Kleine signalen van hoop

Ik probeer zo goed mogelijk te volgen wat er zoal op het Nederlands religieus en kerkelijk erf gebeurt.  Deze week vielen mij drie dingen vooral op. In de eerste plaats was er het bericht dat gemeenten van de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk en de Nederlands Gereformeerde Kerk, respectievelijk ontstaan in 1944 en 1967, in het dorpje Langerak op korte termijn zullen fuseren. Voor de meeste Nederlanders is het verschil tussen de verschillende soorten gereformeerden nogal schimmig en ik heb er vaak ook moeite mee om mij te herinneren wat nu precies de verschillen zijn. Gelukkig ontdekt men hier en daar dat verschillen overbrugbaar zijn, omdat vaak veel meer samenbindt dan verdeelt, en dat men over de schaduwen van het eigen verleden kan heenstappen.

Het tweede wat mij opviel was dat in Voorhuizen een doop door onderdompeling had plaatsgevonden van enkele rooms-katholieke vrouwen. Zij behoren tot de charismatische stroming in de Rooms-Katholieke Kerk en hadden er behoefte aan hun band met Christus op deze bijbelse manier te bevestigen. Daarmee zetten zij hun lidmaatschap met hun kerk niet op het spel, ook al werd van officiële zijde benadrukt dat deze onderdompeling weliswaar een mooi symbool is maar natuurlijk niet als de echte doop moet worden gezien.  Maar toch . . . er is kennelijk voldoende ruimte om een gebeurtenis als deze te tolereren.

Maar een andere gebeurtenis tijdens deze week was vooral indrukwekkend. Na vierhonderd jaar besloot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dat de opstelling jegens de Remonstrantse Kerk fout was geweest en dat de tegenstellingen destijds niet zo hadden moeten escaleren als het geval was. In de zeventiende eeuw woedde in de protestantse kerk in Nederland een felle strijd tussen twee opvattingen over de weg naar eeuwig behoud. De traditionele Calvinistische opvatting dat God van alle eeuwigheid had besloten wie er behouden zouden worden en wie er verloren zouden gaan (de predestinatieleer) werd fel bestreden door de aanhangers van de Leidse hoogleraar Arminius, die uit de Bijbel meende te mogen opmaken dat iedereen een vrije wil heeft en voor of tegen God kan kiezen. Toen de landelijke politiek (met name via Stadhouder Maurits en Raadspensionaris Johan van Oldebarneveld) zich ermee ging bemoeien sloeg de vlam helemaal in de pan. De befaamde Dordtse Synode veroordeelde de Arminianen en dat leidde er uiteindelijk toe dat er een nieuwe kerk ontstond die tot op de dag van vandaag bestaat: De Remonstrantse Broederschap.

De kerkelijke ontwikkelingen hebben echter niet stilgestaan. Bij veel Calvinistische Protestanten in Nederland leeft de oorspronkelijke predestinatieleer nog nauwelijks. Wat de Remonstranten betreft: zij zijn geleidelijk steeds verder naar de vrijzinnige kant opgeschoven. Voor veel leden is het aantrekkelijk dat zij zelf hun eigen geloofsbelijdenis mogen schrijven!

Zevendedags Adventisten geloven in de vrije wil van de mens en zijn dus Arminianen. Opmerkelijk is trouwens dat protestants Amerika—dat voor een groot deel Calvinistische wortels heeft, in het algemeen terughoudend was in het omarmen van predestinatie. Die leer paste niet bij de Amerikaanse ‘doe’-cultuur, waarbij ieder mens voor alles in zijn leven zelf de verantwoordelijkheid draagt.

Wat neem ik mee uit deze drie berichten uit de Nederlandse kerkelijke pers van deze week? Zij hebben iets gemeenschappelijks, namelijk dat er ruimte wordt geboden aan diversiteit Het blijkt soms mogelijk te zijn om terug te komen op eerder ingenomen standpunten en ruimte te bieden voor gedachten en praktijken die een ander dan het traditionele geluid laten horen. Dat stemt me optimistisch.  Er is veel mensenwerk in de kerk, maar af en toe wordt desondanks de werking van de Geest zichtbaar en voelbaar. Dat geeft hoop als je maar al te vaak aanloopt tegen schijnbaar onwrikbare standpunten.