Yearly Archives: 2008

Follow the Bible

Voordat de Olympische Spelen in China op spectaculaire wijze werden geopend en het Olympisch vuur door voormalig turn-fenomeen Li Ning ontstoken werd, maakte de vlam een lange en politiek omstreden wereldreis. In maart werd de vlam in Griekenland ontstoken en daarna ging hij naar zo’n twintig verschillende landen, deels door middel van een estafette en deels met gebruikmaking van snellere transportmiddelen, om uiteindelijk, na een reeks van protesten en pogingen de ceremonie te verstoren, op 8 augustus in Beijing te arriveren.

Ik moest onwillekeurig aan deze lange tocht van de Olympische vlam denken toen ik de uitleg hoorde van het Follow-the-Bible-project dat de Generale Conferentie enkele dagen geleden tijdens de jaarvergadering in Manila lanceerde. Een speciale in leer gebonden Bijbel van een buitengewoon formaat (30 x 45 centimeter) gaat gedurende twee jaar een lange tocht maken over de gehele wereld, om uiteindelijk in de zomer van 2010 aan te komen in de Amerikaanse stad Atlanta, waar het volgende vijfjaarlijkse wereldcongres zal worden gehouden. Het bijzondere aan de Bijbel is vooral het feit dat elk bijbelboek in een andere taal is afgedrukt. Het Nederlands is zowaar niet vergeten, ook al is de brief van Judas met slechts een hoofdstuk niet bepaald het meest gelezen Bijbelboek.

Wat is de diepere bedoeling? Uit recent onderzoek blijkt dat wereldwijd nauwelijks de helft van alle adventisten regelmatig in de Bijbel leest. In de komende jaren wil de kerk op dit probleem op alle mogelijke manieren de aandacht vestigen. Deze bijzondere Bijbel moet gaan dienen als visuele trekpleister bij allerlei evenementen en acties die zullen worden georganiseerd om bijbellezen stevig te promoten. Via een speciale website is te volgen waar de Bijbel op een gegeven moment is en welke evenementen op de agenda staan.

Als ik van dit soort activiteiten hoor haak ik al snel af. Mijn eerste gedachte is dan: Heb je echt een dergelijke poppenkast nodig om binnen een kerk urgente problemen aan de orde te stellen? Net zoals ik dat gehannes met de Olympische vlam maar een overdreven en onnodig gedoe vond, had ik ook een bijna onmiddellijke aversie tegen het soort goedkoop theater dat het Bijbel-project van de Generale Conferentie uitstraalt.

Maar misschien verdient het plan toch wel een positievere benadering. Want het gebrek aan Bijbelkennis begint onrustbarende vormen aan te nemen. Dat geldt zeker in de maatschappij in het algemeen. Bij menige ingewikkelde televisiequiz sta ik versteld van hoe onwaarschijnlijk veel mensen vaak over allerlei zaken weten. Maar vrijwel altijd blijven de bollebozen het antwoord schuldig als er een simpel bijbels vraagje moet worden beantwoord. Ook binnen onze kerk neemt kennis van de Bijbel duidelijk af. Laten we eerlijk zijn: de deelnemers aan het wekelijkse bijbelstudie-uur geven er in heel veel gevallen nauwelijks blijk van dat hun Bijbel in de voorafgaande week van de plank is gehaald. Zelfs voor de professionals geldt dat het regelmatig lezen van de Bijbel er vaak bij inschiet. Velen van ons lezen in feite meer over de Bijbel dan in de Bijbel.

Veel mensen om mij heen hebben met belangstelling de afgelopen zomer de avonturen gevolgd van de Olympische vlam. En zo zijn er misschien toch ook wel heel wat kerkleden die het Follow-the-Bible-project wel een goed idee zullen vinden en af en toe ook eens naar de bijbehorende website [http://followthebiblesda.com] zullen surfen. En misschien zijn er hier en daar wel een paar mensen die het bijbelleesrooster dat ze daar dan vinden willen downloaden en gaan gebruiken. Als dat zo is, is dat winst. Ik blijf het een nogal kermisachtig geheel vinden, maar wie weet ga ik zelf toch ook dat bijbelleesrooster in 2009 eens gebruiken. Want ik kan in dit opzicht bij nader inzien wel een beetje meer discipline gebruiken!

 

Financiële crisis

Een van de leidende officials van de Generale Conferentie, het wereldorgaan van de Adventkerk, keek gisteren bezorgd op van zijn laptop. Op mijn vraag wat hem zo treurig stemde, antwoordde hij dat hij zojuist via het Internet een blik had geworpen op de financiële markten en dat hij daaruit had geconcludeerd dat zijn reserves (die hij had opgebouwd voor wanneer hij binnenkort met pensioen gaat) in een paar dagen tijds met zo’n 40 procent waren geslonken.

Waar je ook komt, het is het gesprek van de dag. Zodra ik van de vergaderingen die ik bijwoon terug ben in mijn hotelkamer kijk ik even naar CNN en elke keer opnieuw constateer ik dat de DOW weer een flink stuk lager staat. Nu heb ik daar persoonlijk (nog?) geen last van. Het pakje aandelen dat ik had gekocht toen een paar jaar geleden iedereen riep dat dit de weg was om in korte tijd flink wat extra te sparen, had ik gelukkig al van de hand gedaan toen de koersen er nog goed voorstonden. En het veiligheidsplafond dat onze minister van financiën heeft geregeld voor het spaargeld van de Nederlandse burger is ruim voldoende voor wat ik op mijn spaarrekening bij elkaar heb gesprokkeld om mijn pensioentijd wat op te vrolijken. En gelukkig heb ik de verleiding kunnen weerstaan om een half procent extra rente bij IceSave te bemachtigen!

Maar ik snap de onrust van velen om mij heen en de onzekerheid die ontstaat als je met het aangaan van je hypotheek eigenlijk iets verder bent gegaan dan verantwoord was. En ik kan mij goed voorstellen dat sommige adventistische predikanten in Nederland met zorg kijken naar de ontwikkelingen bij Aegon, aangezien de pensioenen voor de jongere garde daar zijn ondergebracht.

Ik heb niet genoeg verstand van economie en financiën om helemaal te kunnen begrijpen wat er gaande is. Dat geldt voor velen van ons en dat is dan ook ongetwijfeld een deel van het probleem. Er is iets grondig mis, maar we snappen niet helemaal precies wat er mis is. Maar zoveel is wel duidelijk: het was de inhaligheid van mensen en instellingen die gauw rijk wilden worden en die daarbij heel hoge risico’s wilden nemen, die voor een groot deel van de narigheid hebben gezorgd. Het is ook duidelijk dat, terwijl fortuinen verloren gaan, anderen op slimme wijze de basis leggen voor nieuwe rijkdom!

Het lijdt ook geen twijfel dat de media in dit alles een sleutelrol spelen. De onrust wordt in niet geringe mate aangewakkerd door de constante aandacht voor de (bijna) omvallende banken en speculaties over wat er allemaal nog meer kan gaan gebeuren. De crisis is daardoor voor een groot deel geworden tot een irrationele angst die ons gevangen heeft genomen. Het is beangstigend te zien hoe dat proces zich voltrekt, zonder dat de machtigste mannen van de wereld daar bar veel aan kunnen doen. En het is verbijsterend hoe snel dat gaat.

Ongetwijfeld zullen er in christelijke kring—en ook binnen onze geloofsgemeenschap—weer mensen zijn die deze financiële crisis kunnen inpassen in een of ander eindtijd-scenario. Er zullen vast wel een paar verzen in de Openbaring van Johannes gevonden worden die als een voorzegging kunnen worden geduid van wat er momenteel gaande is. Het is zaak daar uiterst sceptisch tegenover te staan. Als deze huidige crisis ons al iets leert over de eindtijd is het dat (a) onverwachte ontwikkelingen heel snel kunnen gaan; en (b) het waarschijnlijk toch uiteindelijk weer anders gaat dan velen eerder hadden uitgekiend. En het leert ons ook dat geruchten en stemmingen in het huidige communicatie-klimaat zich binnen enkele dagen van een groot deel van de bevolking meester kunnen maken. Het devies voor de christen die zich bewust is van waar het met deze wereld naar toe gaat is en blijft: Laat je niet gek maken door wat je hoort en houd het hoofd koel. Of, in bijbelse taal: Wees nuchter en waakzaam!

 

Het nut van schrijven

Een paar dagen geleden luisterde ik naar een boeiend radio-interview met Ivan Wolffers. Hij is vooral bekend geworden door zijn boek Medicijnen—sinds bijna dertig jaar een razend populair naslagwerk over alles wat er aan medicijnen in ons land verkrijgbaar is. Wolffers (1948) is een enorm veelzijdig mens—hij werd opgeleid tot huisarts en is al zo’n jaar of twintig buitengewoon hoogleraar “Gezondheidszorg in Ontwikkelingslanden” aan de Vrije Universiteit. Maar daarnaast is hij vooral schrijver, zowel van wetenschappelijke publicaties als van medisch-getinte boeken voor een groot publiek, terwijl hij ook een flinke lijst romans en kinderboeken op zijn naam heeft staan.

Ivan Wolffers heeft inmiddels drie heel indringende boeken geschreven over de ziekte waarmee hij zelf rechtstreeks te maken kreeg: prostaatkanker. Na zo’n jaar of vijf strijd met z’n kanker te hebben geleverd is het pleit nog steeds niet echt gewonnen. Het radio-interview zoomde in op zijn relaas van zijn ziekte en met name op het feit dat hij zich in zijn boeken zo verregaand blootgeeft en daarbij ook niet bepaald geheimzinnig doet over de nare bij-effecten die hij ondervindt in de vorm van incontinentie en impotentie.

Ik spits al snel de oren als het over prostaatkanker gaat. Ik werd er nu al weer zeven jaar geleden met succes aan behandeld en heb gelukkig van de meeste bij-effecten waarmee Wolffers moet leven geen last. Maar in het interview was er toch vooral een ander aspect dat me trof. Wolffers probeerde uit te leggen wat schrijven voor hem betekent. Hoe hij, als het ware, in wat hij schrijft met zichzelf in gesprek is en de dingen waarmee hij innerlijk bezig is, duidelijk krijgt en op een rijtje zet. Natuurlijk, zei hij, schrijf ik voor anderen. “Maar ik doe het toch vooral voor mezelf. Het geeft structuur aan wie ik ben, wat ik doe en waarom ik de dingen doe die ik doe.”

Dit is iets waar ik me volledig in kan vinden. Ik houd ook van schrijven. Ik ben er weliswaar niet zo goed in als mensen als Wolffers (en ik kan nog wel een paar namen noemen), maar schrijven is heel belangrijk voor wie ik ben en om allerlei dingen die me bezighouden helderder te krijgen. Natuurlijk schrijf ik voor anderen, en als er zo af en toe iemand naar me toekomt of me mailt of belt en zegt dat wat ik heb geschreven iets voor hem/haar heeft betekend, dan voelt dat geweldig. Want als mens, zeker als christen en als predikant, wil je wat voor mensen betekenen. Dat willen we allemaal op onze eigen manier. Ik hoop dat mijn geschrijf af en toe een snaar bij mensen raakt.

Maar het schrijven is ook in belangrijke mate voor mijzelf. Als ik regelmatig mijn to-do-lijstje maak is dat meer dan een soort boodschappenlijstje voor Appie Hein. Als ik me opgejaagd voel vanwege het vage besef dat ik nog heel erg veel dingen moet doen, schept het maken van een lijst van wat er zoal op mijn bordje ligt, meteen een stuk rust. Het brengt orde in de chaos. Het laat zien waar de komende weken of maanden de prioriteiten moeten liggen. Het leven wordt behapbaar. Als ik over geloofszaken schrijf gebeurt er iets soortgelijks. Je wordt gedwongen orde te scheppen in een reeks van al maar door elkaar heen lopende gedachten. Het brengt structuur in je eigen vragen en creëert, terwijl je bezig bent, een plan van aanpak.

Veel mensen zouden er goed aan doen meer te schrijven. Waarom heeft de mens van nu niet langer het geduld en de discipline om een dagboek bij te houden, zoals voorgaande generaties dat deden? Waar is de kunst van het schrijven van echte brieven gebleven?

Het lijkt erop dat de drang tot schrijven weer enigszins terugkomt in de vorm van de menigte aan weblogs die tegenwoordig worden geschreven. En ook de nadruk op “journaling” als een hulpmiddel naar innerlijke verdieping is veelbetekenend.

Ik kan me redelijk goed voorstellen wat Wolffers voelt als hij schrijft en ik denk dat schrijven ook vele anderen goed zou doen. Natuurlijk ben ik wel een beetje jaloers op het zo veelzijdige oeuvre van iemand als Ivan Wolffers. Maar het feit dat ik de laatste weken berichten heb ontvangen over diverse vertalingen van mijn boeken geeft voldoening. Het Avontuur van je Leven is inmiddels verschenen in het Engels, Nederlands, Zweeds en Deens, terwijl vertalingen in het Tjechisch, Slovaaks en enkele andere talen eraan komen. En nog voordat de Engelse versie van Keywords of the Christian Faith van de pers is gekomen, is niet alleen de Nederlandse vertaling klaar, maar hoorde ik tot mijn verbazing ook dat de Japanse kerkelijke uitgeverij bezig is het manuscript te vertalen.

Nee, ik haal de oplagen van Wolffers niet, maar ik denk dat ik toch maar doorga met schrijven.

 

Numeri

Ik denk dat de leiders van de PKN (Protestantse Kerk Nederland) zo langzamerhand allergisch zijn voor het woord Numeri. Voor hen verwijst “Numeri” niet in eerste instantie naar het vierde boek van de Bijbel, maar naar een computerprogramma dat ervoor zou zorgen dat de kerk over een pico-bello nationale ledenregistratie zou kunnen gaan beschikken. Het pakte anders uit. Nadat bijna vijf miljoen euro euro in het project is geïnvesteerd is het nu afgeblazen. Het wordt als definitief mislukt beschouwd en er wordt nu gewerkt aan een andere opzet.

Ik kan me voorstellen hoe beroerd de leiding van een kerk zich moet voelen nu ze aan hun achterban moeten gaan uitleggen wat er (niet?) is gebeurd. Het schokt het vertrouwen van veel leden in de competentie van hun leiders en kan gemakkelijk hun toekomstig geefgedrag negatief beïnvloeden.

Maar het is een realiteit dat ook op kerkelijk erf soms ernstige fouten worden gemaakt. Soms kan je rechtstreeks aanwijzen wie daarvoor verantwoordelijk is of zijn. Soms ligt dat minder helder, zoals naar verluidt bij het Numeri-debacle het geval is, en kan je alleen maar diep ademhalen en opnieuw beginnen met het ervaringsgegeven dat waar gewerkt wordt fouten worden gemaakt.

Ik ben er van overtuigd dat een goede ledenregistratie belangrijk is. Je moet weten wie je leden zijn, waar ze wonen, welke demografische trends er zijn, enzovoort. Dat geldt ook voor de Adventkerk—in Nederland en wereldwijd. Dat het haast onmogelijk is een geheel sluitend systeem te maken en te hanteren is ook een onloochenbaar feit. Mensen trekken steeds vaker heen en weer tussen gemeenten, blijven lid in een ander land of verzuimen door te geven dat ze zijn vertrokken. En daarbij zijn er natuurlijk altijd nog heel wat leden die aan de rand van de kerk zijn terechtgekomen of daaroverheen zijn gestapt of gevallen. Het blijft een van de lastigste opgaven van de algemeen secretaris van de unie de landelijke registratie up-to-date te houden.

Ook wereldwijd is het een gigantische klus de statistieken redelijk betrouwbaar te houden. In sommige landen is er een enorme onder-rapportage. Dat wil zeggen: er zijn veel meer leden dan de statistieken aangeven. Volkstellingen (waar die nog worden gehouden) geven verder bijna altijd aan dat er meer mensen zijn die opgeven dat ze adventist zijn dan dat er in de kerkelijke boeken vermeld staan. Aan de andere kant zijn er ook gebieden waar het bijhouden van de kerkelijke statistieken er uitsluitend uit bestaat dat nieuwe dopelingen bij de ledenaantallen worden opgeteld. Maar je zou uit de rapportage ook kunnen opmaken dat er nooit iemand is die de kerk weer verlaat en dat je, als je daar eenmaal gedoopt bent, ook al hier op aarde onsterfelijk bent geworden. In de laatste jaren is er dan ook in een aantal regio’s een flinke neerwaartse correctie uitgevoerd. Functionarissen die dat doen maken zich meestal niet populair, want de kerkelijke cultuur wordt vaak eerder gekenmerkt door een hang naar succesverhalen dan een realistische weergave van tegenslag. Toen ik, in de tijd dat ik secretaris was van de Trans-Europese Divisie, het initiatief nam het ledental in Pakistan te “schonen” (van ongeveer 15.000 naar 8.000) werd me dat niet door iedereen in dank afgenomen. Toch hanteerde ik om aan die 8.000 te komen een uiterst soepele norm: er moest aanleiding zijn te veronderstellen dat de betrokkenen in leven waren! Dat lijkt me toch geen onredelijke eis.

Ledenstatistieken vertellen in veel gevallen een verhaal van een gestage groei die (mits de gegevens redelijk betrouwbaar zijn) inspireert. Bij een neerwaartse trend is er natuurlijk teleurstelling en zorg. Maar aantallen op zich zeggen niet alles. Dat geldt voor andere andere kerken zowel als de onze. De PKN heeft nu veel minder leden dan de drie kerken die daarin zijn samengebundeld in een nog tamelijk recent verleden hadden. Maar er zijn veel tekenen die erop wijzen dat er zowel aan de top als aan de basis veel gebeurt en dat er hoopvolle signalen zijn van een nieuw elan. Ook in onze eigen kerk—in ons landje en elders—moet de aandacht niet uitsluitend geconcentreerd zijn op de vraag of onze bescheiden versie van Numeri naar tevredenheid werkt. De vraag is niet alleen hoeveel mensen lid zijn van de kerk, maar vooral hoevelen van hen actief zijn in hun lidmaatschap. Groei mag niet alleen worden afgemeten aan de hand van cijfers. Groei zit vooral ook aan de binnenkant. De slogan: Groeien in de breedte en in de diepte blijft daarom actueel. Laten de kerkelijke rekenmeesters vooral hun best blijven doen om ons (de leden van de kerk) te tellen, maar laten wij ons vooral afvragen of we het echt waard zijn erbij geteld te worden.

Biografieën

De laatste tijd neem ik vrij geregeld een lijvige biografie ter hand. Vaak zijn het stevige boeken van tussen de 500 en 1.000 bladzijden. Vorig jaar las ik o.a. de autobiografie van Clinton, het eerste deel van de autobiografie van Hans Küng en de boeiende biografie van Albert Einstein—die inmiddels alle ook in het Nederlands verkrijgbaar zijn. En ook boeken over de befaamde natuurkundige Christiaan Huygens, de ontdekkingsreiziger Magellaen, admiraal Michiel de Ruyter en de gebroeders de Wit, kwamen aan de beurt.

In de laatste maanden bestond het leesmenu vooral uit een paar levensbeschrijvingen van letterkundigen—het boek over de negentiende-eeuwse schrijver en literatuurcriticus Busken Huet (over wie ik voordat ik begon te lezen nauwelijks iets wist), en het bijna even dikke werk over zijn tijdgenoot Multatuli, oftewel Eduard Douwes Dekker. Van beide boeken heb ik met volle teugen genoten. Wat in beide gevallen vooral grote indruk op mij maakte is dat ze over grote genieën gaan, die ontzettend veel konden betekenen, maar dat zowel Busken Huet als Multatuli er in hun persoonlijk leven helaas een grote puinhoop van maakten.

Als ik op reis ga neem ik altijd wel een paar boeken mee. Gewoonlijk gaat er zowel een theologisch boek in de koffer als een “gewoon” boek. Als theologische boek ging bij mijn huidige tocht naar Roemenië en Kroatië het nieuwe boek van Jon Paulien mee dat de oer-adventistische titel “Armageddon” meekreeg. (Een aanrader voor wie op de hoogte wil blijven van de manier waarop de adventistische interpretatie van de Openbaring langzaam maar zeker in beweging is!) Het “normale” boek die meeging is de biografie van Joost van den Vondel, dat geschreven is door de bekende literatuurhistoricus Piet Calis.

Ik ben nu tot twee-derde gevorderd in het verhaal van Vondel’s leven. Het boek leest als een trein, die de vaart erin houdt in een cadans van jamben en alexandrijnen. En ook bij het lezen van dit boek overvalt mij weer de gedachte hoe weinig ik in feite van het onderwerp wist. Ja, ik kon me van de middelbare schooltijd nog wel een paar versregels van de Gijsbrecht van Aemstel herinneren (Het hemelse gerecht heeft zich ten langen leste, erbarremd over mij en den benauwde vesten) en van het beroemde gedicht over het “stokske” van Johan van Oldebarnevelt, waarmee deze het schavot besteeg nadat Maurits met hem had weten af te rekenen (O stok en stut die geen verrader, maar ‘s vrijdoms stut en Hollands vader, gestut hebt op dat wreed schavot). Ook kon ik me nog wel de regels van het gedichtje dat Vondel schreef na de dood van zijn zoontje voor de geest halen: Constantijntje, ‘t zalig kijndtje, cherubijntje, van omhoog, en weet ik nog hoe we ons bij de Nederlandse les verbaasden over het feit dat de dichter het had over het “lodderoog” waarmee Constantijntje ons vanuit de hemel toelacht. Maar het meeste wat Piet Calis verhaalt is nieuw voor me. Hij citeert rijkelijk uit Vondel’s literaire werk en het is eigenlijk jammer dat de brokstukken poëzie waarmee de tekst uitbundig gelardeerd is, niet langer zijn. Misschien zal ik toch binnenkort ook eens een paar van zijn toneelstukken in hun geheel lezen of een bloemlezing van zijn andere gedichten, wamt ik heb de smaak te pakken gekregen.

Het boeiende van Vondel is het feit dat hij grotendeels een autodidact was. Hij was een man die diep gelovig was en ooit als doopsgezind diaken fungeerde. Geleidelijk aan raakte hij van zijn doperse achtergrond vervreemd en kreeg hij sterke Arminiaanse sympathieën. Hij verzette zich fel tegen de afschuwelijke calvinistische leer van de uitverkiezing, die hij omschreef als een “decretum horribile” en waarnaar hij verwees met de woorden: O poel, o open graf, waar berg ik mij van stank. Vondel kan het uiteindelijk niet vinden binnen het twistzieke protestantisme en kiest ten slotte, na veel innerlijke strijd op ongeveer 55-jarige leeftijd voor het katholicisme. Hij is ook een man die volop deelneemt (ook in zijn dichtwerk) aan de maatschappelijke en politieke discussies van zijn dagen. Ja, al met al een fascinerend boek over een fascinerende man.

Maar wat is er nu zo opwindend aan het lezen van biografieën? Het is in de eerste plaats gewoon heel spannend de verhalen te leren kennen van echte mensen, die een interessant en vaak uniek leven hebben geleid. Je kunt daar vaak een enorm stuk inspiratie uit putten. Maar levensbeschrijvingen bieden ook een heel andere kijk op de geschiedenis van een bepaalde periode. In het verhaal van deze bijzondere mensen gaat het verleden leven en wordt de geschiedenis veel meer dan een reeks jaartallen en een opsommen van vorsten, regeringsleiders, bondgenootschappen en oorlogen.

Het is opmerkelijk dat er binnen de Adventkerk een aanzienlijke belangstelling begint te ontstaan voor biografieën van adventistische leiders, vooruit uit de pioniersfase. Lange tijd waren de beschrijvingen van de (vooral) mannen die een leidende rol in de kerk hadden nauwelijks meer dan heiligenlevens. Het was “not done” ook de zwakke plekken en de fouten van deze mensen te belichten—zeker niet van hen die wat dichter bij onze tijd staan, laat staan van nog levende personen. Dat laatste is nog steeds niet aan de orde. Ik heb tenminste nog niet gehoord dat er iemand rondloopt met het plan een biografie te schrijven van Neal Wilson, Robert Folkenberg of Jan Paulsen (de voorgaande twee voorzitters van de Generale Conferentie en de huidige voorzitter van de wereldkerk). Een uitzondering hierop is wellicht, dat er een aanzet door een auteur is gemaakt om een biografie te schrijven van dr. B. B. Beach, een bijzonder kleurrijke figuur die vooral naam heeft gemaakt door zijn talloze contacten met leiders van andere kerken. Maar er verschijnt nu in de VS een reeks biografieën van personen als James White, Joseph Bates, W.W. Prestcott en anderen die een volwaardig beeld bieden van de betrokkenen en van hun bijdrage aan het adventisme. Zij blijken nu plotseling toch ook mensen van vlees en bloed te zijn, met soms merkwaardige trekjes, en naast veel talenten ook behoorlijk wat onhebbelijkheden. Maar het bijzondere is vooral dat deze boeken een kijk bieden op de geschiedenis van de kerk die heel anders en geloofwaardiger is dan het beeld dat vaak uit de traditionele boekjes over de Adventgeschiedenis naar voren komt (en zoals ik die zelf ook wel heb geschreven!).

Ik heb nog wel een paar biografieën op mijn lijstje van nog te lezen boeken staan en ben ook vast van plan goed in de gaten te houden welke nieuwe levensbeschrijvingen er binnen onze kerk verschijnen. Ik ben nu eenmaal geïnteresseerd in geschiedenis, maar individuele mensen blijven toch interessanter dan opsommingen en analyses van kale feiten! En een extra bonus is gewoonlijk dat ons een blik wordt gegeven in het geestelijk leven van die mensen, waar de nodige lessen uit zijn te leren.