‘Op zaterdag moorden ze niet . . .’

 

Toen in 1994 de genocide in Rwanda losbarstte besloot de leiding van de Adventkerk haar buitenlandse personeel uit het land te evacueren. Dat is de gebruikelijk maatregel als er in een land onlusten uitbreken waardoor de zendelingen aanzienlijk gevaar lopen. Een van de zendelingen, Ron Osborn, weigerde destijds de instructies van de kerkelijke leiding op te volgen. Hij besloot op zijn post te blijven.

 

Onlangs schreef Osborn een aangrijpend artikel voor de website van het tijdschrift Spectrum over wat er in 1994 gebeurde. Vorige maand was hij als een soort persoonlijke pelgrimage nog eens terug gegaan naar Rwanda en in het Spectrum-artikel blikt hij terug op de verschrikkelijke ervaring van destijds. In 1994 kwamen, nadat het vliegtuig van de leider van het land, President Habyarimana, boven de hoofdstad Kigali was neergeschoten, tijdens de moordpartijen die volgden op zijn minst 800.000 personen op gruwelijke wijze om het leven. De slachtoffers waren hoofdzakelijk leden van de Tutsi-stam.

 

Onder de slachtoffers bevonden zich naar schatting 10.000 adventisten. Een van de ergste collectieve moordpartijen vond plaats in Mugenero, een adventistisch centrum met een ziekenhuis en een kerk, waar 5.000 mensen, die daar meenden een veilig heenkomen te hebben gevonden, meedogenloos werden afgeslacht. Maar helaas moest worden vastgesteld dat er niet alleen adventistische slachtoffers waren, maar ook adventistische daders. Er zitten ook nu nog flinke aantallen van hen in Rwandese gevangenissen. De voorzitter van de Adventkerk in Rwanda van destijds, ds. Ntakirutimana, werd door het Rwanda tribunaal tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld.

 

Het is moeilijk te vatten dat een dergelijke genocide kon plaatsvinden in wat waarschijnlijk het Afrikaanse land was met het hoogste percentage christenen. Maar adventisten hebben ook reden om heel kritisch naar zichzelf te kijken. Eén incident dat Osborn in zijn artikel noemt betreft een publicatie van een Franse journalist die rapporteerde dat hij, op aanraden van zijn lokale chauffeur, tijdens de genocidenperiode op een zaterdagmorgen vanuit  de buurstaat Burundi naar het zuiden van Rwanda reed om de situatie in ogenschouw te nemen. Volgens zijn chauffeur was dat het veiligste moment. Want, zei hij, ‘in het zuiden wonen veel adventisten en voor hen is de zaterdag een heilige dag en op sabbat moorden ze niet!’

 

Dat zette me aan het denken en het artikel van Osborn bleef me de afgelopen dagen bezighouden, vooral zijn beschrijving van dit laatste incident.  Is het mogelijk dat geloof en theologie zo ver van je dagelijks leven komt af te staan dat je met droge ogen naar de kerk kunt gaan om daar God te eren en door de week allerlei volstrekt onchristelijke dingen kunt doen?

 

Ik moest daarbij ook denken aan het boek van Frank Westerman: De Graanrepubliek (1999). Het is een heel goed geschreven boek, en ook daarin komt duidelijk naar voren hoe geloof en christelijk leven totaal verschillende sporen kunnen volgen. Westerman beschrijft de toestanden in Oost-Groningen tot een flink stuk in de negentiende eeuw.  Het is ontnuchterend te lezen hoe mensonterend en meedogenloos de rijke christelijke herenboeren (de ‘graanbaronnen’) met hun arbeiders omgingen. Het is waarlijk geen wonder dat zo veel eenvoudige mensen totaal van het christelijk geloof en de kerk vervreemd raakten.

 

Ja, en helaas moet ik toegeven dat dit verschijnsel niet alleen iets is dat ver weg, of alleen in het verleden, plaatsvond. Ik heb het ook maar al te vaak—weliswaar niet op de gruwelijke Rwandese manier en niet in dezelfde vorm als destijds in Oost-Groningen—in allerlei subtiele en niet zo subtiele vormen gezien in het kerkelijk milieu waarmee ik vertrouwd ben: een trieste discrepantie tussen een hardnekkige verdediging van de orthodoxe ‘leer’ en een wijze van omgaan met ‘broeders’ en ‘zusters’ die elke vorm christelijke tolerantie en menselijkheid mist. Dat is meer dan beschamend.