Daily Archives: September 29, 2020

James White tussen de muilezels

James Springer White (1821-1881) was een van de grondleggers van de Kerk van de Zevende-dags Adventisten. Hij was nauwelijke twintig jaar toen hij al een full-time prediker was binnen de kleine gemeenschap van mensen die teleurgesteld uit de beweging van Miller waren gekomen, en nu zin probeerden te ontdekken in hun recente ervaringen. Binnen enkele jaren werd hij een van de leiders van deze groep die zich in 1863 organiseerde als de kerk van de Zevende-dags Adventisten. Drie keer diende hij—tussen 1867 en 1880—gedurende een termijn van twee jaar als voorzitter van de Generale Conferentie. In 1880 betekende dit dat hij leiding gaf over een kerk die inmiddels ruim 15.000 leden telde.

James was niet alleen de “president” van de kerk, maar hij was ook de leider van het uitgeverswerk, eerst in het Oosten van de VS, maar later ook in Californië. Hij was een van de belangrijkste auteurs en speelde een belangrijke rol bij de oprichting van de eerste instellingen van de kerk op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast—-en dat was misschien nog belangrijker dan alle genoemde functies—-was hij ook de echtgenoot van Ellen White. Zijn invloed op de profetes van de kerk moet niet worden onderschat.

Je zou kunnen zeggen dat James White een genie was. Hij had vele talenten en een enorme werklust. Met zijn vrouw en een aantal andere “pioniers” bracht hij ongekende offers in de beginperiode van de kerk. Maar er waren ook andere kanten aan het verhaal. James kende perioden van diepe depressie en totale uitputting. Hij had tenminste vijf keer een beroerte, waarna hij steeds weer moeizaam opkrabbelde. Zijn persoonlijkheid werd daardoor in ongunstige zin beïnvloed en maakte hem vaak een uitermate moeilijk mens om mee om te gaan. Hij had een buitengewoon scherpe tong en pen en kon zijn collega-leiders soms snoeihard bekritiseren of zelfs vernederen. Er waren periodes waarin de relatie tussen hem en zijn vrouw Ellen onder grote spanning stond en zij geruime tijd niet bij elkaar woonden.

Wat James White steeds zoud achtervolgen waren verdenkingen rond zijn financiële activiteiten. De predikanten in de Adventbeweging waren in het begin straatarm. Er was nauwelijks sprake van een regelmatig salaris en zij leden daarom vaak pure armoede. Dat zij daarom naar manieren zochten om wat te kunnen bijverdienen valt te begrijpen en daar kwam geen of weinig kritiek op van de kant van de kerkleden. Maar James was, bij alle drukke bezigheden voor de kerk, voortdurend bezig met handel. Hij zag overal gelegenheden om wat te verdienen, door als agent voor bepaalde producten op te treden, of door het kopen en verkopen van huizen of partijen goederen. Tweemaal werd door de kerkelijke leiding een diepgaand onderzoek ingesteld naar de zakelijke handel en wandel van James. De uitkomst was in beide keren in het voordeel van James White, maar dat hij een slimme zakenman was staat buiten kijf.

Ik wist wel het nodige van deze buitenkerkelijke activiteiten van James White, maar pas heel onlangs las ik over een episode waarvan ik niet eerder had gehoord. Veel adventisten van en eerste uur, inclusief hun leiders, leefden heel ongezond en hadden steeds weer met ziekte te kampen. De staat Colorado, met zijn bergen, kreeg de reputatie dat dit een plek was waar je je gezondheid kon hervinden. In 1876 was er een groepje Adventgelovigen in het Noorden van Texas dat om gezondheidsredenen besloot om te migreren naar Colorado. James White raakte daarbij betrokken. Hij zou deze mensen helpen bij hun moeizame tocht. Maar hij zag meteen ook “handel”. Muilezels waren in Colorado sterk in trek vanwege de mijnbouw die zich daar ontwikkelde en waarbij veel muilezels nodig waren. James ontdekte dat hij in Texas een muilezel voor 80 dollar kon kopen en dat die in Colorado zo’n 200 dollar kon opbrengen. En zo vertrok in maart van 1876 een kleine colonne van acht overdekte wagens, en het 2-persoons rijtuig van James en Ellen White, vanuit Dallas, met een flink aantal muilezels (hoeveel het er waren is onduidelijk). Een paar cowboys werden ingehuurd om te helpen bij het transport over zo’n 700 kilometer, langs de Chisholm Trail die veel voor dergelijke diertransporten werd gebruikt. Het werd een avontuurlijke tocht van enkele maanden. James was de leider van de expeditie, terwijl Ellen en haar assistente Marion Davis voor de catering zorgden. Ellen behield allesbehalve prettige herinneringen over aan deze ervaring. Direct na aankomst op hun bestemming vertrok zij per trein naar Californië, terwijl James voor de verkoop van de muilezels achterbleef en nog geruime tijd in de “cabin”, die de Whites inmiddels in Colorado bezaten, doorbracht.

Het is een merkwaardig verhaal. De voorzitter van de Generale Conferentie trekt met een kudde muilezels door een gebied dat grotendeels nog bewoond werd door “indianen”. En een van de reisgenoten, die kennelijk veel aanleg bezat om dieren bijeen te drijven en te houden, was de jonge Arthur Daniels, die later, net als James White, president van de kerk zou worden.

Wat is de moraal van het verhaal? Het illustreert dat de ‘pioniers” geen heiligen waren, die in een andere wereld leefden, maar mensen van vlees en bloed, die verre van volmaakt waren. Zij dwingen bewondering af voor hun enorme opofferingsgezindheid en inzet voor hun ideaal, maar zij niet de onbetwiste “rolmodellen” waarvoor zij worden gehouden door een groot aantal Adventgelovigen die denken dat het met de kerk pas echt goed kan gaan als we in alles deze leiders van het eerste uur tot voorbeeld nemen.