Ben ik een Fries?

We beleven op dit moment een soort nationale rouwverwerking vanwege het (althans voorlopig) niet doorgaan van de tocht aller tochten. De afgelopen dagen werden gekenmerkt door een enorme hype over het avontuur dat, naar onze natie massaal hoopte, op handen was. Friesland met zijn elf steden stond weer helemaal op de kaart. Zelfs de man van de Car Glass tv-reclame bleek plotseling de Friese taal machtig te zijn.

Het leek wel alsof de elfstedentochtkoorts buiten Friesland veel hoger opliep dan in Friesland zelf. Zijn de Friezen dan toch inderdaad een stuk nuchterder dan de andere Nederlanders? Die gedachte leidde me tot de meer persoonlijke vraag: Ben ik dan toch een echte Fries? Want ik denk dat ik redelijk nuchter ben.

Mijn naam (Bruinsma) doet vermoeden dat ik uit Friesland afkomstig ben. Inderdaad komt mijn voorgeslacht uit het Noorden. In Smallingerland (streek rond Drachten in Friesland) werd omstreeks 1650 een zekere Hendrick Claessen geboren. Zijn zoon Meine (geb. 1680) kreeg zeven kinderen, waaronder Lammert (geb. 1716). Hij was de vader van ene Rinze (geb. 1750) die in Lippenhuizen werd geboren. We zijn dan dus iets verder richting Zuidwest Friesland afgezakt. Diens zoon Bruin Rinzes wordt geboren (1793) in Wijnjeterp (niet ver van Lippenhuizen).

In het archief van Heerenveen is een document uit 1812 te vinden waarin we kunnen lezen dat deze Bruin Rinzes, wonende te Wijnjeterp, besloot om de naam Bruinsma als familienaam aan te nemen. Wie iets van genealogie afweet, beseft dat we rond 1812 in de Napoleontische tijd zijn, waarin geëist werd dat iedereen voortaan ook een achternaam moest hebben. Vandaar.

Via Jochem Bruins Bruinsma (geb. 1816) komen we dan bij Bruin Jochems Bruinsma (geboren in 1850 in Appelscha; dus nog steeds in Friesland!) Maar bij de volgende generatie zijn we in Drenthe aangekomen. Mijn grootvader Reinder Bruinsma werd in het Drentse Westerbork geboren (1879). Ook diens zoon, mijn vader Pier, kwam ter wereld in Drenthe (1905), namelijk ‘in de woning van het Tramwachtlokaal, Noordseschut’. Door een wonderlijke speling van het lot staat nu exact op die plaats het kerkgebouw van de Adventgemeente Hoogeveen!. Het gezin van mijn grootvader Reinder vertrok in 1932 naar Amsterdam. Ongetwijfeld had dat te maken met de ongekende armoede in Drenthe en de kans op werk die de grote stad wellicht zou kunnen bieden. In elk geval verklaart het ook het feit dat ik in 1942 in Amsterdam het levenslicht zag.

Maar kan ik nu claimen dat ik een Fries ben? Of ben ik eerder een Drent? Of moet ik tevreden zijn met het feit dat ik een Amsterdammer ben met een Friese naam?

Misschien kan mijn aanspraak op Friese wortels toch nog een beetje worden versterkt door het feit dat ik tegen het einde van 1966 Sneek kreeg toegewezen als mijn eerste standplaats als aankomend predikant in de Adventkerk. Er was destijds een ultrakleine gemeente in Snits (zoals dit prachtige stadje in de Friese taal heet) waarover ik de herderlijke zorg kreeg, met dien verstande dat ik ook hand- en spandiensten in de gemeente Leeuwarden diende te verrichten. Dus verhuisden mijn vrouw Aafje en ik naar een flatje in de Rijperahemstraat in Sneek, niet ver van de befaamde Waterpoort. Daar werd onze zoon Peter Jasper geboren (1967).

Tja, wat ben ik nu. Een Fries? Een Nederlander? Ik kan me er niet zo druk over maken. Ik voel me ook een Europeaan (ondanks de malaise met de euro en de kwestie-Griekenland) en een wereldburger. En gelukkig ook een burger van een rijk dat nog in de steigers staat.