Een paar gedachten over klimaatverandering

Wie Nederlandse musea bezoekt waar schilderijen te vinden zijn van Hollandse Meesters uit vroeger eeuwen, ontdekt al snel dat heel veel kunstschilders wintertaferelen hebben uitgebeeld, met massa’s schaatsers en allerlei vormen van sneeuw- en ijspret. Terwijl er in ons land nu veel winters voorbijgaan waarin er nauwelijks sneeuw valt en er hooguit enkele dagen op kanalen en sloten kan worden geschaatst, zijn er kennelijk ook tijden geweest waarin men “echte” winters kende. Wie zich een beetje verdiept in de klimaatgeschiedenis ontdekt al snel dat Europa een zogenaamde “kleine ijstijd” kende—-vanaf de vijftiende tot de negentiende eeuw– waarin de gemiddelde temperatuur in onze contreien ongeveer twee graden lager was dan in de periode daarvoor en daarna. En, zoals we ook van de huidige klimaatdiscussie weten, is twee graden verschil voldoende om drastische veranderingen teweeg te brengen.

De “ijstijd” van een paar eeuwen geleden wordt “klein” genoemd, omdat er in het verleden veel grotere ijstijden zijn geweest. Wetenschappers vertellen ons dat er in de afgelopen drie miljoen jaar talloze ijstijden waren. Tijdens twee van die ijstijden bereikte de ijskap ook Nederland. De ijslaag voerde enorm veel rotsachtig materiaal mee. Van grote rotsblokken die in Oost-Nederland achterbleven, toen het ijs door klimaatverandering weer gesmolten was, bouwden vroegere bewoners van de provincie Drenthe de zogenaamde hunebedden, waarvan er 52 bewaard zijn gebleven in deze provincie en twee in de provincie Groningen. Rond 3.000 v. Christus gebruikten de vroegste landbouwers van deze streek de uit Scandinavië afkomstige zwerfkleien om gemeenschappelijke graven—de zgn. hunebedden—mee te bouwen. De “grote” ijstijden van enkele honderdduizenden jaren geleden, die het materiaal voor de hunebedden achterlieten waren dus van een heel andere orde dan de “kleine ijstijd” waarvan we een glimp opvangen bij het bewonderen van de ijspret-schilderijen waarvan het Amsterdamse Rijksmuseum een fraaie selectie bezit. Zie: https://www.hpdetijd.nl/2013-01-20/de-zeven-mooiste-schaatsschilderijen-uit-de-gouden-eeuw/

Ik laat nu even buiten beschouwing dat de “grote” ijstijden moeilijk zijn in te passen in het tijdschema dat de zgn. jonge creationisten hanteren, die voor de schepping en alles daarna hooguit 10.000 jaar uittrekken. Ik ga ervan uit dat we het “in den beginne” van Genesis 1:1 niet kunnen dateren. Maar een bezoekje aan het Hunebedcentrum in Borger in de provincie Drenthe maakt op een aantrekkelijke—en overtuigende—manier duidelijk dat er in de loop van de geschiedenis enorme klimaatveranderingen zijn geweest met heel ingrijpende gevolgen voor de mens.

Dit feit plaatst onze huidige klimaatdiscussie in een bredere context. Sommige klimaatveranderingen in het verleden waren immers veel dramatischer dan wat we nu meemaken. Het plaatst ook de invloed van de mens op het klimaat in een ander daglicht. Hoe groot is die invloed eigenlijk? Zijn er misschien toch ook, wellicht zelfs belangrijkere, factoren die een rol spelen? Hoeveel invloed hadden de primitieve bewoners van de aarde op de veranderingen in het klimaat die zich in hun tijd afspeelden?

Ik ben op dit gebied een volslagen leek, maar volg zo goed mogelijk de berichtgeving over de problematiek van de opwarming van de aarde en de gevolgen daarvan die de experts voorzien. Ik heb vertrouwen in de wetenschap en het lijkt me onverantwoord om onze ogen te sluiten voor de steeds grotere grilligheid van de natuur. Het grote verschil tussen de tijd waarin wij nu leven en de tijd van de Vikingen en de hunebedbouwers en andere mensen uit lang vervlogen tijden is dat de planeet inmiddels veel voller is geworden. Momenteel hebben we 7,7 miljard medemensen. Duizend jaar geleden telde de wereldbevolking naar schatting nog geen 300 miljoen mensen. In de negentiende en twintigste eeuw groeide de wereldbevolking van 1 naar 7 miljard! Daarbij komt dat de miljarden mensen die er in de laatste paar eeuwen bij zijn gekomen de aarde en haar grondstoffen heel andere zijn gaan gebruiken. Dat maakt het (althans voor mij) wel heel aannemelijk dat nu de invloed van de mens op de ontwikkeling van het klimaat zeer aanzienlijk is. Wie uitgaat van de stelling dat de mens in allerlei opzichten processen heeft gestart en bevorderd die o.a. voor versnelde opwarming van de aarde zorgen, moet ook openstaan voor de gedachte dat we met meer dan zeven miljard mensen gezamenlijk iets moeten doen om bepaalde schadelijke processen tegen te gaan. En dat gebeurt deels door politieke wil—nationaal en internationaal—maar ook door individuele actie. Hoeveel het helpt weten we niet, maar niets doen is geen optie, vooral niet voor mensen die zich als rentmeesters van de aarde zien. En dat is zeker het geval voor mensen die in een land wonen waar de meerderheid van de bevolking onder de zeespiegel woont.