Daily Archives: September 23, 2020

Dwalen langs de randen van de ketterij past mij uitstekend

Mijn vriend en (emeritus-) collega Bram van der Kamp is nogal secuur in het onthouden van verjaardagen. Toen we elkaar enkele dagen geleden ontmoetten had hij een cadeautje klaarliggen vanwege mijn recente verjaardag. Het was een gedichtenbundel van Szeslaw Miloz (1911-2004), een Poolse dichter die in 1980 de Nobelprijs voor literatuur ontving. Bram voorspelde dat ik er een aantal zinnen in zou aantreffen die me zouden raken. Dat bleek te kloppen. Het derde gedicht in de bundel begint met deze woorden:

Ik ben geen bezitter van de waarheid en wil het ook niet zijn.
Dwalen langs de randen van de ketterij past mij uitstekend.

Vroeger hoorde ik mijn adventistische geloofsgenoten vaak zeggen: “Wij hebben de waarheid.” Dat was trouwens geen exclusieve adventistische claim. Ook leden van veel andere religieuze stromingen wisten zeker dat zij ‘de waarheid” hadden. Zo stellig drukt men zich tegenwoordig meestal niet meer uit. Maar veel individuele christenen denken toch nog steeds dat zij de waarheid “hebben” en als anderen het niet met hen eens zijn, dan “hebben” die mensen de waarheid niet. Ik zeg het Szeslaw Miloz na: “Ik ben geen bezitter van de waarheid en ik wil (en kan) het ook niet zijn.” Als een christen zegt dat hij de waarheid “heeft”, lijdt hij/zij aan een grenzeloze zelfoverschatting. Gods waarheid is oneindig veel groter dan een mens kan vatten. Dogma’s of Fundamentele Geloofspunten kunnen “de waarheid” niet adequaat onder woorden brengen. Dat soort spreken over God is hooguit menselijk stamelen. Dat komt omdat de Waarheid niet is te reduceren tot menselijke woorden, want de Waarheid is een Persoon: Jezus Christus. Daarom: “Ik ben geen bezitter van de waarheid,” maar ben dankbaar dat de Waarheid mij wil “bezitten.”

Ook de tweede zin kan ik Szeslaw Miloz nazeggen. Ook mij “past het uitstekend om te dwalen langs de randen van de ketterij.” In de Nederlandse taal is het woord “ketter” afkomstig van de naam katharen—-christenen die in hun theologie op veel punten afweken van de opvattingen van het middeleeuws rooms-katholicisme en vaak barbaars werden vervolgd. In het Engels gebruikt men de woorden heresy en heretics, die afgeleid zijn van het Grieks (de taal van het Nieuwe Testament). De grondbetekenis van “heresy” is “in staat zijn om te kiezen” en een “heretic” is iemand die een opinie heeft die afwijkt van de gangbare mening.

Je zou kunnen zeggen: “Ketters” zijn gelovigen die zich niet zomaar bij de gevestigde mening van de meerderheid en bij de kerkelijke traditie neerleggen, maar vragen stellen en daardoor geestelijke verdieping willen bereiken. Zij willen dingen ook wel eens van een andere kant bekijken en hoeven alles niet zeker te weten. Zij komen soms met voorstellen die de meerderheid liever niet hoort, of met kritiek die pijnlijk is. Voor de kerkelijke leiders zijn deze “ketters” natuurlijk lastig. Zij vormen luizen in de pels van hun gevestigde hiërarchie. Maar de “ketters” blijven altijd ook medeverantwoordelijk voor het welzijn van de kerk en daarom kunnen zij niet zo maar overal, en onder alle omstandigheden, hun “ketterse” ideeën spuien.

De vorig jaar overleden Johannes van der Ven was lange tijd hoogleraar in de praktische theologie in Nijmegen en werd internationaal hogelijk gewaardeerd. Hij was van mening dat de kerk altijd reformatie nodig heeft en dat dit niet tot stand komt zonder conflicten. Als er geen controverses zijn in de kerk is dat geen bewijs dat alles koek en ei is, maar eerder het tegendeel. “Ketters” die “dwalen aan de rand van de kerk” dwingen de kerk zichzelf onder de loep te nemen en te overwegen of zij soms in bepaalde opzichten gelijk hebben met hun “ketterse” inzichten. Een kerk doet er dan ook goed aan om kanalen te scheppen, of toe te staan, waarlangs “ketters” hun inzichten kunnen ventileren. De meeste “ketters” zijn geen vijanden van de kerk maar houden van hun kerk en zijn intens loyaal aan hun kerk. De kerk heeft hen nodig. Ik vind het daarom niet erg als ik soms voor “ketter” wordt uitgemaakt. De woorden van Szeslaw Miloz spreken me aan: “Dwalen langs de randen van de ketterij past mij uitstekend.”