Een triest verhaal

 

In 1995 verscheen het boek Hoe God Verdween uit Jorwerd. Het was een van de eerste boeken waarmee Geert Mak begon door te breken. Hij analyseert in een soort documentaire in romanvorm wat er in een Fries dorp in de laatste vijftig jaar is gebeurd. Het dorp veranderde ingrijpend van karakter. Samengevat zou je kunnen zeggen dat niet alleen de boeren en de kleine middenstand uit Jorwerd verdwenen, maar dat ook de religieuze beleving radicaal veranderde.  Het is een prachtig document over een trieste werkelijkheid: Door de meedogenloze secularisatie van onze tijd verdween God uit Jorwerd!

Er is nu een ander boek verschenen over het verdwijnen van God. Emiel Hakkenes (1977), de chef van de redactie Religie en Filosofie in het dagblad Trouw, heeft een kroniek geschreven over zijn familie. Het kreeg de titel De God van Gewone Mensen. De ondertitel is vooral veelzeggend: Hoe het geloof uit een Nederlandse familie verdween.

Hakkenes vertelt hoe hij geleidelijk aan van zijn Gereformeerde achtergrond is losgeraakt. De vraag naar zijn persoonlijk geloof werd voor het eerst acuut toen hij voor de beslissing stond of hij zijn kind zou laten dopen. Hij vertelt zijn eigen verhaal en dat van zijn ouders tegen de achtergrond van zijn familiegeschiedenis. Hij begint aan het begin van de achttiende eeuw en volgt de boeiende en afwisselende religieuze pelgrimage van zijn voorouders, aan de hand van de gegevens die hij tijdens een spannende zoektocht heeft gevonden. De grote lijn is duidelijk: Ooit speelde geloof en kerk een hoofdrol in het leven van de familie Hakkenes. Maar langzaam maar zeker staat het geloof nu in deze familie op het punt van verdwijnen.

Er is veel herkenbaars in deze twee boeken, zowel ten aanzien van het secularisatieproces in het algemeen (dat warempel niet tot Jorwerd beperkt is gebleven) en wat betreft de geestelijke lotgevallen van de familie Hakkenes. Velen van mijn generatie (van vroeger zeventigers) hebben gezien hoe een zelfde soort proces zich voltrok in hun familiesfeer en vaak blijkt het betrokken-zijn bij geloof en kerk bij de huidige generatie van veertigers en jonger in veel gevallen te zijn verdwenen.

Als ik mezelf een spiegel voorhoud dan kan ik ook niet ontkennen dat ik in veel opzichten anders geloof dan in mijn jongere jaren, maar gelukkig is God niet uit mijn leven verdwenen. Maar toch moet ik daar iets aan toevoegen.

Op de website van de Nederlandse Adventkerk worden we al enige tijd opgeroepen om trots te zijn op ‘onze’ kerk. Nou, dat ben ik ook in veel opzichten zeker wel. Vooral in de Nederlandse Adventkerk gebeurt veel waar ik blij van word. En voor de leiders van de kerk in ons land heb ik, in het algemeen genomen, veel achting.  Maar mijn trots voor de internationale Adventkerk wordt regelmatig behoorlijk op de proef gesteld. En van sommige leiders vraag ik mij regelmatig af of zij wel echt leven in de eenentwintigste eeuw en begrijpen hoe mensen (vooral in de westelijke wereld) denken.

Vooral de toestanden rond het vraagstuk van ‘de vrouw in het ambt’ vormen een triest verhaal. Ik zou haast het woord ‘soap’ gebruiken als het niet om een heel serieuze zaak zou gaan.  Terwijl er tal van omvangrijke studies worden gemaakt, dikke boeken worden geschreven en talrijke vergaderingen worden belegd, verliest de leiding van de wereldkerk zijn geloofwaardigheid. De grootste kerkelijke afdeling in de VS (Zuid-Californië) heeft onlangs een vrouw als voorzitter gekozen. De kerkelijke topleiding protesteerde tevergeefs. De overkoepelende organisatie van de Adventkerk in Amerika heeft dagen daarna met grote meerderheid van stemmen een document goedgekeurd waarin de absolute gelijkheid van mannen en vrouwen—ook waar het kerkelijke taken betreft—wordt onderschreven. Men vond het—mijns inziens terecht—niet verantwoord om nog langer te wachten met een duidelijke standpuntbepaling. De kerkelijke topleiding protesteerde, maar het protest legde geen gewicht in de schaal.  Al met al wordt de discussie die door de kerkelijke top is georganiseerd een potsierlijke, maar uiterst trieste, vertoning.

Ik hoop dat ik mijn geloof in ‘mijn’ kerk en in de leiders ervan niet geheel zal verliezen en dat er een weg wordt gevonden om te doen wat al lang gedaan had moeten worden, zonder dat de wereldwijde eenheid (wat niet gelijk staat aan eenvormigheid) van de kerk gevaar loopt. Maar misschien moet ik daarbij voor lief nemen dat dingen soms langzaam en met horten en stoten gaan. Het zij zo, maar ik vind het niet gemakkelijk om dat geduld op te brengen.