Een dagje WCC

 

Maandagavond. Met bus 5 terug naar het simpele IBIS-hotel in het centrum van de stad. (De Generale Conferentie gaat ervan uit dat dit soort activiteiten low-budget zijn!)  Na een lange dag van vergaderen met het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken maakt het soort hotelkamer niet zoveel uit. Zo lang je maar een bed, een bureautje en internet hebt. En als er een Starbucks in de omgeving is, is dat een plezierige bonus. Het hotel voldoet aan al deze basale eisen.

 

Het is even wennen om te verkeren tussen al deze ‘broeders en zusters’ (zo staat het boven de documenten) van zo ongelijke pluimage. Een zaal vol bisschoppen en aartsbisschoppen, en hier en daar een metropoliet of patriarch. De leider van de vergadering weet feilloos of de persoon die naar de interruptiemicrofoon loopt moet worden aangesproken als ‘zijne eminentie’ of ‘zijne heiligheid’, of dat het een simpele ‘reverend professor’ of ‘reverend doctor’ is.

 

Ik heb een plaats te midden van de ‘advisors.’ In feite zijn het ‘waarnemers’ (observers), maar die betiteling wordt kennelijk niet meer gebruikt, aangezien de ‘advisors’ tegenwoordig ook het spreekrecht hebben en alleen niet mogen stemmen. De ‘advisors’ vertegenwoordigen kerken of kerkelijke organisaties die geen lid zijn van de Wereldraad. Links van mij zit de ‘professor reverend’ die de Disciples of Christ vertegenwoordigt.  Links voor me de luitenant-kolonel van het Leger des Heils, rechts voor mij een vrouwelijke professor die namens de Wereldbond van de Quakers aanwezig is. Iets verder rechts van mij een bisschop die er is namens de wereldbond van Methodisten.  Enz.

 

De meeste aanwezigen kennen elkaar en als ‘nieuweling’ val ik dus op. Wie ben je? Namens wie zit je hier? Ik blijk mijn visitekaartjes niet voor niets te hebben laten drukken. Adventisten zijn in dit gezelschap niet onbekend. Men weet dat ene dr. John Graz er de laatste jaren was als vertegenwoordiger van de adventisten. Maar meer nog wordt de vraag gesteld: ‘Ken je dr. Beach?’ Ja, die ken ik dus heel goed. Hij heeft tientallen jaren namens onze kerk overal oecumenische bijeenkomsten bijgewoond. Hij is nu inmiddels voor de derde keer met pensioen gegaan, maar ik heb regelmatig contact met hem. Ik zal hem straks een mailtje sturen en hem de groeten doen van een aantal oud-bekenden van hem!

 

Het is hartverwarmend hoe men over adventisten praat. Op weg naar de maaltijd in het restaurant van de Wereldraad kwam ik aan de praat met een gedelegeerde uit Rwanda. Hij bleek precies te weten hoe het tegenwoordig, na de genocide, met de adventisten in Rwanda gaat. Gelukkig was wat hij vertelde positief. Iemand uit Oeganda vertelde mij over zijn adventistische vrienden. Een staflid van de WCC uit Zimbabwe gaf aan dat zijn ‘halve familie’ thuis adventist is. De vertegenwoordiger van ICCO, de Nederlandse christelijke organisatie voor Ontwikkelingssamenwerking, sprak nog vol lof over ds. Jan Reith.

 

Ik heb me, denk ik, vandaag redelijk van mijn opdrachten gekweten: (1) laten merken dat de Adventkerk ook aanwezig is; (2) contacten leggen die de kerk van nut kunnen zijn. Ja, en natuurlijk heb ik de beraadslagingen gevolgd. Eerlijk gezegd vond ik het nogal bureaucratisch en langdradig. Bij de vergaderingen van ons Generale Conferentiebestuur verloopt het wat flitsender en hebben ook de dagvoorzitters er meer kaas van gegeten hoe je een agendapunt soepel door het proces van discussie naar beslissing loodst. Wel viel het me op hoe soepel men van de ene taal naar de andere overschakelde bij de discussie, en hoe excellent het vertaalsysteem werkte. Daar kunnen wij nog wat van leren, vastgebakken als we meestal zitten aan het Engels.

 

En tenslotte: het menu van het restaurant hier in Genève is aanzienlijk aantrekkelijker dan dat van het cafetaria in het kantoor van de General Conferentie in Silver Springs!