De tranen van Sara Sidner

Op 12 januari gebeurde er iets opmerkelijks gedurende een live-uitzending van CNN. Terwijl zij in het “New Day” programma verslag deed van een bezoek aan een ziekenhuis in Los Angeles, brak de verslaggeefster in tranen uit. Sara Sidner had Juliana Jimenez Sesma geïnterviewd. In een tijdsbestek van elf dagen verloor deze vrouw haar moeder en haar stiefvader aan Covid-19. Noodgedwongen moest de uitvaartdienst van haar moeder worden gehouden op een parkeerterrein. Sara kon haar tranen niet bedwingen toen ze vertelde dat dit het tiende ziekenhuis was dat zij bezocht en dat zij overal dit soort hartverscheurende berichten had gehoord. “It’s really hard to take! Sorry!” klonk het tussen haar snikken door.

Ik moet bekennen dat het mij aangreep toen ik dit zag. Meer nog dan andere beelden die geregeld langskomen, van overvolle ic’s in ziekenhuizen, van rijen koelcontainers die als tijdelijke mortuaria worden gebruikt en van terreinen met honderden vers dolven graven. Hier was iemand, die heel wat misėre gewend was, maar nu door emotie werd overweldigd. Het deed me denken aan twee momenten in het leven van Jezus, waarop hij door emoties werd overmand. In Matteüs 14 lezen we hoe Jezus probeerde op een afgelegen plaats wat rust te vinden. Een grote mensenmassa maakte echter een omtrekkende beweging om hem te kunnen zien en horen. Toen Jezus die “grote menigte” zag, “voelde hij medelijden met hen” (vers 14). Een paar hoofdstukken eerder wordt de compassie die Jezus voor de mensen om hem heen voelde nog indringender beschreven. Nadat Jezus “langs alle steden en dorpen” was getrokken, en in de synagogen “het goede nieuws” had verkondigd en “iedere ziekte en alle kwaal” had genezen, lezen we: “Toen hij de mensenmenigte zag, voelde hij medelijden met hen, omdat ze er uitgeput en moedeloos uitzagen” (Matteüs 9:35, 36).

In deze Corona-tijd laten veel dingen ons niet onberoerd, ook als we fysiek niet zelf rechtstreeks door het virus zijn getroffen. En berichten als van Sara Sidner raken ons emotioneel. Voor heel velen roept dat ook steeds weer de vraag op wat Gods rol is bij deze Covid-19 pandemie, die wereldwijd inmiddels meer dan twee miljoen levens heeft geëist.

N.T. (Tom) Wright, de Britse theoloog die ook een tijdlang een bisschop was in de Anglicaanse kerk, schreef een boekje over God en de pandemie, waarvan ook meteen een Nederlandse vertaling uitkwam. Als je verwacht dat deze auteur het antwoord weet op de vraag wat nu precies de rol van God is in deze en andere rampen die de mensheid treffen, dan kun je de 15,99 euro die het boekje kost beter in je zak houden. Veel dingen die in onze onvolmaakte wereld gebeuren zijn onverklaarbaar. Maar voordat we God ergens de schuld van geven moeten we wel bedenken dat de toestand van deze wereld het gevolg is van wat wij mensen met onze planeet hebben gedaan. Daarbij kunnen we er niet aan voorbijgaan dat veel epidemieën behoren tot de categorie van de zgn. zoönosen—ziekten die kunnen “overspringen” van dieren op mensen. Ook Covid-19 is zo’n zoönose. Er zijn nog veel vragen over wat er ten aanzien van Covid-19 precies gebeurd is, maar in het algemeen kunnen we zeggen dat de manier waarop wij dieren houden, verhandelen, vervoeren en consumeren enorme gezondheidsrisico’s oplevert.

Met een dergelijke constatering is de vraag naar het aandeel van God in alle ellende die de wereld treft, inclusief in de huidige crisis, natuurlijk niet afdoende beantwoord. Maar, zegt Wright, wat God in deze wereld doet mag je nooit los zien van wat hij in Christus voor de mensheid heeft gedaan. In zijn compassie ging God tot het uiterste om weer heelheid te brengen in onze menselijke gebrokenheid. Dat proces, dat hij in het leven en het sterven van Christus begonnen is, gaat hij voltooien. Daarom, vervolgt Wright, moeten we niet voortdurend achteromkijken naar wat God al dan niet heeft gedaan, maar vooruitkijken naar wat hij eraan gaat doen (blz. 32).

Intussen mogen we best klagen. Een aanzienlijk deel van de Psalmen zijn klaagzangen, waarin de dichter vol verdriet, en soms met boosheid en vol verwijten jegens God, constateert dat ontzettend veel dingen in de wereld, en in ons leven, niet zijn zoals ze zouden moeten zijn. En het is veelzeggend dat er zelfs een boek in de Bijbel is dat de naam Klaagliederen heeft. Het is de neerslag van het begrijpelijke klagen van mensen die als verweesde ballingen in Babel waren terechtgekomen.

De troost die Tom Wright ons voorhoudt, dat de dingen in de wereld weliswaar niet zijn zoals ze eigenlijk bedoeld waren en zoals ze zouden moeten zijn, maar dat ze uiteindelijk weer zullen worden wat ze moeten zijn — is dat niet een wat al te schrale troost? Of is zijn boodschap misschien toch een welkome en hartverwarmende herinnering aan het feit dat er ook in deze huidige crisis, waarin zelfs doorgewinterde verslaggevers in tranen uitbarsten, toch nog veel mooie dingen gebeuren?

Als we de Klaagliederen lezen komen we in het derde hoofdstuk plotseling deze bemoedigende woorden tegen—-woorden die wij zoveel eeuwen later ook op ons klagen kunnen laten volgen:
Genadig is de Heer: wij zijn nog in leven!
Zijn ontferming kent geen grenzen.
Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden
Veelvuldig blijkt uw trouw!