SOEP-CLUB

Woensdag j.l. kwam ik terug van een bezoek van vijf dagen aan de Verenigde Staten. Ik was uitgenodigd door de Michiana afdeling van de Adventist Forum-organisatie om daar vorige week zaterdagmiddag een lezing te houden in een van de gebouwen van de Andrews Universiteit. Daarnaast had ik een aantal andere presentaties gedurende dat weekend op de universiteitscampus. Het was erg leuk weer eens mijn Alma Mater te bezoeken, waar ik in 1966 mijn masters-graad behaalde, en ik van 1991 tot 1994 werkte aan het (aan de universiteit verbonden) Mission Institute, waar zendelingen cursussen kregen ter voorbereiding op hun uitzending. Het was vooral ook heel plezierig weer heel wat oude vrienden te ontmoeten.

De bijeenkomst van het Adventist Forum had vooral te maken met mijn recente boek GAAN of BLIJVEN? Het gaf mij een heel speciaal gevoel overal in het auditorium de blauwe omslag van het boek te zien in de handen van de aanwezigen. Deze zowel als de andere afspraken tijdens het weekend onderstreepten voor mij nog eens des te meer hoeveel mensen in de Adventkerk zich zorgen maken over bepaalde trends in hun kerk en hoe velen er twijfels hebben aangaande allerlei adventistische geloofspunten. Het stemt mij enorm dankbaar om bijna dagelijks van allerlei mensen uit allerlei windstreken te horen hoe het boek aansluit bij waar zij op dit moment in hun geestelijke pelgrimage zijn. En het is nog fijner af en toe te horen dat het boek  lezers geholpen heeft hun band met de kerk weer te herstellen.

Het was een groot genoegen te logeren bij een van de leiders van het Adventist Forum.  Ik had mij geen aangenamere plaats om te verblijven kunnen wensen. Bovendien waren mijn gastheer en gastvrouw inspirerende gesprekspartners. Vooral de laatste avond dat ik bij hen was zal in mijn herinnering blijven. Al tien jaar komen zij om de week bijeen met vier andere paren. Zij noemen hun ‘kleine groep’-bijeenkomst hun soep-club. Dat naar aanleiding van het belangrijkste onderdeel van hun gezamenlijke maaltijd. Zij zijn allemaal ‘professionals’: een arts, een fysiotherapeut, een advocaat, een bioloog, een antropoloog, een wiskundige, een psycholoog, enz. Zij vormen een support-groep voor elkaar. Het zijn mensen met meer vragen dan antwoorden, die zich op verschillende punten bevinden in hun geestelijke omzwervingen. Maar ze beschouwen zich allemaal als adventisten die zich aan de rand van hun kerk bevinden. In veel opzichten fungeert hun soep-club als hun kerk. Het is de plek waar zij zich absoluut veilig voelen–waar zij hun twijfels kunnen uiten, hun vragen kunnen stellen, hun hoop kunnen uitspreken en samen naar antwoorden kunnen zoeken. Het maakte een diep indruk op mij. Er zouden heel veel van deze soep-clubs moeten zijn!

Een van de mensen in de soep-club omschreef zichzelf als aan “adventistische, sabbatvierende en tienden-gevende agnost”. Daarmee wilde hij zeggen dat hij heel veel vragen heeft, zelfs over de fundamentele elementen van zijn geloof, maar dat hij zich toch heel nauwe verbonden voelt met de adventistische subcultuur. Hij wil daar deel van blijven uitmaken, want die subcultuur heeft hem gevormd tot wat hij nu is. Hij vindt dat er niets mis mee is om een zgn. ‘culturele’ adventist te zijn. Mensen die zich als zodanig zien (en door anderen zo worden beschouwd) zijn ook deel van de adventistische familie en verrijken het adventisme. Ik zal daar wat verder over moeten nadenken en misschien kom ik er in een toekomstige blog nog wel eens op terug. Voor mij is een dergelijke beschrijving van wat een adventist kan zijn wel wat te mager. Maar als alle ‘culturele’ adventisten zulke fijne, evenwichtige en positieve mensen zouden zijn als deze man in de soep-club, die zichzelf een adventistische agnost noemt, dan zou ik die graag in mijn plaatselijke gemeente willen verwelkomen!