurt in Frankfurt am Main, waar later in de maand mei de AWA (Adventistische Wissenschaftliche Arbeitskreis) enkele dagen bijeenkomt. De AWA is een soort Duits equivalent van Spectrum. Ik heb mijn lezing voor Roemenië al enige tijd klaar en heb deze week de laatste hand gelegd aan de twee lezingen voor de AWA-meeting.

Niets weerhoudt mij er  dus van om de komende dagen rustig te genieten van de Paassfeer, het bezoek van goede vrienden en het fantastische weer.

 

Een exposant en een middernachtsroeper

 

Een cultureel hoogtepunt in Zeewolde is weer geschiedenis.  Het afgelopen weekend was er een ‘kunstroute’. Ruim 25 beeldende kunstenaars (beroeps-, semiberoeps- en amateurkunstenaars), die verenigd zijn in de Kunstkring van Zeewolde, exposeerden in hun eigen atelier of bij hen thuis. Maar er waren ook enkelen die hun werk exposeerden in het kerkelijk centrum ‘De Open Haven’ in het centrum van Zeewolde. Mijn vrouw Aafje was een van hen. Het bleek een prima plaats om te exposeren en ook de pers wist haar daar te vinden, zoals o.a. blijkt op de website ‘Blik op Zeewolde’ en zoals morgen ongetwijfeld ook zal blijken als het plaatselijke krantje Zeewolde Actueel overal in de bus glijdt. Daarmee is Aafje ongetwijfeld een bekendere persoon in onze woonplaats dan ik. En terecht, want ze maakt mooie dingen! [Ze wist trouwens ook al eerder de plaatselijke media te halen, vanwege haar portretten en andere schilderijen, en doordat ze twee jaar geleden de wisselbeker won bij het Groot Zeewolder Dictee!]

 

Maar, ik kan mij troosten met de gedachte dat ik toch ook niet geheel in de vergetelheid weg weggezakt. In zijn laatste boek dat heel onlangs verscheen (Dienstreizen van een Thuisblijver) heeft Maarten ’t Hart het weer eens nodig gevonden zijn  afkeer van het zevende-dags adventisme te etaleren en en passant heb ik ook de eer daarbij te worden vermeld. In dit kostelijke, autobiografische boek is een heel hoofdstuk gewijd aan zijn botsingen met zevende-dags adventisten en zijn gedateerde visie op hun verfoeilijke ideeën. Geheel volgens verwachting komen de traumatische jeugdherinneringen weer boven van zijn bijbaantje als broodventer in de Piet Heinstraat in Maassluis waar enkele bewoners adventist waren geworden. Volgens het sterk overdreven en voor een goed deel onjuiste verhaal (zo heb ik gehoord van de nazaten van de betreffende tot het adventisme ‘bekeerde’ bewoners) zou men de jeugdige Maarten’ Hart een aantal keren fysiek hebben belaagd toen hij met zijn broodbezorgactiviteiten de sabbat durfde te ontheiligen.

 

Het grootste deel van het hoofdstuk over de adventisten—die hij met het voor deze gelegenheid uitgevonden woord ‘middernachtsroepers’ aanduidt—gaat over wat zij, volgens ’t Hart, geloven.  Het is niet allemaal onzin wat hij schrijft. Herhaaldelijk citeert hij (zij het nogal selectief) uit een boekje dat ik zo’n vijftien jaar geleden schreef en zo word ik dan herhaaldelijk met naam en toenaam genoemd, waarbij ik zelfs een keer een pluim van hem krijg. Het feit dat hij mij de ‘paus’ van het Nederlandse adventisme blijft noemen, geeft overigens wel aan dat hij (a) de belangrijkheid van de positie van een kerkelijk leider in de Adventkerk ernstig overschat; en (b) er kennelijk niet van op de hoogte is dat ik het stokje al weer drie jaar geleden heb doorgegeven.

 

Ik herken het beeld dat Maarten ’t Hart van mijn kerk schetst niet. Dat komt niet zozeer doordat hij feitelijke onjuistheden meldt (ook al is dat wel hier en daar het geval), of schromelijk overdrijft (dat hoort er bij hem nu eenmaal bij en is de teneur van het gehele boek). Maar het is heel moeilijk, of misschien zelfs volstrekt onmogelijk, om een geloofsgemeenschap recht te doen als je alleen maar wat historische feitjes kent en ruwweg denkt te weten wat zij geloven. Daar is heel wat meer voor nodig en daarom zullen we ook dit keer Maarten ’t Hart maar weer grootmoedig zijn nogal mismaakte portret van het adventisme vergeven. 

 

Maarten’t Hart blijft een schrijver die ik heel erg waardeer. Ook het hoofdstuk over de ‘middernachtsroepers’ heb ik met smaak gelezen. En ik heb er ook nog wel iets van geleerd.  Ik moet misschien zelf ook niet te snel denken dat ik mij een evenwichtig en juist beeld van andere geloofsgemeenschappen kan vormen. Daar is meer voor nodig dat wat feitenkennis—zelfs al die kennis wat groter is dan die van Maarten ‘t Hart van het adventisme!

 

Onverdoofd en ondoordacht?

 

Het gerucht gaat dat ik het een en ander afweet van allerlei aspecten van het postmodernisme. Als gevolg daarvan word ik zo af en toe gevraagd er iets over te komen vertellen of er iets over te schrijven.  Zo kwam er een dag of tien geleden een verzoekje van het halfjaarlijkse tijdschrift Conscience et Liberté om voor 1 juni een artikel van ongeveer 4000 à 5000 woorden te leveren over de invloed van het postmoderne denken op de ontwikkelingen ten aanzien de mensenrechten, toegespitst op het recht van vrijheid van godsdienst. Tussen de bedrijven door liep ik de afgelopen dagen wat na te denken over hoe ik dat zal aanpakken en waar ik bronmateriaal en voorbeelden zou kunnen vinden. Maar wat dat laatste betreft, soms krijg je plotseling het een en ander aangereikt.

 

Op woensdagavond was Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren te gast bij Knevel en van den Brink in hun programma Moraalridders. Het gesprek ging natuurlijk over haar wetsontwerp dat het onverdoofd ritueel slachten van dieren moet verbieden. Daarover is nogal wat commotie ontstaan, vooral van de kant van joodse en islamitische leiders. Deze beweren dat een dergelijke maatregel in strijd zou zijn met het recht op godsdienstvrijheid. Voor joden en moslims is het onverdoofd ritueel slachten van dieren een belangrijk element van hun geloofsovertuiging. Moet dat recht niet geëerbiedigd worden? Ja, zeggen de joden en de moslims. Nee, zegt de PvdD bij monde van haar fractievoorzitter: Godsdienstvrijheid is geen absoluut recht, maar moet soms afgewogen worden tegen andere rechten—in dit geval het recht van het dier. Ook dat is een essentieel grondrecht. Uitoefening van een grondrecht (in dit geval de vrijheid van godsdienst) mag nooit en te nimmer schade toebrengen aan een ander levend wezen.

 

Deze kwestie is een goed voorbeeld van een probleem dat zich steeds vaker aandient. Hoe absoluut of relatief zijn de zgn. grondrechten, zoals met name dat van de godsdienstvrijheid? Is het ene recht belangrijker dan het andere? En wie bepaalt dat dan? En zakt godsdienstvrijheid langzaam maar zeker op de rangorde van deze rechten? Zien we hier een voorbeeld van het prevaleren van een pragmatische boven een principiële aanpak (een postmodern verschijnsel!)? Zien we hier ook een voorbeeld van het groeiende verschijnsel in onze postmoderne wereld dat het welzijn van de gemeenschap voor velen  belangrijker is dan het welbevinden van een individu of minderheid?

 

Is misschien het burka-verbod dat deze week in Frankrijk van kracht geworden is ook een goede illustratie die ik zou kunnen gebruiken in mijn artikel? Is dit ook een geval waarin het recht van het individu om zich, op religieuze gronden, op een bepaalde wijze te kleden, het moet afleggen tegen wat de gemeenschap prettig vindt?

 

Het is, bij nader inzien, niet moeilijk andere illustraties te vinden. Hoe gaat de Nederlandse gemeenschap om met ambtenaren van de burgerlijke stand die op gewetensgronden geen homohuwelijk willen sluiten? Of met de man die op het dak van zijn boerderij uitdrukking wil geven aan zijn geloof met de tekst: Jezus redt?

 

Voor alle duidelijkheid. Onverdoofd slachten wekt bij mij grote afkeer. En, ik zie liever niet dat vrouwen zich, al dan niet gedwongen, verstoppen onder een donkere tent. Als de wet zegt dat er homohuwelijken mogen worden gesloten, dan dient dat te kunnen gebeuren. En ik zie ook weinig heil in religieuze teksten in koeienletters op daken van schuren of boerderijen.

Maar toch . . . 

 

Adventisten hebben een sterke traditie van zich in te zetten voor vrijheid van godsdienst. Ik vind het jammer dat de belangstelling hiervoor lijkt af te nemen of, in elk geval selectiever wordt. Het is niet moeilijk om sympathie te koesteren voor degenen met wie je je verwant voelt. Of je echt een voorstander van vrijheid van godsdienst bent blijkt pas als het gaat om de overtuigingen van mensen met wie je het grondig oneens bent of die zelfs je antipathie opwekken.

 

Natuurlijk is alles niet zo simpel als sommigen denken en zijn er situaties te bedenken waarin absolute vrijheid van godsdienst niet mogelijk of wenselijk is. Maar, zoals een oud Nederlands gezegde luidt: Let op uw saeck!  Op zijn minst zou er binnen de Adventkerk wel eens wat meer discussie mogen zijn over dit onderwerp. Voor wie graag verwijst naar ‘oude’ adventistische tradities: Inzet voor de vrijheid van godsdienst behoort tot die categorie!