U bent slechts één, maar U bent niet alleen
U bent de Vader, Zoon en Geest
Wat bent U nu het allermeest?
of wat hebt U zoal gemeen?
Bent U nu één of bent U drie?
het moet toch een van beiden zijn!
of zijn het vormen, is het schijn
waarin een mens als ik U zie?
Hoe lang ‘k ook denk, ik kom er nimmer uit,
want U bent één en ongescheiden
en toch wil ik uw drieheid ook belijden–
U snapt toch wel dat ik op grenzen stuit?
Ik zal met dit mysterie moeten leven
mijn menselijk vermogen schiet tekort,
en schoon het mij vaak mistig wordt
komt U geen tekst en uitleg geven.
U zegt alleen: Geloof nou maar–
jouw denkraam is en blijft beperkt,
maar stel je open en bemerk:
Jouw God is groot en wonderbaar.
Jouw God is Vader, Zoon en Geest.
Jouw God is drie en Hij is één,
zoals Hij is vind je er geen.
Dus loof Hem: Vader, Zoon en Geest!