Category Archives: Nederlands

Kiezen

Zoals gebruikelijk kijk ik, als ik thuis ben, ’s ochtends om kwart voor zeven naar het RTL4-nieuws. Sinds geruime tijd is er, aan het einde van de uitzending, een stelling waarop je kunt reageren. Je kunt dan kiezen uit twee mogelijkheden. Vanmorgen werd de kijker gevraagd of het een goed idee zou zijn om de voorgenomen BTW verhoging enige tijd uit te stellen. (Ik kan de uitslag redelijk zeker voorspellen!) Toen ik vervolgens even naar het nieuws keek op de website van de Volkskrant werd me om een andere keuze gevraagd, namelijk of ik al dan niet instemde met de kritiek op de PVV. Dit soort simpele enquêtes worden ons dagelijks aan de lopende band voorgeschoteld. Ik zie er het nut niet van in en negeer ze meestal.

Maar het kunnen kiezen met betrekking tot allerlei zaken schijnt wel steeds belangrijker te worden. Denk maar aan alle idol-achtige programma’s. In de politiek is het D-66 ‘kroonjuweel’ van een gekozen burgemeester onlangs ook weer van stal gehaald. De burgers moeten toch uit verschillende mogelijkheden kunnen kiezen als het om hun burgervader gaat, is de gedachte.Ja, misschien is dat wel een goed idee, maar misschien ook niet. Want wat weten de burgers eigenlijk van de verschillende kandidaten? Moeten ze afgaan op het uiterlijk en een goede babbel? Of op hoe de man of vrouw in kwestie ‘overkomt’? Of op hoe goed hij zich kan weren in een debat met de andere kandidaten? Kunnen de burgers echt een oordeel vellen over de geschiktheid van de verschillende pretendenten voor deze best wel complexe functie?

Sinds kort schijnt het gewoonte te worden om lijsttrekkers voor de verschillende politieke partijen te kiezen. We herinneren ons de nek-aan-nek-race tussen Mark Rutte en Rita Verdonk. Vreemd toch, in retrospect, dat zoveel mensen aan Rita de voorkeur gaven? Onlangs won Diederik Samson de strijd om het PvdA lijsttrekkerschap van een reeks andere rode voormannen en –vrouwen. De tijd zal het leren of het een goede keuze was. Ik heb nog zo mijn twijfels.

En nu moeten de CDA-leden dus kiezen tussen zes personen die zich allemaal heel geschikt vinden om de CDA-kar te gaan trekken en ervoor te zorgen dat op 12 september het Christen-Democratisch Appel weer in volle glorie haar plaats in de Nederlandse politiek kan gaan innemen. Dat zal nog een hele toer worden. Ooit heb ik een keer op het CDA gestemd. Er moet nu nog heel wat gebeuren voordat ik die keus opnieuw zal maken als ik in het stemhokje sta.

Ik mag niet mee-kiezen voor de CDA lijsttrekker, want ik ben nu eenmaal geen partijlid. Maar stel dat ik lid van die club zou zijn. Wie zou ik dan moeten kiezen? Ga ik dan af op de ‘helderheid’ van Henk (Bleker)? Of kies ik voor de ervaring van de oersaaie Van Haersma-Buma? Of lijkt mij, enigszins geïnspireerd door mijn Noord-Hollandse achtergrond, de wethouder van Purmerend, Mona Keijzer, wel een goede gok? Want deze dame heeft toch wel een zekere frisheid die meneer Marcel Wintels duidelijk mist.Zou het, al met al, toch niet beter zijn als een partijbestuur dat de mensen goed kent een dergelijke beslissing neemt? Er zijn ongetwijfeld stevige argumenten pro en contra.

Het echte kiezen komt pas op 12 september. Er valt heel wat over te zeggen, maar misschien is het belangrijkste principe wel dat we het pas waard zijn om aan het democratisch proces deel te nemen als we ons goed in de materie verdiepen en echt weten welke opties er zijn. En als christen moet ik me daarbij vooral ook laten inspireren door de idealen van het evangelie en niet voornamelijk door de spagaat tussen ‘links’ en ‘rechts’.

Later in het jaar zal de Nederlandse Adventkerk weer haar leiders kiezen voor de komende vijf jaar. Daarvoor hebben we een wat merkwaardig systeem, maar over het algemeen werkt het redelijk. Zolang er geen beter systeem is moeten we het ermee doen. Maar waarop gaan de mensen die in eerste instantie de keuze zullen maken (om die vervolgens aan alle afgevaardigden voor te leggen) af? Zoeken zij leiders die veel verstand hebben van organisatorische processen? En die vooral ook een solide kennis hebben van de financiële aspecten? Is het belangrijk dat ze goed kunnen preken? Dat ze communicatief zijn en een energieke uitstraling hebben? Het is prachtig als je al die aspecten in een en dezelfde persoon vindt. Maar als ik deel uit zou maken van het ‘kiescollege’ (het ‘benoemingscomité), dan zou ik me vooral afvragen of er mensen bij zijn die een duidelijke visie hebben voor de kerk en deze ook op anderen kunnen overbrengen. Dat is, volgens mij, het allerbelangrijkste.

Intussen blijf ik de strijd tussen de CDA kandidaten met veel belangstelling volgen. En daarbij zal ik er vooral ook op blijven letten of ik een stuk heldere, christelijk geïnspireerde, visie ontdek.

Bevrijdingsdag

Dodenherdenking en bevrijdingsdag. Ik ben in ‘de oorlog’ geboren maar heb er geen directe herinneringen aan. Ik herinner me vaag dat ik als kind, vlak na de bevrijding, bonkaarten heb gezien en dat er hier en daar nog gebouwen in puin lagen. Maar ik ken de oorlog alleen van verhalen, van films en boeken. Oorlog wekt bij mij intense afschuw. Ik heb nooit genoten van spannende oorlogsfilms. En het traditionele standpunt van mijn kerk van wapens weigeren (dat helaas steeds meer in vergetelheid is geraakt) heeft me altijd aangetrokken—ook al besef ik natuurlijk wel dat een geheel geweldloze wereld tamelijk utopisch is.

Ik denk dan ook dat het een goede zaak is dat we terugdenken aan de mensen die in de wereldoorlogen, maar ook tijdens alle andere oorlogen van de laatste eeuw, het leven hebben gelaten. Ik denk eerder aan hen als slachtoffers dan als helden aan de ene kant en slechteriken aan de andere kant. Daarom heb ik er moeite mee te begrijpen waarom er een kort geding werd aangespannen om te voorkomen dat in Vorden ook Duitse soldaten, die daar begraven zijn, worden herdacht. Want ook zij waren slachtoffer.

En, hoewel je mij niet snel zult ontdekken bij grootschalige bevrijdingsfeesten—die gewoonlijk gepaard gaan met veel herrie en waarbij de alcohol rijkelijk vloeit—moet ook de jaarlijkse bevrijdingsdag blijven! Want, als we een moederdag en een vaderdag hebben, en tegenwoordig een valentijnsdag en zelfs een secretaressendag (op zich allemaal prima), dan mag er toch ook wel een dag zijn die ons erbij bepaalt hoe belangrijk vrijheid is.

Maar vrijheid is natuurlijk best wel een lastig begrip. Wat voor soort vrijheid bedoelen we? Een verkeerd soort vrijheid leidt tot onvrijheid. We hebben regels nodig. Maar hoeveel? Te weinig regels geeft gewoonlijk allerlei problemen. Een volledig ‘vrije’ opvoeding blijkt in de praktijk niet zo goed te werken als verlichte opvoeders enkele tientallen jaren geleden propageerden. Partners die elkaar ‘vrij’ laten om ook buiten hun relatie met andere personen ‘intiem’ te zijn, ontdekken gewoonlijk dat dit hun geluk schaadt in plaats van bevordert. Te weinig regels voor de constructie van gebouwen en bruggen, enz. is levensgevaarlijk, want dan worden veiligheidsnormen gemakkelijk overtreden. Zelfs een kerkdienst met heel weinig regels zal, behalve de wat charismatisch ingestelden, maar weinig gelovigen bekoren.

Maar te veel regels is beknellend. In gezin waarin kinderen niets mogen levert vaak verknipte mensen op. Huwelijken waarin men elkaar geen enkele ruimte biedt worden ondraaglijk. Een werkomgeving waarin de chef zelfs bijhoudt hoe vaak en hoe lang de werknemers naar het toilet gaan, zal veel ziekteverzuim en personeelsverloop in de hand werken. Tientallen formulieren invullen voordat je een dakraam mag aanbrengen leidt tot grote wrevel. Enzovoort.

Godsdienstvrijheid is een groot goed. Het is een voorrecht dat je niet alleen aan jezelf, maar ook aan anderen, zelfs aan hen die een overtuiging hebben die je tegen de borst stuit, moet gunnen. Het is ook iets wat binnen een geloofsgemeenschap als ideaal moet gelden. Maar er zijn situaties waarin andere mensenrechten zo in het gedrang komen dat volledige vrijheid van godsdienst niet kan worden toegepast. Zelfs aan fundamentele vrijheden zijn grenzen. Te veel grenzen brengt verdrukking. Geen grenzen brengt anarchie.

Het zou goed zijn als er jaarlijks rond bevrijdingsdag meer bij dit soort aspecten van onze vrijheid zou worden stilgestaan. Want wie niet begrijpt wat vrijheid in diepste wezen is en hoe zij zich tot andere waarden verhoudt, weet niet wat er beschermd en gevierd moet worden.

Als er een categorie van mensen is die zou moeten weten—uit ervaring—wat vrijheid betekent, dan zijn het de christenen. Zij belijden immers dat zij volgelingen zijn van Degene die waarlijk vrij maakt. Maar wie de Bijbel een beetje kent, weet dat er steeds waarschuwingen nodig bleken, omdat christenen toch altijd weer in de verleiding kwamen om zich ‘een slavenjuk’ te laten opleggen. Hoe het is om echte vrijheid te beleven laat zich niet gemakkelijk in woorden uitleggen. Het is een uit vrije wil, zonder dwang of innerlijke schuldgevoelens, zonder angst voor straf of onheil, een leven leiden dat geïnspireerd wordt door het grootste Rolmodel aller tijden. Met het oog op de ultieme Bevrijdingsdag. Meer kan ik er eigenlijk niet over zeggen. Voor mij is het genoeg.

Ipswich en koninginnedag

De afgelopen week werd de routine van de afgelopen maanden, waarin het reizen hoofdzakelijk richting België ging, even doorbroken. Zoals ik in mijn vorige blog meldde, verbleef ik een aantal dagen in Florence (of Firenze). Donderdagavond was ik, zij het wat later dan gepland, weer terug op de thuisbasis in Zeewolde. Na een nachtje slapen in mijn eigen bed, vertrok ik vrijdagmorgen echter weer, ditmaal met de dagboot van Hoek van Holland naar Harwich. Op zaterdag (gisteren) moest ik in Ipswich zijn, waar eenentwintig gemeenten van de Adventkerk in East Anglia (verenigd in ‘area 8’) een ‘day of followship’ hielden—zeg maar: een districtsdag. Ik had daar de preek op zaterdagmorgen en een tweetal presentaties gedurende de rest van het programma.

Tot mijn verrassing bleek ik de predikant die mij van de terminal in Harwich kwam halen (ik had mijn auto in Hoek van Holland laten staan) te kennen. Ik had zijn naam vergeten, maar toen deze zwarte predikant zich voorstelde als Sam Ouadjo, herinnerde ik mij dat hij ooit zo’n twintig jaar geleden mijn Nissan had gekocht, toen ik vanuit Abidjan in Ivoorkust naar de VS verhuisde. Als iemand daar in goed vertrouwen een auto van je heeft gekocht, hoop je maar dat de koper van je voertuig niet onverhoopt al snel pech kreeg en met het idee is blijven rondlopen dat die Nederlander hem een lelijke poets heeft gebakken. Maar nee, de auto bleek jarenlang probleemloos de familie Ouadjo over de Afrikaanse wegen te hebben vervoerd! Nu is ds. Ouadjo de predikant van een tweetal gemeenten in ‘area 8’ en de coördinator van de kerkelijke werkzaamheden in dat district.

Een ‘day of fellowship’ in het Verenigd Koninkrijk heeft tegenwoordig een heel speciaal karakter. Het aandeel van de mensen met ongeveer dezelfde huidkleur als ik is misschien tien procent. Naast mensen die oorspronkelijk uit het Caribisch gebied komen, zijn er ook steeds meer aanwezigen van Afrikaanse afkomst. Onder de tien of twaalf aanwezige predikanten telde ik één blanke collega, van Zuid-Afrikaanse afkomst, een jonge collega van Braziliaanse origine, en één autochtone Britse emeritus predikant.

Het programma begon, zoals ik al verwachtte, niet op tijd. Zoals gewoonlijk was de ‘Mayor’ van de stad Ipswich, met zijn nogal protserige ambtsketen, samen met de ‘Mayoress’, van de partij. Het is een ceremoniële job, die men gedurende een jaar bekleedt, en de belangrijkste taak is om alle mogelijke bijeenkomsten van de burgers bij te wonen en er een speech van maximaal vijf minuten te houden. Die kunst bleek de Mayor redelijk te beheersen. De scouts van een aantal Adventgemeenten uit de regio marcheerden in gelid de zaal binnen, voorafgegaan door hun drumband. Ik volgde met de Mayor en de Mayoress. De leider van de scouts van Zuid-Engeland begeleidde ons in vol ornaat, getooid met meer insignes dan ik ooit op één uniform had gezien. Maar zijn aanzienlijke lichaamsomvang bood dan ook meer ruimte dan gemiddeld voor dit doel beschikbaar is.

De sfeer van de dag was geweldig. Ik werd buitengewoon warm ontvangen en wat ik zei werd duidelijk op prijs gesteld. Misschien hadden mijn ‘fans’ hun werk goed gedaan. Een bejaarde dame in een Afrikaans gewaad kwam enthousiast naar me toe. ‘Ik heb u al een paar keer eerder gehoord’, zei ze. ‘En ik heb iedereen gezegd dat ze moesten komen, omdat u altijd iets te zeggen hebt dat ons prikkelt en uitdaagt.’ Tja, met zulke supporters kan het niet meer stuk.

Maar ik kon de vraag niet van me afzetten hoe het toekomstig Adventisme in Engeland eruit zal zien. Ds. Ouadjo ver telde me met enorm enthousiasme dat hij zich met zijn gemeenten vooral wil gaan richten op de autochtone Britse bevolking. Hij vertelde over de activiteiten voor dakloze blanken in Ipswich en over de concrete kerkgroei-resultaten die dat al begint op te leveren. Maar hoe het staat met het contact met de Britten in andere sociale strata bleef uitermate vaag. Is er ook zicht op dat de kerk hen kan bereiken? Het aantal Britse adventisten zal wel blijven groeien, maar kan het ooit weer een wat getrouwere weerspiegeling van de bevolking te zien laten geven?

Intussen ben ik weer thuis in Zeewolde, klaar voor de Koninginnedag van morgen. Mijn vrouw en ik zijn van plan morgen tijdig op de vrijmarkt te zijn. De ervaring leert dat er gewoonlijk heel wat, haast smetteloos nieuwe, kinderboeken in de aanbieding zijn. We hopen met een voorraadje thuis te komen, zodat we binnenkort weer het nodige mee kunnen nemen naar Zweden. Want het blijft de bedoeling dat wij zelf niet alleen ons Zweeds verder verbeteren, maar dat onze kleinkinderen ook een bodempje Nederlands meekrijgen!

Villa Aurora

Toen de Italiaanse Adventkerk in de jaren veertig van de vorige eeuw het complex Villa Aurora kocht telde de kerk nauwelijks duizend leden. Hoe was het mogelijk dat men het aandurfde om dit omvangrijke stuk onroerend goed aan te schaffen aan de rand van de stad Florence? Het hoofdgebouw is een in Renaissancestijl gebouwde villa, die in de veertiende eeuw in opdracht van een van de leden van de beroemde Medici-familie werd gebouwd. Andere gebouwen eromheen zijn van latere datum. Het gebouw met klaslokalen stamt van na de tijd dat de Adventkerk Villa Aurora in haar bezit kreeg en er een onderwijsinstituut, met o.a. een predikantenopleiding, vestigde.

Ik heb het genoegen om deze week hier een aantal dagen les te geven aan een groep Italiaanse en Amerikaanse studenten. Zij volgen een seminar dat ik hier geef over het verschijnsel van het postmodernisme en over hoe dat de christelijke kerk—en in het bijzonder ook de Adventkerk—beïnvloedt. Aanstonds zal ik weer de wandeling door de olijfboomgaard maken, enkele honderden meters de helling af, naar het lokaal waar de lessen worden gegeven.

Gisteren ben ik naar Florence gevlogen. Sinds ik hier op de campus van het Instituto Avventista Villa Aurora ben gearriveerd, laat de gedachte me niet los dat het toch wel heel bijzonder is dat een handjevol adventisten het destijds aandurfde om dit gebouwencomplex aan te schaffen. Ik weet niet hoeveel miljoenen lira’s men er destijds voor heeft moeten neertellen, maar het project vereiste ongetwijfeld grote offers.

Wat dat betreft waren de Italiaanse adventisten niet de enigen die in het verleden voorname gebouwen kochten, soms in het hart van een belangrijke stad. Al snel nadat het adventisme zich aan het einde van de negentiende schoorvoetend in Zwitserland had gevestigd, werd een prominent pand in de stad Bazel gekocht. Toen er nog maar een paar handjesvol adventisten in Noorwegen waren, schafte men een prestigieus pand in hartje Oslo aan. In Zweden werd een landgoed met een kasteelachtige gebouw—Ekebyholm—iets ten Noorden van Stockholm, omgeven met een groot stuk grond, verworven. Andere voorbeelden zijn er te over. Trouwens voor een kleine geloofsgemeenschap is ook het gebouw aan de Ernest Allardstraat in het centrum van Brussel tamelijk opmerkelijk. En wat te denken van de aankoop van het destijds meer dan 50 hectares tellende landgoed Oud Zandbergen dat de Nederlandse Adventkerk in 1947 in eigendom verwierf. Ik vermoed dat de kerk toen nog nauwelijks tweeduizend leden telde. Zeker er kwam geld uit het buitenland, maar er werden ook enorme offers gebracht door de kerkleden in Nederland.

Ik verbaas mij er steeds weer over dat de leiders van die tijd dergelijke grootse projecten aandurfden en dat de leden hen niet van overmoed beschuldigden, maar hen juist prezen om hun vooruitziende blik en geloofsvertrouwen. Wat dat betreft zijn de tijden veranderd!

Ik pleit er niet voor dat de leiders van de kerk zich onverhoopt in ‘wilde’ avonturen zulllen storten, ‘in het geloof’ dat op de een of andere manier het geld wel op de kerkelijke bankrekening verschijnt. Maar iets meer moed om nieuwe projecten, waarbij moet worden geïnvesteerd in menskracht en fondsen, zou, denk ik, welkom zijn. Maar dat moet dan natuurlijk wel gepaard gaan met enthousiasme bij de achterban en met de bereidheid om er offers voor te brengen van de kant van de kerkleden.

***
Ik heb inmiddels mijn lessen van vandaag en de onvermijdelijke pasta-maaltijd achter de rug en ga straks nog wat aan een boekmanuscript werken. Gelukkig heeft men in een van de bijgebouwen een uitstekend gastenverblijf ingericht. Er staat een comfortabele fauteuil en er is zelfs een waterkoker met een voorraadje theezakjes. Mijn geliefde Earl Grey is helaas niet aanwezig tussen de diverse soort groene thee en rooibosthee, maar uit voorzorg heb ik altijd een eigen voorraadje bij me. Met een kopje thee ga ik nu eerst nog even de nieuwsuitzending van acht uur van de NOS via het internet bekijken, om van de laatste politieke ontwikkelingen rond het kabinet Rutte kennis te nemen. De trouwe lezer van mijn blog zal wel begrijpen dat het mij niet verdriet dat de merkwaardige gedoogconstructie ten einde is gekomen! Maar het blijft spannend, ook als je het vanuit Florence volgt.

Pas op voor de moslims

Deze week staan de moslims in Nederland weer eens extra in de schijnwerper, nu de Turkse president Abdullah Gül en zijn vrouw Hayrünissa een staatsbezoek van drie dagen aan ons land brengen. Natuurlijk was dat weer een voor de hand liggende gelegenheid voor onze politicus met het gebleekte haar om een paar hatelijke teksten de Twitter-wereld in te sturen. Daarin noemde hij Gül ‘een christen-pester en Koerden-mepper.’ Het is een vorm van goedkoop gescheld dat helaas bij velen een warm onthaal vindt.

Het is niet alleen bij de PVV dat we nogal wat ongenuanceerde kreten horen over de islam en iedereen die daarmee geassocieerd zou kunnen worden. Ook in veel christelijke kringen—en ook binnen de kerk waartoe ik zelf behoor—is er te vaak sprake van bedenkelijke vormen van islamofobie.

Enkele dagen geleden kreeg ik weer eens een you-tube filmpje toegestuurd waarin met een stortvloed aan statistische gegevens wordt duidelijk gemaakt dat binnen enkele tientallen jaren Europa in meerderheid islamitisch zal zijn. Het bewijs voor die stelling wordt geleverd door allerlei geboortecijfers zonder enige reserves naar de toekomst te extrapoleren. Men gaat er dan vanuit dat moslimgezinnen ook in de toekomst heel snel blijven groeien, terwijl de autochtone bevolking in West-Europa juist verder zal krimpen. Men vergeet dan gemakshalve dat alles erop wijst dat bij volgende generaties ook bij immigranten het aantal kinderen per gezin sterk afneemt en al vrij snel op het gemiddelde niveau van de autochtonen belandt. Bovendien wordt een ander element als regel niet vermeld. Natuurlijk zijn er (te) veel ‘extreme’ of ‘radicale’ moslims. Maar bij de moslims in het westen begint zich op grote schaal een verschijnsel voor te doen dat het christendom ook in hevige mate heeft ervaren: een wijdverbreide secularisatie, waardoor de islam in de toekomst een heel ander profiel zal vertonen. Zeker, ‘radicale’ moslims kunnen een bedreiging zijn, maar de meeste moslims zijn dat niet!

Toch zijn veel christenen ernstig verontrust door de (naar wat velen zien als de) agressieve opmars van de moslims. Want wat te denken van het voornemen van een groep salafistische moslims in Duitsland om 25 miljoen gratis exemplaren van de Koran uit te delen? (Inmiddels is een begin gemaakt met de uitvoering van dat plan.) En wat te denken van een ander bericht dat vorige week via een tv-programma van de EO wereldkundig werd gemaakt: het initiatief van een groep moslim jongeren om aan straatevangelie te gaan doen—en dan nog wel uitgerekend in het oerconservatief-christelijke Urk? Zijn dat soort dingen geen levensgevaarlijke signalen dat de islam bezig is met een grootscheeps offensief waartegen onze zgn. ‘jood-christelijke’ cultuur het straks moet afleggen?

Ja, aan dat soort berichten moeten we wel even wennen. Maar laat ons eerlijk zijn: christenen doen toch ook aan allerlei vormen van publieke geloofsverkondiging, ondanks het feit dat heel veel mensen zich daar hevig aan storen? Waarom zouden moslims dat dan niet mogen? En worden zevende-dags adventisten niet opgeroepen om wereldwijd meer dan honderd miljoen exemplaar van het boek De Grote Strijd te verspreiden? Is dat niet net zo agressief als het uitdelen van miljoenen exemplaren van de Koran? Waarom zou het een wel mogen en het ander niet?

Er zijn heel wat dingen in de wereld van de islam die niet deugen. Als het bericht waar is dat in Egypte honderden jonge christenmeisjes worden ontvoerd en gedwongen worden om zich tot de islam te bekeren, dan moet daar door de internationale wereld met kracht tegen worden geprotesteerd. En als christenen in allerlei moslimlanden niet de vrijheid hebben om een kerkgebouw te stichten of vrij hun geloof te belijden, dan is dat op geen enkele manier te billijken. Maar de kritiek moet wel eerlijk blijven en we moeten er als christenen voor oppassen dat we geen paniek zaaien en niet achter elke boom een radicale moslim vermoeden.

Niemand weet hoe de toekomst er precies uit zal zien en hoe allerlei invloeden en machten zich zullen ontwikkelen. We kunnen ons maar beter niet verliezen in allerlei speculaties over wat er allemaal kan komen. We kunnen onze geestelijke energie veel beter besteden in onze pogingen het evangelie zou goed mogelijk uit te leven in het bestaan van elke dag. En wie weet hoeveel moslims er dan zullen zijn die zich daardoor aangetrokken voelen.