Moeilijke gesprekken

Dit is een greep uit zomaar een paar gesprekken in de afgelopen weken die op een bepaalde manier ‘moeilijk’ waren.

(1) Ik ontmoette iemand die ik heel lange tijd niet had gezien of gesproken. Hij is een regelmatige blog-lezer en reageerde een aantal malen op wat ik schreef. We spraken af elkaar eens te ontmoeten en samen een wandeling te maken. Het werd een leuke dag. Mijn bezoeker herinnerde mij eraan dat ik hem ooit, zo’n kleine vijftig jaar geleden, had gedoopt. Nu geloofde hij niet meer en noemde hij zichzelf atheïst. Hij had het goed doordacht en kon me haarscherp uitleggen waarom hij zijn geloof was kwijtgeraakt. Een God die niet beter op de door hem geschapen winkel past is geen God die onze aanbidding waard is.

(2) Een paar dagen geleden zat ik tijdens een verjaardagsfeestje te praten met twee mannen. Een van hen vertelde over zijn geloof. De ander luisterde beleefd maar gaf duidelijk aan dat voor hem het geloof totaal had afgedaan. En waarom dan? werd hem gevraagd. Zijn antwoord ging over de Jan Siebelink-achtige toestanden à la ‘Knielen op een Bed Violen’ die hij in zijn kinderjaren had meegemaakt. Hij was naar de kerk geslagen, totdat hij zich eindelijk kon bevrijden van het soort negatieve godsdienst dat bestond uit dwang en veroordeling.

(3) Ik luisterde naar een gesprek tijdens een onlangs uitgezonden zondagmorgenprogramma ‘De Wandeling”. De presentator van het programma was in gesprek met de vader van een meervoudig lichamelijk en geestelijk gehandicapt kind. Het woord ‘geloof’ kwam niet ter sprake, maar menige gelovige kijker zal, net als ik, met veel vragen naar het gesprek hebben geluisterd. Waarom moeten mensen zoiets meemaken?

(4) Een paar dagen geleden bezocht ik een vriend die aan Altzheimer lijdt. Ja, dacht ik, dat kan mij ook op een gegeven moment overkomen. Mijn vriend heeft het er moeilijk mee, maar hij wijst niet met een beschuldigende vinger naar God.  Ik zou het kunnen begrijpen als hij dat wel zou doen.

(5) Onlangs hadden we bezoek van iemand die wij in de VS hadden leren kennen. Zij was een paar dagen in Nederland en logeerde bij ons. Naast toeristische activiteiten waren er indringende gesprekken. Haar man kwam een paar jaar geleden bij een auto-ongeluk om het leven.  Zij had daarna een nieuwe partner gevonden, maar ook die was zij vorig jaar–door een hartaanval–kwijtgeraakt. Eén thema overheerste de gesprekken: Is er echt iets na dit leven? Zij is een gelovigen vrouw, maar zij blijft zich afvragen of het echt waar is dat de dood niet het einde is.

(6) Deze week ging ik bij iemand op bezoek die aan ALS lijdt en in een verpleeghuis woont. Veel Nederlandse bloglezers zullen weten wie ik bedoel. Hij gaat op bewonderenswaardige wijze met zijn ziekte, die zijn verraderlijke, slopende werk blijft doen, om. Maar hij moet nu leven tussen vaak dementerende bejaarden, gescheiden van zijn vrouw en gezin, zonder uitzicht op genezing.

(7) En dan, ten slotte, een heel ander gesprek. Het was onlangs na een kerkdienst tijdens het koffiedrinken. Twee jonge mannen kwamen naar me toe. Ze namen me onder handen vanwege het feit dat ik koffie zat te drinken. Trok ik mij dan niets aan van de gezondheidsboodschap? Wist ik niet wat ‘de geest der profetie’ over koffie had gezegd? Ik moest als predikant toch beter weten en een voorbeeld geven . . .

Dit is zomaar een greep uit recente gesprekken.  Dat ik zulke gesprekken heb is niet uniek en vele anderen zullen soortgelijke rijtjes kunnen maken van ‘moeilijke’ gesprekken.  Wat kun je zeggen in dit soort situaties. Je wordt aangesproken op je geloof. Maar in de meeste gevallen weet je niet veel te zeggen. De standaard-antwoorden klinken al gauw hol en gevoelloos. “God heeft er wel een bedoeling mee.”  “Ja, we lijden nu, maar alles komt uiteindelijk goed.”  ‘”je moet toch, ondanks alles, op God blijven vertrouwen.”  Enzovoort. Bij mij blijven dat soort antwoorden al snel achter in mijn keel steken. Ik zit vaak met de mond vol tanden, en probeer dan toch nog maar iets te zeggen dat meer is dan een vrome gemeenplaats. Of, ik zeg maar helemaal niets, omdat ik het ook niet weet.

Het enige antwoord dat ik kan geven is dat ik, ondanks al die vragen en onzekerheden, toch aan mijn geloof in God wil vasthouden. Maar dat geloof is, dat moet ik toegeven, niet iets dat ik met sluitende argumenten kan onderbouwen. Ik wil die geloofszekerheid niet kwijtraken. Het doet mij goed en inspireert mij als ik zie hoe anderen die geloofszekerheid ook, ondanks hun enorme problemen, niet kwijtraken. Maar ik snap ook dat het sommigen niet lukt om dat geloof vast te houden.

Vooral bij het soort gesprekken dat ik als laatste (nummer 7) vermeldde, valt het mij moeilijk om een goed antwoord te geven. Want als het om dat soort dingen gaat, sla ik dicht. Dit heeft niets te maken met mijn geloof. Het bederft mijn dag als ik over dit soort dingen word doorgezaagd. En ik kan goed begrijpen dat veel mensen hierop afknappen. En een ding is zeker: Dat soort geloof helpt je niet om de echte levensvragen aan te kunnen.