Wir leben autos

 

Het valt me de laatste tijd vaak op dat in reclame voor nieuwe auto’s nauwelijks melding wordt gemaakt van de technische eigenschappen van het voertuig: ruimte, comfort, snelheid, extra’s, enzovoort. Het gaat vaker over de prijs en het feit dat je extra veel krijgt voor je oude auto en bij aankoop slechts 50 procent contant behoeft te betalen—met de rest binnen drie jaar (rentevrij). Maar in heel veel gevallen blijft het beloofde genot van de nieuw automobiel veel vager. Dan wordt de suggestie gewekt dat deze bijzondere auto een extra dimensie toevoegt aan je leven. Je wordt er blijer door; je wordt er aantrekkelijker door (vooral voor leden van het andere geslacht). Kortom: je gaat pas echt leven als je je in dit vervoermiddel verplaatst.

Voor veel mensen valt hun levensverhaal inderdaad voor een flink deel samen met de auto’s die ze achtereenvolgens hebben bezeten. Ook voor mij waren auto’s nooit onbelangrijk en ik heb er een indrukwekkende reeks van gehad. Mijn eerste auto was een Pontiac Tempest die ik in 1965 in de Vereinigde Staten kocht tijdens mij studietijd. Hij kostte, naar ik mij herinner, 275 dollar (maar dat waren dan wel dollars die je tegen vier gulden kon inwisselen!). In Nederland kocht ik in 1967 mijn eerste auto bij een garage in Leeuwarden: een Renault Dauphine.  Ik moest er 2.000 gulden (het gehele aankoopbedrag) voor lenen bij een plaatselijke bank. Daarna waren er diverse andere Renaults, enkele Peugeots, Datsuns en Nissans, en ook een paar Volkswagens en zelfs een Lada (in Kameroen). De fijnste auto die ik ooit had was een luxe uitvoering van de Fiat Marea (met automatische versnelling en schuifdak), waarin ik in Engeland reed, maar die ik bij terug-verhuizing naar Nederland wel moest verkopen—omdat het stuur nu eenmaal aan de ‘verkeerde’ kant zat. En nu rijd ik al weer sinds geruime tijd in Citroens.  Af en toe denk ik wel eens dat het zo langzamerhand weer tijd wordt om naar een andere auto uit kijken, nu mijn C3 Picasso 156.000 kilometer op de teller heeft staan. Maar ik loop nog niet watertandend van dealer naar dealer en ben nog steeds niet bezig een paar goede argumenten te vinden om ook mijn vrouw ervan te overtuigen dat we moeten gaan auto-shoppen. Al met al: auto’s zijn wel belangrijk voor me, maar ze bepalen gelukkig niet de kwaliteit van mijn leven.

De afgelopen weken hebben de media bol gestaan van de perikelen rond de FIFA en de omstreden herverkiezing van de 79-jarige voetbalbobo, de heer Blatter. Het leek mij niet verstandig deze man te herkiezen, maar kennelijk dacht—om goede of vooral minder goede redenen—de meerderheid van de stemgerechtigden tijdens het FIFA-congres van vrijdag j.l. daar anders over. Het verbaasde mij wel hoe krampachtig deze man, ook na een voorzitterschap van 16 jaar, nog aan zijn functie wilde vasthouden. Ik kan me, nu ik zelf de grens van 70 jaar ben gepasseerd, wel iets beter voorstellen dat ook mensen op die leeftijd nog ambities hebben. Maar voor veel leidinggevenden is hun leven zo totaal verweven met hun ‘belangrijke’ taak, dat ze niet meer voldoende kunnen relativeren, en bang zijn dat hun leven zinloos wordt als ze hun baan en status verliezen. Dat gegeven speelt in elke organisatie—ook binnen een kerk. En ongetwijfeld zullen we hier ook weer voorbeelden van zien als de wereldwijde Adventkerk over enkele weken haar nieuwe bestuurders kiest voor de komende vijf jaar.

Voor te veel mensen (ook christenen) valt hun leven grotendeels samen met hun baan of bezit, of met andere dingen waar men moeilijk afscheid van kan nemen. Toch wordt van volgelingen van Jezus Christus een ander perspectief op het leven verwacht De apostel Paulus zei dat voor hem het leven samenviel met ‘in Christus’ zijn. Hij schreef in Filippenzen 2 over de manier waarop Christus ons voorbeeld is. Hij was bereid om afstand te doen van zijn status en dienstbaar te worden aan ons mensen.  Tijdens de colleges christologie, die ik in een grijs verleden volgde, maakte onze professor ons vooral opmerkzaam op de keuze van het specifieke Griekse werkwoord dat de apostel gebruikte: harpazomai.  Dat betekent: ergens koste wat het kost aan willen vasthouden. Christus was bereid om niet koste wat het kost aan zijn goddelijke voorrechten vast te houden. Hem volgen wil ten minste zeggen dat ook wij niet, koste wat het kost, aan materiële dingen en status willen vasthouden. Voor de meesten (met inbegrip van mijzelf) valt dat niet altijd mee. Het is een project dat je het beste kunt schetsen als ‘werk in uitvoering’. Maar het blijft wel iets wat ons leven moet bepalen!