Heeft bidden zin?

Vorige week stuurde de voorzitter van de adventistische wereldkerk een boodschap aan de leden wereldwijd met het verzoek te bidden voor de mensen die getroffen zijn door de bosbranden in Australië. Hij riep de kerk op om God te vragen een keer te brengen in de vuurzee die inmiddels flinke delen van Australië in de as heeft gelegd. Enkele dagen geleden stuurde de voorzitter een nieuwe oproep tot gezamenlijk gebed, ditmaal voor degenen die op de Filippijnen bedreigd worden door de vuur- en asregen van de Taal-vulkaan in de Bantangas provincie. Deze vulkaan wordt tot de gevaarlijkste vulkanen in Azië gerekend. Hij voegde eraan toe dat ook het regionale kantoor van de kerk in Zuid-Oost Azië en een universiteit van de kerk, op korte afstand van de vulkaan, worden bedreigd.

Het deed bij mij opnieuw een vraag bovenkomen die ik mezelf al heel vaak heb gesteld. Helpen dergelijke gebedsacties nu echt? En is er een grotere kans op verhoring naarmate er meer mensen aan meedoen? Het is een ingewikkeld probleem. Gelovigen gaan er doorgaans vanuit dat God almachtig is, en dus in staat is om dergelijke gebeden te verhoren. Zij gaan er gewoonlijk ook vanuit dat God de personificatie is van liefdevolle goedheid. Op die basis mogen we toch verwachten dat God gebeden, die hem smeken om bij soort nare situaties als in Australië en op de Filippijnen in te grijpen, graag zal verhoren. Maar als we te maken hebben met een liefdevolle God die almachtig is, zouden we dan ook niet mogen verwachten dat hij dit soort rampen voorkomt?

Gebed speelt in mijn geloofsleven een belangrijke rol, maar niet op de manier die ik soms bij medegelovigen aantref. Ik bid God regelmatig om bescherming, maar ga niet eerst routinematig in gebed voordat ik de auto start om even een boodschap in het dorp te gaan doen. Ik verwacht ook niet dat God een parkeerplaats voor mij vindt als ik in het centrum van Amsterdam ben aangekomen.

Ik vertrouw op de woorden van de apostel Jakobus dat het belangrijk is om voorbede te doen voor ernstig zieke mensen, maar vraag me wel af of de apostel niet wat voorzichtiger had kunnen zijn met de verzekering die hij daarop laat volgen: ‘Het gelovige gebed zal de zieke redden, en de Heer zal hem laten opstaan’ (Jakobus 5:15). We weten immers allemaal dat veel gebeden om genezing zonder het gewenste resultaat blijven. Er is natuurlijk de ontsnappingsclausule dat we onze gebeden steeds vergezeld moeten laten gaan van de slotzin dat niet onze wil, maar die van God de doorslag moet geven. En ja, heel vaak blijkt die goddelijke wil ondoorgrondelijk (of, volgens sommigen wellicht, nogal wispelturig).

Voor heel wat mensen is dit reden om af te haken en het geloof vaarwel te zeggen. Ze kunnen niet geloven in een God die kennelijk wel iemand van zijn verkoudheid wil afhelpen of iemand bijstaat die haar sleutelbos niet kan vinden, maar de andere kant opkijkt als de holocaust plaatsvindt of de bom op Hiroshima valt. Als mensen mij hierop aanspreken en mij vragen waarom God allerlei vreselijke dingen toelaat en waarom hij sommige gebeden kennelijk wel verhoort, maar andere gebeden naast zich neerlegt, dan heb ik geen antwoord.

Toch zijn de problemen rond gebed voor mij geen reden om dan maar niet meer te bidden. Een van de boeken die mij hebben geholpen om, ondanks de vele vragen, toch te blijven bidden is dat van de bekende Amerikaanse schrijver Philip Yancey: Prayer: Does it Make a Difference? (2006). Yancey benadrukt dat God er voor ons is, of wij dat nu al dan niet duidelijk ervaren en voelen. In ons gebed erkennen wij Gods aanwezigheid en antwoorden wij erop. Bidden wil zeggen dat we onze plaats kennen, onze beperkingen en kleinheid beseffen en bereid zijn om te doen wat we kunnen, maar alles verder aan God overlaten. Bidden is vooral ook uitdrukking geven aan onze dankbaarheid voor de vele goede dingen die elke nieuwe dag weer brengt. En het is nadenken over wat we verkeerd hebben gedaan en waarvoor we vergeving nodig hebben. Wat het verder ook mag doen, bidden voor anderen helpt ons onze verantwoordelijkheden voor de ander serieus te nemen. Bidden is stil zijn voor de God die—ook al lijkt het er vaak niet op—op de een of andere manier weet wat er gebeurt en waarom het gebeurt. De apostel Paulus schreef aan de kerkleden in Rome dat wij vaak eigenlijk niet weten ‘wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen’, maar dat op de een of andere manier zelfs ons woordloze zuchten voor God waarde heeft (Romeinen 8:26). Dat is op zich al voldoende reden om te blijven bidden.

7 thoughts on “Heeft bidden zin?

  1. Siebe Vink

    Het antwoord op de vraag of bidden zin heeft is: Nee!
    En het is zoetsappig gezever van Philip Yancey die zegt dat God er voor ons is, of wij dat nu al dan niet duidelijk ervaren en voelen. De schietgebedjes van de honderduizenden ten dode opgeschreven slachtoffers van de allesvernietigende atoombommen op Hiroshima en Nagasaki hielpen in ieder geval niet en ik vind het zelfs ronduit schandalig wanneer je zegt dat God er voor die mensen was! Wat een waardeloos boek! En deze zin is ook onmogelijk: “Bidden is stil zijn voor de God die—ook al lijkt het er vaak niet op—op de een of andere manier weet wat er gebeurt en waarom het gebeurt”… Sjonge jonge, zo lust ik er nog wel een paar! Dus je gelooft werkelijk dat God weet wát er gebeurd met een kind dat kanker heeft en waaróm het kanker heeft? Als dat zo zou zijn dan wil ik niets met die god te maken hebben! Een dergelijke simplistische benadering van het leed dat mensen treft leidt alleen maar tot ongeloof!

    Meestal geniet ik van je blogs maar dit keer is het niet veel soeps!
    Hartelijke groet,
    Siebe Vink

    1. Reinder Post author

      Of is het misschien toch ook wel een simplistische benadering om God meteen af te schrijven, ook als je (net als ik overigens) heel veel dingen niet snapt?

      1. Siebe Vink

        Excuses voor het woord simplistisch want ik acht je juist veel intelligenter dank ikzelf ben. Maar uiteindelijk zeg je toch: wij moeten bidden maar úw wil geschiede, ú weet wat goed is voor dit stervende kind. Ik kan daar niet in geloven.
        (Ik heb er overigens 30 jaar over gedaan om God af te schrijven)

  2. Angela

    Ditmaal richt ik me tot de mij onbekende heer Vink, mede vanwege zijn post op 21.11 vorig jaar, waarin ik las: “Mocht het zijn dat ik ooit weer tot geloof kom – wat god verhoede – dan zal ik mij zeker niet weer onder het gehoor stellen van zevendedags adventisten, juist vanwege die vreemde, occulte Ellen White.”
    De zin: WAT GOD VERHOEDE verbaasde mij. Het is echter wél zo dat mensen die niet in “Jezus” of “God” geloven deze woorden/namen gebruiken bij verwondering, bewondering voor iets moois én iets ergs dat ze overkomt. Ds. Bruinsma antwoordt u met “sans rancune.” In hetgeen u schreef, mijnheer Vink, zonder op het overige in te gaan, zie ik juist veel rancune. Verder teleurstelling, verdriet misschien. Ik herken juist niet dat u erin slaagde van God los te komen. Ook zonder bij een kerk te horen bid ik (over gebed gesproken) dat u de weg naar God weer hervinden zal. Dat is mij gebeurd na 25 jaar zonder God en in mijn geval is mijn weg (ondanks mijn gezondheidsproblemen en overige moeilijkheden) een stuk gemakkelijker geworden.
    Wie weet voegt ds. Bruinsma zich bij dit gebed voor u en anderen die evneens zoekend zijn of de weg zijn kwijtgeraakt en doen alle lezers van zijn recente blog dit eveneens.
    Uiteraard staat ieder vrij wat en Wie men kiest. Shalom.

    1. Siebe Vink

      Totaal onbekend ben ik misschien niet. Heb vanaf baby (1951) af zo’n 25 jaar op Oud Zandbergen gewoond (en de school bezocht) waar mijn vader de onderhoudsman was. Misschien wel behoorlijk beschermd opgegroeid maar verder een heerlijke jeugd gehad. Heb enorm genoten van de mini-multiculturele samenleving met z’n Surinamers, Antilianen, Molukkers, Indonesiërs, Nederlanders – zelfs een enkele Belg, etc.. Veel gemusiceerd – de studie interesseerde me niet zo – , ik denk er met plezier aan terug. En ja, Reinder Bruinsma is een soort held uit dat verleden waar ik nog regelmatig contact mee heb. Vooral zijn humor en nuchtere geloofsaanpak gold en geldt (!) als een bevrijding in dat besloten conservatieve adventistische wereldje.

      Erg veel opschudding heeft ons vertrek uit de kerk, nu zo’n 35 jaar geleden, niet te weeg gebracht. Hadden we ook niet verwacht trouwens, maar dat men ons zo gemakkelijk liet gaan is wel opmerkelijk! Zeggen en schrijven één bezoekje van een paar ouderlingen, dat was het wel zo ongeveer. Daarna in ieder geval nooit meer iets van de kerk vernomen.

      Ach, daar zaten we natuurlijk ook niet op te wachten en het uitblijven van pogingen om ons bij de club te houden is in feite alleen fatsoenlijk te noemen; men had in Bosch en Duin kennelijk onze afscheidsbrief goed gelezen en liet ons daarna gewoon met rust.

      Ook God liet het daarbij. Van Zijn kant geen enkele bemoeienis verder. Zoals gebruikelijk in onze levens, ook nu dus weer niets anders dan oorverdovende stilte Zijnerzijds. Gewoon heel fatsoenlijk dus.

      En hoe staat het dan nú met zuster en broeder Vink? Nou ja, heel goed! Wel het geloof in alle goden verloren maar daar voelen we ons prima bij. Zijn de Adventistische jaren als verloren te beschouwen? Ach, natuurlijk is het heel jammer dat je pakweg dertig jaar in sprookjes hebt geloofd maar in het algemeen zijn die ons nooit echt opgedrongen en hebben we onze jeugd bij de Adventisten als plezierig ervaren. Het is dan ook puur uit belangstelling dat we het blog van Reinder volgen – sans rancune!

  3. Angela

    Beste mijnheer Vink,

    Uw nadere reactie lezend even ter verduidelijking: mijn aanhef zegt dat u MIJ onbekend bent; ik ben dan ook “pas ” 15 jaar geleden gedoopt.
    De alinea over Gods stilzwijgen vind ik erg humoristisch verwoord.
    Herkenbaar dat men “boeders en zusters” “zomaar” laat gaan, in hun sopje gaarkoken, niet bezoekt als ze ziek zijn, tenzij ze naar wereldse maatstaven “vriendjes” zijn.
    Aan de term “zuster” heb ik trouwens een gruwelijke hekel: “Noem mij niet zo als ik niet als zodanig wordt bejegend” zei ik al toen ik de club nog bezocht.
    Er zijn – helaas wat mij betreft – gunstige uitzonderingen op, kan ik uit ervaring zeggen, waaronder vooral een aantal ZDA-pastores (nee, “we” noemen geen namen).
    “Het” gaat sowieso niet om een “kerk”, maar om mensen en onderlinge, zo oprecht mogelijke liefde, niet omdat dit zo “heurt” binnen een gemeenschap met wetmatigheden.
    Jezus zegt bijv. (in Mat. 7:12): “Behandel andere mensen net zoals je zelf behandeld wilt worden. Daar gaat het om in de wet en in de andere ​heilige​ boeken.” (BGT)
    Als ik de aardse ogen heb gesloten, dan merk ik wel of ik in een sprookje geloofde of in geloof trachtte te leven, daar maak ik me niet druk om (geen zorgen voor morgen).
    Het maakt MIJ niet uit dat ik u niet ken en of mensen gelovig zijn of niet is geen reden om ze niet vriendelijk te groeten. Daarom eindig ik met beste wensen (o.a. dat u uw vast vele talenten in kan zetten).

Comments are closed.