Kerk te koop

De stad Utrecht heeft een groot aantal prachtige kerken. Als je een lijst zoekt van alle kerkgebouwen die de stad rijk is, kun je een heel volledig overzicht vinden op Wikipedia. Als je die lijst bekijkt zie je dat deze kerkgebouwen in allerlei verschillende tijden werden gebouwd, vanaf de vroege middeleeuwen tot ver in de twintigste eeuw. Maar dan houdt het op. Er zijn in de eenentwintigste eeuw geen nieuwe kerken meer bijgekomen. Je ziet ook dat heel wat kerken de laatste tijd een andere bestemming hebben gekregen. Sommige zijn verbouwd tot appartementen of hebben tegenwoordig een culturele bestemming. Zo biedt de Buurtkerk, waarvan de bouw al in de tiende eeuw werd begonnen, nu onderdak aan het Museum Speelklok. Een andere middeleeuwse kerk, de Geertekerk, wordt voornamelijk gebruikt voor congressen en andere bijeenkomsten. Helaas staat in de laatste kolom van dit Wikipedia-overzicht, waarin de huidige status van de kerken wordt omschreven, bij een groot aantal Utrechtse godshuizen het woord: Gesloopt. Achter dat woord gaat vaak heel veel tragiek schuil. Ooit dienden deze kerken als het thuis van een geloofsgemeenschap. Vaak waren de kerkleden aan hun gebouw gehecht, maar ervoeren zij hoe het ledental steeds verder terugliep en het steeds moeilijker werd om als gemeente het hoofd boven water te houden. Er zat daarom niets anders op dan hun gebouw af te stoten. Soms kon het een andere bestemming krijgen. Vaak kwam het in handen van een projectontwikkelaar die commerciële plannen had, en verrees er een appartementsgebouw op de plaats waar voorheen de kerk stond.

Vandaag las ik in de krant dat er weer een grote kerk in Utrecht op het punt staat te verdwijnen, namelijk de St. Josephkerk. Het is een neogotisch gebouw van flinke omvang dat in 1901 werd gebouwd en in 1997 nog werd gerestaureerd. De kerk heeft prachtige gebrandschilderde ramen en een orgel met grote cultuurhistorische waarde. Het orgel werd rond 1872 gebouwd voor een evangelische kerk in het Duitse Barmen en in 1919 aangekocht door de St. Josephkerk. Maar nu staat de kerk, met inboedel en orgel, te koop bij een Utrechtse makelaar. Van degene die het pand koopt wordt verwacht dat hij/zij een passende bestemming zal zoeken en dat betekent dat het niet vanzelfsprekend naar de hoogste bieder zal gaan. Dat laatste is niet altijd het geval als een kerk te koop wordt gezet, maar de St. Josephkerk is rooms-katholiek eigendom en katholieken zijn over het algemeen kieskeuriger bij de verkoop van kerken dan de meeste protestanten. Het liefst ziet men, als een katholieke kerk in de verkoop gaat, dat een andere geloofsgemeenschap het behoudt voor de christelijke eredienst. De zevendedags adventisten in Nederland kochten een aantal jaren geleden voor een schappelijke prijs een katholiek kerkgebouw in Oost-Souburg in Zeeland (voor de gemeenten van Middelburg en Vlissingen die fuseerden) en een fraaie moderne katholieke kerk in de wijk Mariahoeve in Den Haag.

De verkoop van de Utrechtse St. Josephkerk past in een betreurenswaardig patroon. Heel veel kerkgebouwen verdwijnen of krijgen een andere bestemming als gevolg van de leegloop van de meeste kerkgenootschappen. Maar bij de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland verloopt dit proces sneller en dramatischer. Een groot aantal parochies, verspreid over het gehele land, houden op te bestaan of fuseren met andere parochies. Vaak hebben meerdere parochies samen maar één pastoor, die voor weinig anders tijd heeft dan voor begrafenissen, huwelijksdiensten en dopen. De bestuursstructuur van de Nederlandse bisdommen is, als gevolg van financiële zorgen, in de laatste jaren drastisch versoberd. Kortom, het gaat bergafwaarts met het Nederlands katholicisme. En dat is ook het geval in een aantal andere landen.

Hoe kijken we daar als adventisten tegenaan? Deze ontwikkeling past niet bij de traditionele uitleg van bepaalde profetische gedeelten in de Bijbel. Adventisten hebben in het verleden steeds verkondigd dat de eindtijd-coalitie van Gods vijanden zal worden aangevoerd door de Rooms-Katholieke Kerk. Ik moet bekennen dat ik die visie al lange tijd niet meer deel, ook al heb ik nog steeds bezwaren tegen een flink aantal aspecten van de katholieke leer en ontken ik niet dat de Rooms-Katholieke Kerk in de geschiedenis (en zeker in de Middeleeuwen) vaak een heel bedenkelijke rol heeft gespeeld. Maar nu wijst niets erop dat het katholicisme sterker wordt en tegen andere gelovigen ten strijde wil trekken. In onze postmoderne tijd van ontkerkelijking en secularisatie zijn andere christenen niet onze vijand, maar moeten we—-bij al onze verschillen—-samen een front vormen tegenover de krachten in onze wereld die het christelijk geloof als achterhaald willen wegzetten.

Nee, ik juich de verkoop van de St. Joseph kerk in Utrecht niet toe. Het is jammer dat er weer een plek van aanbidding in deze mooie stad verdwijnt.

Zoom sabbatscholen

Morgenavond (Nederlandse tijd), dus morgenochtend in Californië, begin ik een vijf weken durende serie in de Roy Branson Legacy Sabbat School–een van de tientallen sabbatschool opties voor leden van de Loma Linda University kerk. Deze sabbatschool wordt gewoonlijk bezocht door zo’n vijftig of meer mensen. Hij is genoemd naar Roy Branson, een charismatische professor in de ethiek en vredesactivist. Hij was een van de oprichters van het tijdschrift Spectrum. Roy’s onderwijscarrière omvatte professoraten aan verschillende Adventistische Universiteiten en eindigde met zijn positie als decaan aan de School of Religion aan de Loma Linda Universiteit. Ik leerde Roy goed kennen en had grote bewondering voor hem. Blijkbaar had hij ook waardering voor enkele van de dingen waar ik bij betrokken was, want hij zorgde voor een uitnodiging om in 2014 drie maanden werkzaam te zijn als gastdocent aan de Loma Linda Universiteit. Aafje en ik genoten enorm van dit verblijf in Loma Linda. Roy leidde in die tijd een van de vele speciale sabbatscholen op de universiteitscampus, die wij als regel gedurende die drie maanden bezochten. Eerder, toen Roy doceerde aan de Washington Adventist University had hij mij verschillende keren uitgenodigd (als ik in de USA was voor kerkelijke vergaderingen) om een presentatie te geven voor zijn klas van de Sligo Church in Washington. Tijdens mijn 3 maanden van lesgeven aan de LLU had Roy mij ook gevraagd om een vijf weken durende serie in zijn klas voor mijn rekening te nemen.

Nadat Roy in juli 1915 plotseling overleed werd zijn sabbatschoolklas voortgezet. Hij werd omgedoopt tot de Roy Branson Legacy Sabbath School (RBLSS) en wordt sindsdien gecoördineerd door Dr. David Larson, een andere gerespecteerde ethicus aan de Loma Linda School of Religion en een goede vriend van Roy. Hij en zijn vrouw Bronwen zijn goede vrienden geworden van Aafje en mij. Sinds ongeveer een jaar komt de RBLSS bijeen via ZOOM. Eerder dit jaar heb ik een serie presentaties gegeven over aspecten van de opstanding. Mijn recente boek (Ik heb een toekomst: over dood, opstanding en eeuwig leven) leverde veel van de inhoud van deze presentaties, die werden gevolgd door intense discussies. De nieuwe serie die morgen begint, is gebaseerd op een boek dat nog moet verschijnen. De uitgever (Stanborough Press in het Verenigd Koninkrijk) is in de eindfase van het drukklaar maken van het manuscript van een boek over de wederkomst van Christus, dat ik vorig jaar heb geschreven. Het boek zal niet alleen de traditionele Adventistische opvattingen over dit thema analyseren, maar zal ook enkele kwesties bespreken die voor mij (en vele anderen) nogal problematisch zijn geworden. De werktitel van het binnenkort te verschijnen boek is: He comes: why, when and how Jesus will return. (Het is de bedoeling dat later in dit jaar ook een Nederlandse versie zal verschijnen. Daar ga ik de komende maanden aan werken.)

Het fenomeen van on-line Sabbatscholen opent een nieuw hoofdstuk in de Adventistische kerkelijke cultuur. De Roy Branson Legacy Sabbath School is slechts één van een toenemend aantal speciale sabbatscholen die onderwerpen kiezen die relevant worden geacht voor de trouwe bezoekers, in plaats van het “gewone” door de wereldkerk uitgegeven themaboekje te volgen. Maar een nieuwe ontwikkeling, dankzij het gebruik van ZOOM, is dat de deelnemers aan deze Zoom-Sabbatscholen niet langer uitsluitend uit één regio komen, maar ook van ver weg, zelfs van buiten de Verenigde Staten. Elke week ontvang ik nu in mijn in-box een geannoteerde en bijgewerkte lijst van een vijftiental “progressieve” Zoom-Sabbatscholen, die mij (en alle anderen die deze wekelijkse update ontvangen) in staat stellen te kiezen waar ik digitaal heen ga, afhankelijk van of ik geïnteresseerd ben in het onderwerp en de presentator ken en apprecieer.

Dichter bij huis merk ik in ons eigen land twee dingen op. Ten eerste lijkt het erop dat de lokale gemeenten die een on-line Sabbatschool aanbieden, doen wat ze kunnen om ervoor te zorgen dat deze een goede kwaliteit heeft. Door de aard van de on-line evenementen zijn de voorbereidingen vaak zorgvuldiger en de behandeling van het onderwerp is in veel gevallen meer systematisch en de discussie meer “to the point” dan voordien in de meeste “normale” sabbatschoolklassen het geval was. Maar het blijkt ook dat de meeste kerkleden die op sabbat afstemmen op een on-line dienst eerst wat rondkijken alvorens te beslissen welke van de beschikbare opties zij zullen kiezen, en dat zij een bezoek aan de sabbatschool vaak niet opnemen in hun kijkstrategie. Zal deze periode van digitale erediensten leiden tot een verdere uitholling van de sabbatschool, die waarschijnlijk niet zal stoppen wanneer de dingen weer “normaal” worden? Of zullen we misschien ook nieuwe initiatieven gaan zien met ZOOM sabbatscholen, ook wanneer we weer fysiek kunnen samenkomen, die gericht zijn op mensen die een ander soort Bijbelstudie willen en op zoek zijn naar discussies over onderwerpen die hun dagelijks leven meer rechtstreeks raken, met het voordeel dat ze niet beperkt worden door geografie of tradities van vorm, tijdstip en duur. Ik geloof dat dit een goede zaak zou kunnen zijn, zolang dit het fysieke samenkomen tijdens de eredienst aanvult, en niet vervangt!

Verkiezingen

Op 17 maart gaat Nederland naar de stembus, tenzij er alsnog vanwege de Coronacrisis tot uitstel wordt besloten. Maar tot dusverre wil de Nederlandse regering daar niet van weten en worden er talloze maatregelen genomen om de verkiezingen veilig te laten verlopen. Een categorie oudere kiezers (waartoe ook mijn vrouw en ik behoren) krijgt zelfs de gelegenheid om schriftelijk te stemmen. Dat is in Nederland nog nooit eerder gebeurd. Ik denk echter dat ik gewoon naar het naburige stemlokaal zal gaan om met het rode potlood één plekje op het gigantische stemformulier in te kleuren.

Inderdaad zal het een heel groot stembiljet zijn, want bij deze verkiezingen voor de Tweede Kamer doen niet minder dan 37 partijen mee. Daarbij zijn er veel nieuwkomers en de meeste daarvan zullen de kiesdrempel hoogstwaarschijnlijk niet halen. De stemmen die op deze onsuccesvolle partijen zijn uitgebracht worden, via een ingewikkelde rekenmethode, verdeeld over de partijen die wel zetels in het parlement krijgen. Daarbij loop je dus het risico dat je met je stem wellicht onbedoeld een partij, waarmee je het grondig oneens bent, alsnog aan een extra zetel helpt.

Er zijn nog een paar aspecten aan ons systeem van verkiezingen die mijns inziens wel eens opnieuw zouden moeten worden bekeken. Het grote aantal partijen dat aan de verkiezingen kan meedoen en mogelijk maar een of twee zetels krijgt, leidt tot een versplintering die heel veel nadelen heeft. Maar ik ben wel blij dat wij geen twee-partijen stelsel hebben, waar je keuze soms voornamelijk bepaald wordt door een sterke afkeer van één partij, waardoor je dan toch maar op de andere partij stemt, ook al ben je daar eigenlijk ook niet happy mee. In ons stelsel valt er gelukkig uit een reeks van alternatieven te kiezen. Daarbij bieden allerlei sites op internet, zoals Kieswijzer en Kieskompas, hulp om te ontdekken bij welk partijprogramma je ideeën het beste aansluiten.

Voor christenen is stemmen misschien nog wel een zwaardere verantwoordelijkheid dan voor de niet-gelovige kiezer. Hoe kun je je stem zo gebruiken dat christelijke normen en waarden de koers van ons land meer gaan bepalen die nu dikwijls het geval is. Voor mij zijn dan ook een aantal vragen doorslaggevend voor hoe ik mijn keuze maak. Als christen wil ik wonen in een land dat een duurzame maatschappij wil realiseren en zorg heeft voor onze planeet, en onze natuur. Het is daarbij belangrijk dat we de afgesproken klimaatdoelen halen en ons inzetten voor innovatie op het gebied van energievoorziening en mobiliteit. Dat heeft alles te maken met goed rentmeesterschap. Het is voor mij heel essentieel dat het land waarin ik woon gastvrij is voor de vreemdeling die asiel nodig heeft, want dat is en blijft een cruciaal bijbels principe. Het is ook een heel belangrijke overweging bij het uitbrengen van mijn stem dat de kloof tussen arm en rijk, in eigen land, maar ook in de wijde wereld, kleiner wordt en de welvaart eerlijker wordt verdeeld. En zo zijn er nog wel een paar punten die zwaar voor mij wegen, zoals waarborgen rond het begin en het einde van het leven en andere immateriële zaken die direct raken aan onze levensovertuiging.

Is er tussen de 37 partijen één partij waarmee ik het in alle opzichten eens ben? Helaas niet, maar door mijzelf bovengenoemde vragen te stellen heb ik de keuze wel teruggebracht tot drie of vier partijen waarbij ik me als christen redelijk prettig voel. Op dat punt aangekomen speelt verder vooral ook de vraag of ik mij aangesproken voel door de vrouwen en mannen die het gezicht van een partij bepalen. Ben ik overtuigd van hun kwaliteiten? Zullen zij wat voor elkaar kunnen krijgen? Stralen zij overtuigingskracht en integriteit uit? Doordat de campagnes online moeten worden gevoerd is het dit keer misschien wat moeilijker om je daarover een gedegen oordeel te vormen. Maar de televisie-uitzendingen voor politieke partijen en de komende debatten van de lijsttrekkers kunnen ons daarbij helpen.

Ik blijf de media kritisch volgen, maar inmiddels heb ik eigenlijk mijn keuze wel bepaald en de kans dat dit vóór 17 maart nog verandert is tamelijk gering!

Het belang van relativeren

Ik moet bekennen dat de huidige Corona-crisis veel impact op mij heeft. En, dat ik zo langzamerhand schoon genoeg heb van de restricties die nog steeds gelden, vooral omdat het zich laat aanzien dat we daar voorlopig nog niet van af zijn. Als er de komende weken al versoepelingen van de maatregelen zullen komen, zullen die maar heel mondjesmaat zijn. En dus zullen de dagelijkse gesprekken, het nieuws en de tv-praatprogramma nog wel even worden gedomineerd door Corona-onderwerpen.

Inmiddels is wel duidelijk dat de pandemie niet alleen voor veel stergevallen en IC-opnames zorgt, en grote aantallen mensen fysiek ongemak brengt, maar dat het ook ernstige sociale en mentale gevolgen heeft. Ik kan geen enkele sympathie opbrengen voor de relschoppers van enkele weken geleden, maar snap wel dat er een breed gevoel van diep onbehagen is. Het hakt erin als je niet gewoon bij je ouders, je kinderen en kleinkinderen en je vrienden op bezoek kunt gaan. Thuiswerken is voor velen niet eenvoudig. De horeca is dicht. Winkelen is maar heel beperkt mogelijk. Middelbare scholen blijven nog gesloten. Het verlies van je baan of de ondergang van je zaak—het is allemaal heel heftig. Maar, als ik er soms flink van baal en erover klaag dat het leven nu in veel opzichten ongelooflijk saai is, probeer ik mijzelf te vermanen en mijzelf voor te houden dat mijn persoonlijke situatie bij lange na niet zo benard is als die van miljoenen landgenoten.

Het is belangrijk om te kunnen relativeren. Wat we meemaken mag beroerd zijn, maar het is niet te vergelijken wat veel anderen moeten doorstaan. Die les, dat relativeren belangrijk is, leren we ook als we naar de geschiedenis kijken. Ik ben op dit moment het meesterlijke boek van David van Reybrouck aan het lezen over de geschiedenis van de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië en van de manier waarop Nederland daarmee is omgegaan. Van Reybrouck is een Belgische onderzoeksjournalist die eerder een even verbluffend als triest boek schreef over de Belgische kolonisatie van de Kongo en het chaotische einde daarvan. Zijn nieuwe boek over de Nederlandse rol in wat ooit Nederlands-Indië was geeft een ontluisterend beeld (Revolusi: Indonesië en het Ontstaan van de Moderne Wereld). Zo langzamerhand was ik wel redelijk goed geïnformeerd geraakt over de zgn. “politionele acties” na het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland haar koloniale bewind weer probeerde voort te zetten. Dat daarbij tal van gruweldaden werden gepleegd was lange tijd niet tot het gros van de Nederlandse bevolking doorgedrongen, maar geleidelijk aan is het besef gegroeid dat er daar iets heel radicaal mis was gegaan. Maar nu maakte vooral het gedeelte over de Japanse bezetting ten tijde van de Tweede Wereldoorlog veel indruk op mij. Niet alleen werden tienduizenden Nederlanders (en Duitsers die in Indonesië verbleven) geïnterneerd en kwamen zij in de hel van de “jappenkampen” terecht, maar ook van de plaatselijke bevolking kwamen ongeveer vier miljoen mensen om vanwege de barre omstandigheden en nijpend voedselgebrek. Al lezend besef je dat een Corona-pandemie heel ellendig is, maar dat in het verleden samenlevingen soms door een periode heengegaan zijn die oneindig veel erger was dan wat wij momenteel meemaken. Ja, kunnen relativeren is heel belangrijk!

Wat hield de mensen in Indonesië destijds op de been? De hoop dat er licht was aan het einde van de tunnel. De vijand zou worden verslagen. De ook in Nederland bekende evangelikale schrijver Max Lucado schreef in zijn boek Fearless over de Amerikaanse admiraal James Stockdale. Hij werd tijdens de Vietnamese Oorlog krijgsgevangen gemaakt en werd acht jaar lang onder erbarmelijke omstandigheden vastgehouden in een kamp voor krijgsgevangenen. Toen hij eindelijk werd bevrijd, werd hem gevraagd hoe hij het al die tijd had kunnen volhouden. Dit was zijn antwoord: “Ik raakte mijn geloof in het einde van het verhaal nooit kwijt. Ik bleef ervan overtuigd dat ik ooit weer vrij zou komen en dat uiteindelijk deze ervaring een beslissende episode in mijn leven zou zijn, die ik, in retrospect, niet had willen missen.” Ik weet niet of ik, als de pandemie voorbij is, ook zo op mijn Corona-“gevangenschap” zal kunnen terugkijken. Maar de instelling van deze admiraal is heel waardevol. Blijven geloven dat het verhaal uiteindelijk goed afloopt houdt ons op de been—ook nu ons leven wordt getekend door Covid-19.

The vaccin–who gets it first?

We, Dutch people, are good at building dikes and at water management. And we are undoubtedly good at a few other things as well. But when it comes to managing the Corona crisis, we are not doing too well. Plans keep continually changing. At first it was not considered necessary to close elementary school, but later it was deemed essential. While in many countries the wearing of masks was considered an important measure to reduce the spreading of the virus, it took months before in our country this decision was reached–at first along the lines of “even if it doesn’t help, it doesn’t hurt”, but at long last as an obligation in all public places.

Initially the testing did not run as smoothly as in many other countries, and there was a lot of wrangling over which groups of the population should be tested first. Now that we have embarked on the vaccination program, the government’s strategy once again often remains rather foggy. Admittedly, the government should not get all the blame, as circumstances have changed from time to time. For example, deliveries of the vaccines-in particular of AstraZeneca-are not following the original schedule.

Predictably, there is now a lot of discussion about the order in which the various target groups should be vaccinated. I must confess that I fervently hope that the category to which I belong — people aged 75 and over, with some underlying medical issues — will be vaccinated very soon. This will be a group that is to be vaccinated by GPs and I hope that, in the opinion of my GP, there are sufficient medical reasons for me to be included in the cohort of the vulnerable over-75s. (After that, I prefer to forgo that qualification again.)

It is, of course, a good thing that people who work in hospitals are first in line. And no one will deny that elderly people in nursing homes are so vulnerable to the virus that they should also be high on the priority list. And that general practitioners themselves should be given priority is certainly also defensible. But doesn’t the same apply to people in education? However, a clear strategy has so far been hard to detect. I sometimes feel sorry for Mr. Hugo de Jonge, the cabinet minister who is responsible for the difficult Corona portfolio. After all, there are a great many organizations that must be consulted, and that want to have their say, and it seems that there are now close to 17 million experts in immunology living in the Netherlands.

There are unpleasant aspects to the manner in which various groups (and sometimes individuals within those groups) argue that the category to which they belong should definitely be given priority. But it is probably unavoidable that there will be strong competition when the demand for a product greatly outstrips its supply. However, this aspect has additional nasty consequences when it comes to the international distribution of the available vaccines that are now approved or in the process of testing and certification. Unfortunately, it appears that the rich countries have made sure that they are the first to be served. This means that many countries outside the affluent West will for the time being receive only very limited supplies of vaccines. Fortunately, some funding is being made available to help these countries in footing the bill, and some pharmaceutical companies have decided to sell to these countries at cost.

As I look at these issues, I am increasingly convinced that some crucial processes in society should be in the hands of the government. I am thinking particularly of the pharmaceutical industry. The development and distribution of medicines should, in my opinion, not be left to the “free” market. And if that sounds to many ears too “socialist”, then I would, at the very least, plead for an international agreement that demands that in real emergency situations the pharmaceutical companies must release their recipe for a vital product (with reasonable compensation), so that such a medicine can be manufactured cheaply on a large scale, anywhere in the world where it can save lives.

Unfortunately, it seems that we, in the West, are still disinclined to see human lives in the developing world as equally valuable as our own. And this, of course, also raises the urgent question of why the Christian Church is not constantly bringing this issue to the attention of government leaders. After all, it is a manifestation of the love for our neighbor–nearby and far-way–that belongs to the very core of Christ’s teaching.