Identiteit

 

Deze week heb ik (voorlopig) de laatste hand gelegd aan een tweetal lezingen over de adventistische identiteit in de eenentwintigste eeuw.  Ze kunnen nu even in de ijskast. Over een paar weken kijk ik er dan opnieuw naar. Als je even afstand van een werkstuk hebt kunnen nemen zie je soms fouten of zwakke punten die je meteen nadat je de laatste punt hebt gezet niet opmerkte. Medio-januari hoop ik de lezingen te houden tijdens een conferentie over dit onderwerp in Australië. Het college van de kerk in Australië heeft deze conferentie georganiseerd. Ook Rudy Dingjan behoort tot de sprekers. En het doet me verder deugd dat Peter Roennfeldt en Richard Rice (docent aan de Loma Linda universiteit) een aandeel hebben in het programma.

 

Het onderwerp dat ik opkreeg heeft me de afgelopen maanden uiteraard sterk beziggehouden. Ik kon putten uit presentaties die ik, her en der, eerder heb gehouden. En het was een aansporing om te lezen en na te denken.

 

Identiteit is een onderwerp met heel veel facetten. In ons land heeft de discussie zich in de afgelopen paar jaar vooral toegespitst op de politieke vraag iemand zich tegelijk verbonden kan voelen met Nederland en het land waarin men zijn ‘roots heeft. Velen denken dat zoiets niet kan zonder dat je identiteit onduidelijk wordt en je loyaliteiten door elkaar gaan lopen. Anderen denken dat een ‘meervoudige identiteit’ helemaal niet problematisch is en gezien moet worden als een aspect dat hoort bij onze postmoderne tijd.

 

Ik zal natuurlijk vooral moeten ingaan op de godsdienstige identiteit van de mens, en dan verder toegespitst op de Adventistische identiteit. En daarbij gaat het dan niet alleen om de individuele, maar ook om de corporatieve (gemeenschappelijke) identiteit. Wat maakt iemand tot een ‘echte’ adventist? En wat is het eigenlijke van de adventistische geloofsgemeenschap? Automatisch komt dan ook de vraag aan de orde in hoeverre we, individueel of gezamenlijk, te maken kunnen hebben met een crisis in onze adventistische identiteit.

 

Een van de dingen die ik vooral hoop aan te snijden is hoe de adventistische identiteit zich heeft ontwikkeld en hoe die zich mogelijk (of waarschijnlijk) verder zal ontwikkelen. In het verleden was een belangrijke factor in ons adventist-zijn dat we ons heftig wilden afzetten tegen andere gelovigen en andere kerken en bewegingen. Wij wisten immers hoe de geestelijke vork in de theologische steel zat. Ons adventist-zijn was sterk verbonden met een vijandsbeeld. Wij beseften dat het als maar moeilijker zou worden om de strijd tegen de vijand vol te houden.

 

Bij velen is er een ontwikkeling geweest waarbij de behoefte aan een sterk vijandsbeeld meer op de achtergrond is geraakt, of zelfs geheel is verdwenen. Dat is in elk geval een proces dat zich in mijn persoonlijke geschiedenis als adventist heeft voltrokken. Ik zie het echter ook bij veel geloofsgenoten om mij heen. Ik verwacht (en hoop) dat een dergelijke ontwikkeling zich zal voorzetten en zal verbreden, ook al zal in de kritische marge van de kerk een vijandsbeeld (zowel intern als extern) nodig blijven om de eigen adventistische identiteit niet aan te tasten.

 

Nadenkend over deze thematiek is bij mij de overtuiging verder gegroeid dat ik adventist wil zijn omdat ik vóór heel veel dingen ben, en niet zozeer omdat ik mij tegen allerlei ideeën en theorieën wil verzetten en degenen die deze ideeën en theorieën verkondigen als mijn vijanden zie. Ik ben geen adventist omdat ik mij wil verzetten tegen katholieken en leden van de PKN. Ik ben adventist omdat ik een christen wil zijn die de waarheid en waarde heeft erkend van een reeks van overtuigingen die binnen de adventistische traditie zijn gegroeid. Ik ben niet tegen de oecumene, maar ik ben er vóór dat mijn kerk van zich laat horen en haar beginselen op een goede manier kan communiceren in alle forums die daarvoor beschikbaar zijn en een bijdrage wil leveren aan de dialoog met anderen. Of om een andere voorbeeld te noemen: Ik ben niet in de eerste plaats tegen tabak en alcohol, maar ben vóór een bewuste gezonde leefwijze. Voor mij hebben producten als alcohol en tabak daarin geen plaats, maar ik wil niet steeds worden gezien als tegen allerlei dingen, maar als vóór een belangrijk beginsel.  En zo voort. Mijn adventistische identiteit, met andere woorden, is vooral positiever geworden. En dat doet goed.